| |
| |
| |
Hans Neervoort
Ivoren toren op de Veluwe
Over Onder de pannen van Frithjof Foelkel
Laat ik maar meteen duidelijk zijn: Onder de pannen van Frithjof Foelkel is hét romandebuut van het jaar. Een rijke en rijpe roman die doet wensen dat alle schrijvers-in-aanloop gedwongen zouden worden met hun debuut te wachten tot hun vijftigste zodat de literatuur verschoond blijft van dansende dichters op zinderende avonden. Frithjof Foelkel is vijftig.
Zijn Onder de pannen is een leesavontuur zoals je dat slechts af en toe mag beleven, zoals je je dat wenst met ieder boek waaraan je begint. Ontroerend, geestig en beklemmend, geheimzinnig en ongrijpbaar, intens en indringend.
Een rijk boek dat stof te over biedt voor gesprek en polemiek - en dat dus alles in zich heeft om een klassieker te worden. Een oefening in leeszelfwerkzaamheid als die andere klassiekers: De donkere kamer van Damocles en Nooit meer slapen. Niet ten onrechte stelde een ervaren lezer als Theo Sontrop in VPRO's radioprogramma De leestafel dat het een fantastisch boek is, maar dat hij de indruk had dat hij er de helft niet van begreep. En dat is niet erg, zou ik eraan toe willen voegen. Sterker nog, zo hoort het ook.
Vanaf de eerste bladzijde wordt de lezer meedogenloos gedwongen de gebeurtenissen te combineren tot een zinvol geheel. Gedeeltelijk tevergeefs, zo zal achteraf blijken. Ook dat hoort zo. Al meteen met de eerste zin zet Foelkel de toon: ‘Er viel niets te redden - de man was dood.’ De woorden staan in een proloog van een anonieme bezorgster van het op die proloog volgende manuscript. Ze zouden het begin kunnen vormen van een misdaadroman, ware het niet dat de bezorgster in de erop volgende zinnen ons lezers duidelijk maakt dat we dat wel uit ons hoofd kunnen zetten. De man is overleden aan een hartaanval en er is - zo meldt ze alsof ze de gedachten van de lezer heeft kunnen raden - geen sprake van moord of zelfmoord. Maar ook zonder misdaad is er in dat begin volop mysterie aanwezig. De bezorgster mocht bijvoorbeeld zomaar een manuscript bij het lijk wegnemen; enkele regels na die stevige beginzin wekt ze nogmaals verbazing met de mededeling dat het sterfhuis haar goed bekend is en nog voordat de eerste bladzijde is omgeslagen, slaat de verbazing om in ver- | |
| |
bijstering bij haar uitroep: ‘De trots dat hij het karwei had aangedurfd. Het volschrijven van deze blaadjes. Tenslotte dan toch! Dat hij uiteindelijk ja had willen zeggen, waar hij eerder altijd nee zei.’ De bezorgster heeft de dode zo goed gekend dat ze weet dat hij altijd had geweigerd te gaan schrijven. Maar ze noemt hem niet bij zijn naam. De dode moet het doen met haar afstandelijke ‘de man’, waarbij de vraag rijst naar de identiteit van de bezorgster, naar haar relatie met de overledene. Dat mysterie overschaduwt het hele boek, hoewel de lezer als in de beste speurdersroman zo zijn vermoedens heeft. In de epiloog krijgt de lezer de oplossing van het mysterie: de dode man is haar zoon. Maar dan zijn we als lezer al zo ver in hun wereld doorgedrongen dat niets ons meer verbaast, dan zijn we al zover ingevoerd in een krankzinnige roman dat we alleen maar
instemmend kunnen knikken: ja inderdaad, dat is even logisch als deerniswekkend. Deerniswekkend voor de zoon dan.
Het op de proloog volgende verhaal bestaat namelijk uit twee lijnen: de belevenissen van Iwan Winston Kollektief en die van zijn vader Napoleon Kollektief, in stukken geknipt en om en om gerangschikt. Deze structuur heeft in de bespreking van de roman in de media tot nogal wat verwarring geleid. Enerzijds waren er recensenten die ervan uitgingen dat zowel Iwan als Napoleon hun verhaal aan het papier hadden toevertrouwd. Anderzijds waren er besprekers die twijfelden aan het aantal schrijvende personages: een of drie. Verder waren er nog wat die het perspectief in het midden lieten.
