| |
| |
| |
Yves van Kempen
De debutant als omnivoor
Over De eeuwige jachtvelden van Nanne Tepper
Zinnen of fragmenten tekst overschrijven die je raken, boeien, intrigeren of inspireren, de vulpen op het ritme van andermans woorden over het papier laten glijden op een moment dat concentratie en verstrooiing om voorrang strijden; dat is een nauwelijks te omschrijven genot. Tijdens het noteren komen ideeën, koortsachtig begin ik kanttekeningen te plaatsen, zet uitroeptekens, omcirkel woorden, onderstreep zinsdelen en pen weer rustig verder. In het spanningsveld tussen de bewegende hand en het meeschrijvende hoofd wordt langzaam, woord voor woord, een creatief veld opgeladen waarin zich een tekst aandient, voor mij nog goeddeels onbekend.
Teksten brengen teksten voort, elke tekst slorpt een andere op en gaat er mee verder. Lezen is meeschrijven, overschrijven en zelf gaan schrijven. De middeleeuwse rederijkers maakten zich zo het metier van schrijver spelenderwijs eigen, in renaissance-tijd en classicisme wierpen aankomende auteurs zich enthousiast op het creëren volgens de regels van de imitatio, de zo perfect mogelijke nabootsing van het bewonderde voorbeeld. Die werd gezien als katalysator in een proces van gedaanteverandering. Ze moest een persoonlijke transformatie en incorporatie tot stand brengen en wel zodanig dat het geïmiteerde niet alleen eigen werd, maar tevens een integraal deel zou gaan uitmaken van het kreatieve denkwerk. Dat is een inspiratieve copieerlust die alle in de moderne tijd opduikende eisen van originaliteit ten spijt, nooit weg is geweest.
Tegenwoordig is ze zelfs heviger dan ooit aanwezig bij een groep toonaangevende auteurs als Atte Jongstra en Dirk van Weelden. Al is dat om weer andere redenen want ze is nu gekoppeld aan de vraag hoe je moet debuteren in een tijd waarin een stroom van honderden titels jaarlijks de boekenmarkt overspoelt. En hoe moet je verder, opboksend tegen de gevestigde bibliotheek waarin eeuwen vertelkunst ligt opgeslagen en daarmee een duizelingwekkend aantal geschreven verhalen, fantasieën, droombeelden en metaforen? Een loden last, dat zeker, maar die drukt al heel wat minder als ze opnieuw productief wordt gemaakt.
| |
| |
Die bibliotheek gebruiken ze derhalve als magazijn van de verbeelding. Met een aanstekelijk plezier hangen ze de kleptomaan uit, jatten stijlen, ratsen thema's, pasticheren idiomen en mystificeren teksten dat het een lieve lust is. Zonder schroom voor grootheden en reputaties kammen ze teksten uit en doen er in het eigen gebruik hun voordeel mee. Profijtelijk lezen zou je die houding kunnen noemen. Ze is er vooral om de eigen schrijfdrift voortdurend te activeren. Achter al dat citeren, bewerken en schrijven gaat nog iets anders schuil: de gemaakte keuzes leggen niet zelden literaire affiniteiten bloot.
| |
Omnivore nieuwkomer
Ook Nanne Tepper is zo'n omnivore nieuwkomer, zo blijkt uit zijn hoogst intrigerende roman De eeuwige jachtvelden. Een voortreffelijk debuut. Het is een boek waarmee zich een schrijver aandient die heel wat in zijn ransel heeft. Achter in het boek is een verantwoording opgenomen met daarin deze mededeling: ‘Alle overeenkomsten van scènes en sores in deze roman met die in andere levende en dode kunstwerken berusten op louter toeval, behalve daar waar de schrijver een verwijzing ambieert.’ Zo'n zin verraadt een speelse geest en het nodige literaire zelfbewustzijn. De combinatie van ironie en ambitie mag een tikkeltje arrogant lijken, maar schrijvers die niet met de sterren willen concurreren, verbleken al snel. En Nanne Tepper zet hoog in. Gaandeweg blijkt al snel dat hij nogal eens wenst te verwijzen. Zelfs de inhoudsopgave doet mee. En de literatuur waarmee hij zich associëert is de minste niet. Ga maar na, een roman die voor het grootste deel op het platteland speelt, in een geïsoleerde familie waarin broer en zus een obsessieve genegenheid voor elkaar opvatten, doet al snel aan Hugo Claus' romandebuut De Metsiers (1958) denken en aan Nabokovs schitterende, vuistdikke familieroman Ada (1969). Tepper noemt Ada - een boek over geluk - in zijn Verantwoording en de parallellen daarmee zijn wezenlijk.
