der voordeel van Platteaus ‘kinderlijke’ vertelperspectief is de dramatische ironie die aldus ontstaat; in tegenstelling tot het kind Pierre, interpreteert de lezer wèl. Uit losse opmerkingen valt al snel op te maken dat Marcel gecollaboreerd heeft in de oorlog en daarvoor gevangen heeft gezeten, maar de mate van dat fout-zijn neemt wel steeds scherpere, gruwelijke contouren aan. Zijn schijnbaar onschuldige terzijdes en handelingen komen zo in een ander, dreigend licht te staan, zoals de opmerking tegen een verkoper in de Brusselse jodenwijk: ‘Ik kom nog weleens terug.’ In gelijke mate groeit het mysterie hoe het gezin zo lang onder het lichamelijk en mentaal geweld van deze beul kon functioneren en de schijn voor de buitenwereld zo lang wist op te houden.
Temidden van deze akeligheid zijn er lichtpuntjes. De welwillende leraar Frings, of de trouwe schoolvriend ‘de Deken’ die zijn vaders verbod met de ‘foute’ Pierre om te gaan, weerstreeft. Maar vooral Pierres éénogige grootvader, een groteske, maar niet minder ontroerende figuur die bij iedere mogelijke gelegenheid excelleert in theatraal zelfbeklag: ‘Blind zijn en toch willen werken!’ 's Middags frequenteert hij, begeleid door zijn oogappel Pierre, telkens verschillende cafés, ‘waar hij in sommige habitué is, in andere vaste klant’ en nooit minder dan twee glazen bier consumeert: ‘Als je maar één glas bier drinkt, dan zouden ze vlug zeggen dat je gierig bent.’ Hij overstelpt zijn kleinzoon met (ongewenste) liefde en staat hem bij waar hij kan. De idyllische reis naar het grootvaderlijk geboortedorp die ze samen afleggen om de twist tussen Marcel en zijn familie te beslechten, vormt dan ook een verademing: even zijn ze allebei bevrijd van het sluimerende gevaar. Door grootvaders hulp is er aan het eind van de roman een nieuwe episode in Pierres levensverhaal aangebroken.
Marcel is door zijn vrouw en zoon verlaten; Pierre woont in het naburige Anderlecht bij zijn moeder en haar nieuwe vriend Cyriel, z'n nieuwe vader: ‘Ik kijk naar hem omdat ik weet dat hij een rol in mijn leven gaat spelen, maar het is zonder echte nieuwsgierigheid.’