Die verwarring is wel begrijpelijk, omdat Onder de pannen een ingenieus gecomponeerde roman is, waaruit relevante informatie zich pas bij zorgvuldig lezen laat distilleren. Om het nog moeilijker te maken is het boek in een zeer afwisselende stijl geschreven. Zo hebben de verhalen van Iwan en Napoleon ieder hun eigen stijl, zodat daaruit het auteurschap niet definitief valt af te leiden.
Voor de oplossing van het raadsel moeten we in de proloog zijn. Ik ken geen proloog-roman waarin zoveel, voor de roman vitale informatie is verwerkt als Onder de pannen. In principe is in bovenstaande citaten uit die proloog de informatie te vinden die nodig is om het perspectiefraadsel op te lossen. De moeder is de enige die uitsluitsel kan geven over de status van het verhaal dat ze heeft bezorgd. Dat doet ze ook. Ten eerste is in de pro- en epiloog slechts sprake van haar zoon, haar man wordt niet genoemd. Bovendien heeft ze het heel duidelijk over één manuscript, dat ze onder het lijk van haar zoon heeft weggegrist, en over het ‘volschrijven van deze blaadjes’. Als er twee manuscripten waren geweest zou de moeder dat gezien hebben aan de twee verschillende handschriften, tenzij Iwan het werk van zijn vader had overgeschreven. Maar dan ligt het voor de hand dat hij het aan zijn eigen doelstelling had aangepast, waardoor het in ieder geval gedeeltelijk zijn eigen werk was geworden.
| |
Op de rand van de waanzin
Er is nog een aanvullende aanwijzing dat Iwan de schrijver van het hele verhaal tussen proloog en epiloog is, maar die komt verderop in dit artikel aan de orde.
Laten we voorlopig eerst Iwans relaas van zijn eigen belevenissen eens onder de loep nemen. Dat is een soms geestig, maar schrijnend verhaal van een jonge man die wat gebrekkig in het leven staat. Nu is dat geen opzienbarend romanonderwerp. Met elke romanfiguur is per definitie wat mis - zonder gebrek geen literatuur. Maar bij Iwan is er flink wat mis. De problemen zijn terug te brengen tot een leven in grote disharmonie. Die disharmonie uit zich in één lang conflict, hoewel bij het begrip conflict niet meteen aan hooglopende ruzies of zelfs (zelf)moordpogingen gedacht moet worden. Er is meer sprake van een voortdurende conflictsituatie, een permanente afwezigheid van harmonie, balanceren op het randje van de waanzin.
Alle problemen in Iwans leven zijn terug te brengen tot een ernstige disharmonie tussen zijn gevoel en zijn verstand. Bij Iwan is het gevoel ondergeschikt geraakt aan het verstand. Hij heeft geleerd blind te varen op zijn ratio en zijn emoties te wantrouwen. Iwan loopt geestelijk mank. Dat uit zich het duidelijkst op het gebied van de omgang met de ander, de anderen, de medemens. Die omgang is op zijn zachtst gezegd niet optimaal.
De uiteindelijke oorzaak is tweeledig: de genen en de opvoeding, nature en nurture. Zijn vader, zo staat dat
| |
| |
althans in het verhaal van diens belevenissen, lijdt aan hetzelfde probleem. Over zijn moeder hebben we het al gehad. Ook zij heeft haar gevoel wel erg sterk onder controle. In de epiloog schrijft ze:
[...] men weet nooit wat men doet wanneer men een kind op de wereld zet. En daarom is men ook niet verantwoordelijk voor de afloop. Men zou over een ontzaglijke kennis moeten beschikken om te kunnen vermoeden waar de dingen uiteindelijk op uit zullen lopen. Men moet het maar gewoon zijn gang laten gaan. Tegenwoordig is het humanisme doorgeschoten en wordt de mens verantwoordelijk gesteld voor alles wat er misgaat.