Die thematisering van het incestueuze is allerminst van vandaag of gisteren. Ze heeft haar wortels in een mythisch verleden en is rechtstreeks verwant aan de Thebaanse sage over Oedipus en de psychologische situatie die daarin opgesloten ligt: aanhankelijkheid van de zoon ten opzichte van de moeder, vijandigheid en soms - dubbelzinnige - genegenheid ten opzichte van de vader met daaraan gekoppeld een onbewust schuldgevoel dat voortkomt uit aggressieve verlangens. Ze is sindsdien regelmatig het middelpunt van dichterlijke belangstelling geweest en heeft in ontelbare variaties en vermommingen stof geleverd voor verhalen en gedichten. Vooral de romantici, de artistieke tegenhangers van het verlichtingsdenken met zijn hoop op een redelijke wereld, waren er door gefascineerd. Chateaubriand bijvoorbeeld en Baudelaire die in de moderne kunst een essentieel demonische tendens onderkende. Er ontstond in de negentiende eeuw zelfs een naam voor deze overgave aan een gruwelijke schoonheid: het sublieme.
Nanne Tepper
| |
| |
| |
Oostgronings landschap
Tepper maakt enkele regels uit Les fleurs du mal waarin op incest gezinspeeld wordt tot motto van de roman en plaatst zich zodoende in een traditie. En hij accentueert dat middels de compositie van zijn boek. Hoofdpersoon Victor Prins weet kennelijk niet voor niets nauwelijks te kiezen tussen schrijver worden of componist. Het verhaal in De eeuwige jachtvelden is opgebouwd uit vier, in structuur onderling nogal van elkaar verschillende hoofdstukken. De titels daarvan blijken rechtstreeks afkomstig van Der Titan, het eerste grote romantische muziekstuk van Gustav Mahler. De roman presenteert zich derhalve als de partituur van een symfonie. Vergelijkbaar aan de symfonie varieert Tepper op traditionele thema's en laat ze opnieuw klinken. In de geest van Mahlers Eerste gaat het daarbij om een toonzetting waarin afwisselend uitgelaten en desperaat op het bestaan wordt gereageerd. En al even geïsoleerd en eenzaam als de held uit deze symfonie in het leven staat, zijn Victor en zijn twee jaar jongere zus Lisa, de andere hoofdpersoon uit De eeuwige jachtvelden.
Het zijn niet de minste en evenmin de enige artistieke grootheden die tussen de regels opduiken en door wie Tepper zich heeft laten inspireren. Zo zoekt hij in het laatste deel van het boek, een door zijn originaliteit nogal verrassend slotakkoord, nadrukkelijk aansluiting bij Faulkner. Het boek zit dus vol structurele en tekstuele allusies. Maar demonstreren dat je de klassieken kent is een ding, belangrijker is dat Tepper er zich tegelijkertijd van heeft losgemaakt en zijn eigen sfeer weet te creëren. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de contrasten waarin hij het Oostgroningse landschap -Victors chilling fields - oproept en tot voedingsbodem maakt van handelingen en gebeurtenissen in de roman. Tegenover de troosteloze leegte van de winter, gesuggereerd in de afgelegen boerderijen, de kille natheid van de modderige veenmoerassen en de stinkende vuilnisbelten waarop meeuwen zich storten, staat de zoelheid van de zomergloed met zijn overvloed aan geuren en kleuren die de lusten in lichterlaaie zet. Het regelmatig opduikend Oostgronings dialect past daar mooi bij. In de beschrijving van deze atmosfeer waarin mens en omgeving in elkaar oplossen is Tepper misschien wel op zijn best. Maar het zijn lang niet de enige momenten waarin hij zich een gedreven verteller toont, begiftigd met een puntgaaf, vaak poëtisch taalgevoel en met affiniteit voor timing. Het is precies deze combinatie van kwaliteiten die van De eeuwige jachtvelden zo'n opmerkelijk debuut maken.
| |
Kluwen gevoelens
Onderwerp van de roman is de familie Prins. Vader was jaren lang dorpsdokter, en is sinds de geboorte van zijn zoon stevig aan de drank. Zoonlief zelf begint zijn voorbeeld trouwens al aardig te volgen. Als hoofd van het gezin zou de vader de wet moeten stellen, maar daartoe is hij nauwelijks meer in staat, al doet hij soms nog wel eens een poging. Moeder was vroeger de begeerde schoonheid van het dorp en na haar huwelijk een bindend element in de roedel, maar heeft die positie opgegeven. Een scheiding tussen het ouderpaar is onvermijdelijk.
