begin van het schooljaar en bestrijkt de periode van 21 augustus tot en met 8 september. De tweede: 1 november tot en met 6 december. De derde: 8 tot en met 20 januari en de laatste: 18 mei tot en met 29 juni. De hoofdstukken binnen de episoden hebben een dag, een datum (zonder jaartal) en de tijd als hoofdstuktitel. Afwisselend worden de hoofdpersonen daarin - scenisch - gevolgd. Het jaar waarin het recente handelingsverloop zich afspeelt moet wel 1989 zijn, want toen was het de laatste keer (afgezien van 1995) dat een schooljaar op maandag 21 augustus kon beginnen.
Dat is hetzelfde jaar als waarin de geruchtmakende Barlaeus-affaire begon. Hoe zat het ook al weer? In het kader van het emancipatiebeleid benoemde de toenmalige PvdA wethouder van onderwijs, Ada Wildekamp, een vrouw als rector aan het Barlaeus-gymnasium in Amsterdam: Charlotte de Vries Lentsch. Het gymnasium wilde dat niet (men had een voorkeur voor een zittende conrector) en er ontstond beroering. De wethouder zette door en in 1989 trad De Vries Lentsch in dienst. Leerkrachten en de medezeggenschapsraad legden zich daar niet bij neer; zij zorgden ervoor dat de rectrix onmogelijk kon funktioneren. Twee bemiddelingspogingen van externe adviseurs mislukten. In 1990 werd een kommissie van goede diensten ingesteld en die kwam tot de konklusie dat rond de rectrix een onwerkzame situatie was ontstaan. Haar bleef weinig andere keus dan op te stappen.
Over deze zaak gaat het wel en niet in De rectrix.
Het is een voorzichtig man, die Simon Bottema. Niet alleen moest zijn werkelijke naam onbekend blijven, ook laat hij zijn roman voorafgaan door de mededeling dat de geschiedenis van a tot z verzonnen is. Iedere overeenkomst met personen en gebeurtenissen uit de werkelijkheid berust op een merkwaardig toeval. Zoals bekend behelst een dergelijke mededeling meestal het tegenovergestelde van wat beweerd wordt, maar hier - ondanks saillante verschillen tussen de zaak Charlotte de Vries Lentsch en de zaak Carla de Rijk Bezemer (de rectrix in de roman) - krijgt de mededeling een ironische werking. Het is immers onmogelijk voorbij te gaan aan parallellen. Waarom zou je anders (bijvoorbeeld) tegenover het gymnasium in het boek een theater Inferno situeren, daar waar tegenover het Barlaeus gymnasium Paradiso ligt?
Bottema zelf heeft nooit aan het Barlaeus gymnasium lesgegeven. Hij zegt in Vrij Nederland: ‘Ik heb een aantal aspecten van de werkelijkheid in een pan gegooid, daar een portie fantasie aan toegevoegd en dat door elkaar geroerd. Veel schrijvers gaan zo te werk.’ En verderop vertelt hij dat hij vrijwel niets van het Barlaeus afweet. ‘Mijn mapje knipsels over die affaire is flinterdun.’
In het (nog anonieme) interview in Trouw zegt hij dat hij om zijn verhaal vorm te geven niet alleen het geval van het Barlaeus gymnasium gebruikte. Ook het incident van een conrectrix op het Haagse Maerlant Lyceum, die op een eerdere school de leerlingenkas niet had aangevuld voor ze vertrok, terwijl ze daar minstens tienduizend gulden uit had gehaald, lag ten grondslag aan de verhaalhandeling van deze roman. De geheimzinnigheid rond Bottema's pseudoniem en de verhouding tussen de werkelijkheid van het boek en die van de buitentekstuele (historische) werkelijkheid, stonden garant voor enig publicitair tumult. Geprobeerd werd De rectrix als sleutelroman te beoordelen, maar die poging moest op een teleurstelling uitlopen. Voor promotie-doeleinden kan beroering een heilzame werking hebben, tegelijk is het zo dat het zicht op de roman als zodanig enigszins verloren gaat. Dat is jammer, want hoewel De rectrix misschien geen grote literatuur is, is het toch zeker een vermakelijke, hier en daar hilarische, roman, die ook nog eens een duidelijke en bijtende kritiek op de onderwijspraktijk en onderwijsvernieuwingen bevat.