Zo kun je je verantwoordelijkheid als ouder ook wegredeneren. En dat brengt ons bij Iwans opvoeding. Hij groeit op in eenzaamheid, als enig kind, in een afgelegen huis op de Veluwe (consequent de ‘enclave’ genoemd), zonder gas, elektriciteit en stromend water, zonder vriendjes en vriendinnetjes om mee te spelen en zijn ik te ontdekken, met een vader van vijftig, die twintig jaar ouder is dan zijn moeder, een vader en een moeder die het allebei te druk hebben om zich met hem bezig te houden. Hij blijkt dan ook een ongelukje te zijn. Geen van beiden lijkt in staat zich effectief met de opvoeding van Iwan te bemoeien. ‘Later (na de kleutertijd, HN) had ik minder last van je,’ zegt zijn moeder tegen hem in een gesprek na de dood van zijn vader. En: ‘Je keerde je van ons af. [...] Al tijdens je lagere-schooltijd.’ Die afwijzende houding van Iwan is niet zo vreemd, want de moeder heeft even daarvoor de anecdote verteld dat hij als kleuter aan kwam lopen naar het huisje waarin zij zat te schrijven, terwijl hij zijn rode mutsje tot over zijn ogen trok, ‘en, als dat niet hielp, weer tot boven je ogen. Waarna je luid begon te zingen.’ Dit is misschien wel het pregnantste beeld van Iwan in de hele roman: een jongetje met een mutsje over zijn ogen, dat af en toe dat mutsje voor zijn ogen vandaan trekt om te kijken waar hij loopt. En bij de moeder, die dit gezien heeft, gaat geen lichtje branden, integendeel. Pas 's avonds vindt ze tijd om enige aandacht aan het struisvogelgedrag van de kleuter te schenken, zonder dat er trouwens iets mee gedaan wordt. Daar ligt de kiem van het beeld dat Iwan later van zichzelf heeft en dat hij bij de psychiater omschrijft als ‘een punt op de (steile) zuidhelling van de Himalaya. Een verontreinigingetje, boven in de foto, een puntje.’ De onherbergzaamheid van het leven, volgens Iwan.
Als kind moet hij zichzelf vermaken. De natuur begint bij de voordeur, maar die natuur heeft niet echt de interesse van de jongen. Hij kijkt liever naar de sterren dan naar de dennen of de herten. Zijn belangstelling geldt de levenloze macrokosmos ver weg, meer dan de levende microkosmos om hem heen, een macrokosmos bovendien die geordend is.
| |
Geniaal maar gek
Hiermee is misschien de indruk gewekt dat de verhouding met zijn moeder de oorzaak van zijn problemen is, maar dat is maar voor een deel zo. Zijn slechte geestelijke gezondheid is voor een groot deel te wijten aan zijn vader, een zeer dominante, egocentrische man. Een cliché bijna, als hij niet geniaal en een beetje gek was. Hij dwingt Iwan min of meer in de Oedipusrol. Iwans hele leven staat in het teken van de strijd met zijn vader. Het is een stille strijd want zijn vader praat nauwelijks met hem terwijl hij van de weeromstuit niet met zijn vader praat. Hij probeert uit alle macht van hem te winnen met schaken - de enige gelegenheid dat zijn vader enige interesse in hem toont - en hij kiest dezelfde studierichting als zijn vader, de natuurkunde, om hem op zijn eigen terrein te kunnen verslaan. De studie verschaft hem tevens de gelegenheid aan de directe invloed van zijn vader te ontkomen. Het is het eerste duidelijke teken van zijn streven naar harmonie.
Zijn studie brengt die harmonie echter niet. Hij wordt wetenschappelijk gevormd, maar sociaal gezien komt hij van de regen in de drup. In een omgeving die krioelt van de mensen slaagt hij er niet in zijn isolement te doorbreken. Hij blijft de eenling die hij was en verkommert op zijn kamertje. Hij schaakt tegen de computer, een tegenstander die er niet echt is, en hij speelt beroemde veldslagen uit de geschiedenis na. Die bieden een dubbele overzichtelijkheid: allereerst een wereld die in twee partijen is verdeeld (de Duitsers en de Fransen, de geallieerden en de Duitsers) en ten tweede: gebeurtenissen die vastliggen in de geschiedenis. Reconstrueerbaar. De geschiedenis
| |
| |
heeft de mensen van hun onvoorspelbaarheid ontdaan. Ze zijn abstracties geworden.