Het gezin was ooit een vitale inplant in het wegkwijnende Oostgroningse gat Oud Huizen: een straat lang, ‘een kruidenier, een slager, een kroeg en een bank’, geen school. De drie kinderen Prins - in volgorde van leeftijd Victor, Lisa en Anna - zorgen voor de enige verjonging. Alle drie zijn het buitenbeentjes die zich tot elkaar aangetrokken voelen en een haatliefde verhouding met hun ouders onderhouden. Victor zou zich het liefst in het grote Niets willen ophouden. Het leven is voor hem ‘een korte felle flits tussen twee oneindige nietsen’. De aantrekkelijke Lisa heeft niks met jongens, behalve dan met die ene, haar broer: ‘Ik ben abnormaal’, fluistert ze hem ergens in zijn oor. Anna die een antenne heeft voor wat er zich tussen het tweetal afspeelt, heet een ‘onbegrijpelijk kind’.
Hoe los de banden tussen het vijftal ook dreigen te worden, desintegreren doet het gezin niet. Het zit onontwarbaar verknoopt in een kluwen gevoelens, variërend van jaloezie tot onverschilligheid, in de loop van de jaren ontstaan, gekoesterd en niet zelden tot wapen gemaakt in de onderlinge strijd om aandacht, liefde en erkenning. De complexiteit daarvan, of beter gezegd, de gelijktijdige aanwezigheid van de meest uiteenlopende emoties bepaalt elke gebeurtenis. Die situatie zorgt voor een zekere cohesie - een
| |
| |
raadselachtige binding die tussen de bloedverwanten allerlei extremiteiten mogelijk maakt; allereerst in de omgang met elkaar, maar al evenzeer in het gezinsidioom dat een talige variant van patatje oorlog lijkt. Flemen, temen, provoceren, de onderlinge gesprekken zijn een bizar mengelmoes van liefdesblijken, woede, sarcasme, nostalgie en melancholie. Het is een opeenstappeling van verschillende taalniveau's, variërend van hoog tot laag.
Als in een Griekse tragedie ontstaat tussen Victor en Lisa een krachtenveld van passie, zuiveringsdrang, lust, doodsdrift, berekening en verlangen naar verlossing uit een loom makende leegte, dat de huiveringwekkende intimiteit van bloedschande voorbereidt. Geïnspireerd door haar artistieke broer, maar radicaler en aardser in haar denken dan hij, is Lisa er welbewust op uit een natuurwet te schenden. Nog niet eens zozeer om daarmee morele grenzen te doorbreken, eerder om een onverbrekelijke band te bezegelen die tegen elke vorm van eenzaamheid bestand is.
| |
Sissi en Ludwig
De roman begint op het moment dat Victor die ban van saamhorigheid heeft verbroken en, om haar te ontwijken, met de noorderzon naar Parijs is afgereisd. Daar, in het schrijversparadijs, hoopt hij werkend aan een boek over Kerouac (hij alweer) zichzelf terug te vinden. Maar de afstand schept nabijheid en van distantie nemen komt niets omdat de beelden uit het verleden hem zijn nagereisd. Na enige tijd stuurt Lisa hem een veelzeggende brief na:
Jij hebt me altijd voorgehouden dat het van gemakzucht getuigt om je cultuur te verloochenen. Maar jij doet niet anders. Jij hebt mij voorgehouden dat het - oude rite - van lafheid getuigt om je herkomst te verloochenen. Jij hebt me aan mijn haren door trotse boeken gesleept. Jij hebt me voorgehouden dat men zijn nest moet haten en liefhebben: de enige kans op ontwikkeling, op zuivering, op evolutie. Ja ja, op papier. Goed hoor. Stel je voor zeg. Wij zouden hoop ontwikkelen, wij zouden ergens naar toe gaan. Naar verlossing. Hoepla. Verlossing, meneertje, is 's ochtends eens lekker schijten. Dat je dat nog eens uit mijn mond mag vernemen, hè? Voor de zoveelste keer: verlossing zoals dat in jouw boeken staat beschreven, is een sprookje. Dit leven is voetje voor voetje. En als jij mij bij de hand neemt, dan neem ik jou bij de hand (ik weet het, dit klinkt als een liedje); doen we dit niet dan wankelen we gewoon wat meer.