Erger nog, de wetenschap helpt hem zelfs niet de natuurkundige problemen waar hij mee zit, op te lossen. Cynisch genoeg vindt hij later de oplossingen wel, maar dan interesseren de problemen en de oplossingen hem niet meer. Dat hangt samen met een keerpunt in zijn leven. Iwan die zich altijd verlaten had op zijn verstand, op de orde scheppende claim van de wetenschap, komt door zijn studie tot de conclusie dat die wetenschap valse pretenties heeft. De wis- en natuurkunde streven er niet naar orde te scheppen, maar houden zich bezig met modieuze en dus lucratieve deelprobleempjes. Niet het zoeken naar de waarheid is het doel, maar het behouden van een baan of het binnenslepen van een subsidie. Dat inzicht begint zijn bestaan nog ernstiger te ontregelen.
Na zijn studie vindt Iwan een deeltijdbaan als redacteur van een encyclopedie. Het werk past uitstekend bij hem: kennis samenvatten, overzichtelijk maken, ordenen. Een bijkomend voordeel is dat hij niet met mensen hoeft samen te werken, want met mensen kan hij niets, zoals hij de psychiater vertelt als die hem vraagt naar het waarom van zijn vroegere studiekeuze. Mensen vertegenwoordigen in hoge mate de chaos.
| |
Maatschappijkritisch theater
Mensen doen een beroep op zijn (sociale) gevoel, maar hij heeft nooit geleerd met mensen om te gaan. Die twee problemen, het falen van het verstand als ordeschepper en de chaos van de gevoelens, dwingen hem te zoeken naar een oplossing. Hij realiseert zich - kennelijk - terecht dat de enige oplossing te vinden is in het ontwikkelen van het gevoel.
Omdat hij een paar toneelstukken heeft geschreven, komt hij in contact met het KATER, het Koninklijk Aktie Theater, de toneelgroep van de Universiteit van Amsterdam. Het is 198., het jaar van de inhuldiging van Koningin Beatrix, het jaar van de krakersrellen. Het Kater is een toneelgezelschap van studenten die noch studeren noch toneelspelen. Vergaderen, in de kroeg nakaarten over de vergaderingen en spandoeken schilderen zijn zo ongeveer de enige bezigheden waarop de leden te betrappen zijn. Er moet maatschappij-kritisch toneel gemaakt worden, maar de maatschappij-kritische finesses ontgaan Iwan. Sterker nog, in wezen interesseert de inhoudelijke kant van het toneel noch de maatschappij hem erg veel. Hij heeft zich alleen maar bij het gezelschap aangesloten om zich uit zijn isolement te verlossen, om ergens bij te horen. Hij wekt zelfs de indruk dat hij onder geen beding uit de toon wil vallen.
Iwan heeft besloten dat aanpassing aan de anderen de enige weg is naar harmonie tussen hem en die anderen, de buitenwereld, maar daarin faalt hij, want ook het toneelgezelschap brengt hem die harmonie niet. Ook deze keer ligt dat niet helemaal aan hem. Het maatschappij-kritische ligt niet in zijn aard, niet omdat hij niet kritisch is ten opzichte van die maatschappij, maar, integendeel, omdat hij net als zijn moeder en zijn vader een afkeer heeft van die maatschappij. Maatschappijkritiek komt voort uit bekommernis om die maatschappij en die bekommernis kent Iwan niet. Er is echter nog een belangrijker reden waarom zijn verblijf bij het Kater op een teleurstelling uitloopt. Het gezelschap biedt hem niet de warmte waarnaar hij op zoek is. Het engagement is slechts een abstractie, is slechts theoretisch. In de praktijk komt hij terecht in een koud, harteloos milieu. Niemand stelt belang in de ander. Opvallend is de totale afwezigheid van vriendschaps- en liefdesrelaties in het boek. Zelfs sex is volkomen afwezig, zowel bij Iwan als bij de anderen. En als er al een keer een meisje in een bijzin een relatie krijgt, ontvlucht zij in diezelfde bijzin nog het toneelgezelschap.
Het is geen omgeving waarin Iwans sociale gevoel tot ontwikkeling kan komen. De chaos in het gezelschap is enorm. Zelfs het penningmeesterschap dat hij vervult, een kwestie van ordening in een overzichtelijk debet en credit, blijkt in de praktijk een onmogelijke bezigheid: hij verzandt in vage declaraties van taarten en studiereizen.
De werkelijke oorzaak van het mislukken van zijn socialisatiepoging is dat zijn aandacht gericht is op de ander, maar dat heeft hij zelf nog niet door. Hij voelt dat zijn mogelijkheden uitgeput zijn en besluit een deskundige te raadplegen. Zelf ziet hij dat achteraf als het begin van zijn oplossing, zijn definitieve keuze. Niet voor niets begint hij zijn relaas met het
| |
| |
eerste bezoek aan de psychiater. Iemand (Iwan zelf, zijn moeder?) heeft overigens Iwans deel van dit gesprek weggelaten, zodat we alleen de vragen, antwoorden en opmerkingen van de therapeut te lezen krijgen. Heel geestig alweer, als het niet zo schrijnend en dreigend was. Zelfs wie de paar flarden van gesprekken - of wat daar voor door moet gaan - leest, komt met Iwan tot de conclusie dat ook de psychiater op korte termijn in ieder geval geen hulp kan bieden, hoewel Iwan zich wel prettig voelt bij de aandacht die de psychiater aan hem besteedt en hij in staat is zijn probleem te benaderen.
| |
Onder behandeling
Zoals ik hierboven al aangehaald heb, vergelijkt Iwan zich bij het eerste bezoek aan de psychiater met een punt op de zuidelijke helling van de Himalaya. Dat beeld heeft twee implicaties: allereerst geeft het aan hoe geringschattend hij op zichzelf neerkijkt. Ten tweede duidt dat beeld op de barre bedreiging die de buitenwereld voor hem betekent. Onderweg naar een volgende gesprekssessie met de psychiater denkt Iwan: ‘Op een dag zal ik gezond zijn. Afscheid hebben genomen van de chaos der gevoelens.’ En als de psychiater even later vraagt of hij dan voor zichzelf geen gevoelswereld kan scheppen, antwoordt hij: ‘Nee [...] Want bij mij moet er iets aan voorafgaan. Vooraf aan het gevoel moet er orde zijn. Hoe zou ik kunnen voelen, wanneer ik de dingen niet eerst hun nummer geef?’ Hij weet wel waar de problemen liggen, maar heeft niet helemaal door wat de problemen precies zijn. Het is duidelijk dat Iwan zich verlaat op de rede. Dat is de bron van alle ellende. Hij denkt dat hij zijn hele leven door kan blijven hinken.
Een modieuze vraag als ‘Kun je dan voor jezelf geen gevoelswereld scheppen?’ maakt duidelijk dat van zo'n vraagsteller geen heil te verwachten is. Iwan krijgt dat zelf ook wel door. Hij zal uiteindelijk zijn lot weer in eigen hand nemen, daartoe ongetwijfeld mede geïnspireerd door Over literatuur van Lodewijk van Deyssel. Het stuk - in de door mij gebruikte Prisma-uitgave waarin het na de verhalenbundel Studies naar het naakt model van Frans Netscher is uitgegeven, beslaat het bijna 41 bladzijden - is een uitgebreide, vernietigende kritiek op Frans Netscher, diens stijl en diens interpretatie van het (Franse) naturalisme, waartegenover Van Deyssel in één moeite door in een wervelende en wervende stijl zijn eigen (naturalistische) literatuuropvatting zet. Die literatuuropvatting moet voor Iwan een openbaring geweest zijn: ‘Wij kunstenaars zijn alles, wij alleen zijn het geluk en de liefde van de toekomst.’ Het moet Iwan toegeschenen hebben alsof hij alleen maar hoefde te gaan zitten om nooit meer te hoeven hinken.
De dood van zijn vader - die overigens zeer omzichtig wordt omzeild, er is geen enkele aanwijzing in het boek te vinden hoe, wanneer en waaraan hij gestorven is - komt voor Iwan cynisch genoeg op het juiste moment. Hij hoeft de feitelijke strijd met zijn vader niet meer aan te gaan. Integendeel, hij neemt - letterlijk - de plaats in van zijn vader, wanneer hij in het huisje van zijn vader gaat wonen. De cirkel is rond: hij kan de verwarrende, drukke stad achter zich laten en zich terugtrekken in de binnenlanden van de Veluwe om zich bezig te houden met de literatuur en met Van Deyssel als baken:
‘Wij zijn de Revolutie in de Literatuur. [...] En wat staat onze revolutie ver boven de maatschappelijke! [...] Wat wereld! Wat mensen! Wij dragen een wereld vol mensen in ons gemoed, die wij storten over de stoffelijke wereld, om haar de hoogste genieting te geven, en in enkele uren een eeuwigheid van vreugde.’
In dit meer dan zelfbewuste proza vindt Iwan onder andere een rechtvaardiging voor zijn isolement: de ivoren toren. In zekere zin zou je uit dat zelfgekozen iolement kunnen concluderen dat hij zichzelf, zijn onvermogen op een redelijke manier met andere mensen om te gaan, accepteert. (Ik zou zelfs nog een stap verder kunnen gaan: de mens is niet tot meer in staat dan zich in een hutje op de Veluwe op te houden.) Dit zich-terugtrekken is geen vlucht, zoals blijkt uit de de slotzin van Iwans relaas: ‘Ja, dacht ik, als ik hier eens ging wonen.’ Vooral het laatste woord is typerend: het heeft iets voldaans, iets tevredens, ondanks of juist door de totale stilte en de totale duisternis van de nacht waarin Iwan die woorden overdenkt. Maar ook om een andere reden is er geen sprake van een vlucht. Hij heeft een doel, hij trekt zich terug om zich aan het schrijven te wijden, een taak die door Van Deyssel is geïnspireerd, en door zijn moeder: l'art pour l'art.
| |
| |
Maar Iwan combineert het artistieke met het praktische. Zijn schrijven heeft een therapeutische component. Hij schrijft om inzicht te krijgen in zijn eigen problemen. Wie zijn relaas leest, krijgt de indruk van een schrijver die wanhopig bezig is de waanzin de baas te worden. Wie daarnaast ook naar het relaas van Napoleon kijkt, ziet hoe mooi Iwan zijn roman vormgegeven heeft. In de eerste plaats is in het verhaal van Napoleon prachtig Iwans gekte gespiegeld, maar tegelijkertijd is het natuurlijk ook een verhaal van de gekte zijn vaders, waardoor duidelijk wordt waar Iwans psychische problemen mede hun oorsprong hebben. Dit determinisme verraadt de invloed van de Tachtigers.
| |
Literatuur als slagveld
Maar het blijft niet bij het sombere determinisme van Coenen, Emants en Van Oudshoorn. In Napoleons verhaal heeft Iwan getracht zich in te leven in zijn vader (‘een wereld vol mensen in ons gemoed’), waardoor hij een eerste stap zet op het pad der genezing, tot geestelijk gezond worden. Uit de vorm die Iwan gegeven heeft aan het verhaal van Napoleon - een lange brief waarin Napoleon zijn zoon ettelijke malen aanspreekt - blijkt bovendien zijn behoefte aan contact met zijn vader. Door ook zijn vader een behoefte aan contact toe te dichten overbrugt hij de kloof die hen scheidt. Toegegeven, het contact is alleen maar mogelijk na de dood van Napoleon en via de literatuur. Wat dat laatste betreft blijkt Iwan bezig te zijn geweest met het ‘scheppen van een eigen gevoelswereld’, de oplossing van de psychiater.
Het resultaat van zijn literaire inspanningen is een geslaagde poging zijn vader te verslaan, niet meer op zijn eigen terrein (dat - zo blijkt uit beider verhaal - is een doodlopende weg), maar op het terrein van de literatuur. Dat is misschien wel de meest fundamentele reden waarom hij zijn vader als schrijver opvoert. Daarmee kiest hij tevens de weg van zijn moeder, die immers het artistieke in de familie vertegenwoordigt. Het betreft hier een omtrekkende aanvalsbeweging, om in Iwans veldslagterminologie te spreken.
Er is één zwakke plek: Iwan sterft niet lang na de voltooiing van de roman. En aangezien zijn relaas ophoudt op het moment dat hij besluit zich op de Veluwe te vestigen, dus voor hij met schrijven begonnen is, kunnen we het resultaat van de omslag van zijn leven slechts uit de roman opmaken.
De dood van Iwan heeft iets opmerkelijks. Hij sterft aan een hartaanval en dat terwijl hij begin dertig is en het uiterlijk heeft van een commando. Het ligt voor de hand aan een psychosomatische oorzaak te denken, want de emoties die naar buiten kwamen, waren wel erg heftig. Maar er is, denk ik, meer aan de hand. Zoals vriendschap en liefde volkomen afwezig zijn in het verhaal, zo is er een bijna totale afwezigheid van de lichamelijkheid. Niet alleen over sex, maar ook over honger, dorst en slaap wordt niet of slechts in vage zin gesproken. Iwan heeft - zo lijkt het - nauwelijks contact met zijn eigen lichaam. Lichamelijke behoeften zijn met het verstand namelijk niet onder controle te brengen. In dit verband is een herinnering aan zijn studententijd die hij noteert tekenend. 's Nachts wandelt hij door Amsterdam, piekerend over natuurkundige problemen. Bij thuiskomst wil hij in de wasbak urineren, maar de afvoer is verstopt. Wat een symboliek!
Dat Iwan zijn lichaam negeert, heeft met zijn vroegtijdige dood te maken en met zijn problemen. Het zitten heeft hem niet alleen goed gedaan, uiteindelijk wordt het zijn ondergang.
| |
Ingenieuze structuur
Tot nu toe heb ik zorgvuldig geprobeerd binnen de roman te blijven. Er komt echter onherroepelijk een moment dat je de roman als roman, als door de schrijver geconcipieerd kunstwerk, moet gaan beoordelen. Welnu, Onder de pannen is van een grote ingehouden gedrevenheid. De zeer doordachte, hechte structuur was noodzakelijk om een dam op te werpen tegen de hoge golven van de emoties, want dat er veel heftige emoties aan ten grondslag liggen is duidelijk. Eenzaamheid, onzekerheid, levensangst. In een openhartig en aangrijpend vraaggesprek in De Groene Amsterdammer van 15 maart 1995 maakt Foelkel duidelijk dat een groot deel van de roman autobiografisch is. Niet dat dat voor een lezer van groot belang is, maar het verklaart wel waar die emoties vandaan komen. Zijn geestigheid (om iemand die bij de SEMSTO werkt, de Stichting Evaluatie Methode en
| |
| |
Systematiek in Theoretisch Onderzoek, de naam Jif te geven bijvoorbeeld) zorgt ervoor dat de roman nooit larmoyant wordt. De stijlwisselingen zorgen voor een flinke afstand tussen gebeurtenissen en lezer.
En wat die structuur betreft: Foelkel hanteert op ingenieuze wijze het beproefde literaire procédé van het gevonden manuscript. Het effect is dat de spanning, die de vraag naar de identiteit oproept, over het verhaal heen van proloog naar epiloog wordt opgerekt, met als resultaat dat de moeder niet alleen inhoudelijk maar ook structureel aan de basis staat van Iwans schrijverschap. Met andere woorden: door de moeder als bezorgster op te voeren wordt van de driehoek (vader, zoon en een beetje de moeder) een gelijkbenige driehoek geconstrueerd, waarvan Iwan door zijn vader als schrijver te introduceren een gelijkzijdige maakt. Door die driehoek heen is een cirkel gevlochten. Het uitgangspunt van deze roman ligt in een manuscript van de moeder dat de vader in haar bureau ontdekt als ze het huis heeft verruild voor het ziekenhuis (en niet voor een doodskist zoals Doeschka Meijsing in Elsevier van 25 februari 1995 abusievelijk vermeldt). Dat manuscript zet vader Napoleon ertoe aan zelf een roman (in de vorm van een brief) te gaan schrijven. Iwan vindt daarin op zijn beurt de aanleiding om zijn ervaringen op schrift te stellen en dat leidt uiteindelijk tot de bezorgsters-werkzaamheden van de moeder. Hierdoor wordt het schrijven tot fundamenteel thema van het verhaal gepromoveerd.
Met die cirkel- en driehoekconstructie heeft Foelkel een heel scala aan stijlmogelijkheden geschapen die hij volleerd hanteert. Alledrie zijn personages krijgen een eigen toon. Iwan wordt bovendien in de gelegenheid gesteld een aantal verschillende registers te bespelen. En door het hele verhaal heen is de humor nooit ver weg, over het algemeen in toom gehouden door de tragische, schrijnende context, wanneer we tenminste de opmerkelijke, satirische beschrijving van de overheidsreactie op de krakersrellen - een wat te zwaar aangezette satire - buiten beschouwing laten. Daar verhaalt Foelkel dat de marine wordt ingezet om de krakers uit te schakelen. De mariniers staan onder leiding van ‘brigadegeneraal (sic!) J.M.F. Dodelijke Hondebeet’. Dit stuk is werkelijk wat te melig. De marine kent overigens de rang van brigadegeneraal niet - de overeenkomstige rang bij de marine is die van commandeur.
Een ander opmerkelijk fragment is te vinden in hoofdstuk 6 van Deel Een, ‘De wetenschap van de staat’, waarin Iwan solliciteert naar een baantje bij de SEMSTO, de instelling die onderzoek doet naar het doen van onderzoek. In een deel van dat hoofdstuk beschrijft Iwan zichzelf door de ogen van Jif, degene bij wie hij solliciteert. Relativerend en geestig.
Speciaal zijn de cursieve gedeelten in Iwans relaas. Meestal zijn het gedachten die hij heeft ten tijde van, of naar aanleiding van de situatie waarin hij verkeert. Deze gedeelten zijn sensitiever van toon dan de omgeving waarin ze verkeren.
| |
In de literatuur kan alles
In dag- en weekbladen werd lovend gesproken over Onder de pannen. Juist een dergelijk boek toont echter weer eens het nadeel aan van de gewoonte een boek zo snel mogelijk na en liever nog voor publicatie te bespreken. De recensent is niet in de gelegenheid het werk na enige tijd nog eens te lezen. Het gevolg laat zich raden. Zo heeft Arnold Heumakers in de Volkskrant van 10 maart 1995 over het hoofd gezien dat de jongeman van de uitgeverij met wie de vader van Iwan contact heeft en die hem nogal cynische adviezen geeft over de roman die Napoleon aan het schrijven is
(Maar laat u niet ontmoedigen. In de literatuur kan tegenwoordig alles. Springt u van de hak op de tak? Weest u niet bang. We delen u gewoon in bij de schrijvers die van de hak op de tak springen! [...] U moet het zoveel mogelijk in actie zoeken, dan is het eventueel ook nog te verfilmen. Seks is altijd bruikbaar. Kunst is een toegang tot het bruisende leven. Exploiteert u het mystieke, magische, stuitend realistische. Of voor mijn part de quantummechanica. De lezer van tegenwoordig is een routinier. Een alles-eter. Of op de manier van de Dancing Wu Li Masters - men is dol op raadsels, op magische kubussen, op geweld. Voor mijn part laat u in uw boek een atoombom ontploffen. Dat alles moet u, met
| |
| |
uw achtergrond, toch een beetje verantwoord kunnen vormgeven?)
helemaal niet een jongeman van een uitgeverij is, maar een van de leden van het Kater, omdat de vader in zijn vergeetachtigheid het telefoonnummer heeft gedraaid dat Iwan hem gegeven had voor het geval zijn vader hem wilde bereiken. Eenzelfde fout maakt Onno Blom trouwens in Trouw van 24 maart 1995. Waar allen het over eens zijn is de complexiteit van de roman en de daaruit voortvloeiende noodzaak hem te herlezen om ten volle van dit uitzonderlijke boek te kunnen genieten.
Wie het interview leest van René Zwaap in De Groene Amsterdammer en ziet hoeveel jeugd Foelkel in zijn roman heeft gestopt, vraagt zich afwaar zijn volgende roman nog over zou kunnen gaan. Zweefvliegen? Ik denk dat ik voorlopig eerst Onder de pannen nog eens ga herlezen.
|
|