Het antwoord per kerende post klinkt als het slotakkoord uit een schlager: ‘Ich liebe dich’.
De dubbele ervaring van verbod en overtreding, van begrenzing en ontketening, krijgt in Teppers roman stukje bij beetje realiteit. Ze wordt voorbereid in de beschrijving van de plek die een vluchtoord was voor hun kinderdromen, de zolder van het ouderlijk huis, en vervolgd in het eerste, idyllische verhaal dat Victor speciaal voor Lisa's zestiende verjaardag heeft gemaakt. ‘Duizelingen’ heet het heel toepasselijk. Het beschrijft, behalve het zinsgeluk, Liesjes eerste menstruatie en de bosschages waar beiden thuis waren ‘zoals de indianen hun jachtvelden kennen’. Een beeld dat ook op termijn werkt omdat het jeugdige onbevangenheid en inwijding in de volwassenheid verrassend in elkaar laat overvloeien.
Daarna zullen beiden zich schaamteloos verliezen in de edelkitsch van de kasteelroman. Hij door bij tijd en wijle onder te duiken in de decadente Ludwig van Beieren, zij door zich te associëren met Sissi, Ludwigs zus - in de uitdossing van Romy Schneider Victors favoriete ‘zusje’ om te beloeren. Operette-romantiek en zwarte romantiek stuiten op elkaar. Als ze gaan studeren in de Stad delen ze dezelfde ruimte waar ook Anna regelmatig wordt ontvangen, maar ze integreren nauwelijks in het studentenleven omdat ze hun uitzonderlijke pastorale wensen te continueren, zo niet te verhevigen. De uitkomst is de met ritualiteit en begeerte geladen ontmaagding van de dan eenentwintigjarige Lisa door broer Victor die, als ging het om kinderen van een godengeslacht, volkomen vanzelfsprekend lijkt.
Zoals in ieder goed boek zijn het niet allereerst de psychologische of sociologische verklaringen die het verhaal geloofwaardig maken. Waar is in de literatuur niet wat waar is gebeurd of gebeurd had kunnen zijn - waar is wat in woorden wordt waargemaakt. Wat dat betreft is Nanne Tepper een taalvirtuoos. Hij weet
| |
| |
de uitwerking van het incestmotief volkomen aannemelijk te maken en dat is geen geringe prestatie. Natuurlijk zijn er bij dit debuut wel wat kanttekeningen te plaatsen. Vooral het eerste deel van de roman bevat soms te veel mooischrijverij - ‘Een vage glimlach trippelde over haar gezicht en viel ervan af’ - of clichés - ‘zwiepende boezem’. Verder hadden de eerste twee delen gecomprimeerder gekund. Gelukkig vergoedt het geraffineerd geschreven laatste hoofdstuk veel. Het zijn slechts kanttekeningen bij een debuut dat er zijn mag en dat veel doet verwachten voor de toekomst. Want Nanne Tepper is, behalve een getalenteerd stylist, een authentiek verteller.
| |
Plagiaat?
Ik kom nog even terug op de Verantwoording die Tepper achterin zijn boek heeft opgenomen. Ik heb lang zitten turen op deze aantekening: ‘Een grap in het Vierde boek heb ik losgepeuterd van een vriend, die helaas niet meer wist of hij haar zelf verzonnen had’. Als de zin een grap is - en ik heb de neiging hem zo te lezen - dan is het een dodelijk mooie voor al die Pennewippen die met een aangeslepen rood potlood voortdurend naar regeltjes plagiaat speuren, zoals nog niet zo lang geleden Marcel Möring overkwam. Maar best kans dat hij serieus bedoeld is. Dan lijkt het me toch de hoogste tijd worden om alle angst voor de grijze muizen die zich op die manier tot kat willen opwerpen, voor eens en alijd opzij te schuiven. Ik kan tegenwoordig geen boek meer openslaan of achterin staat een hele lijst boeken en citaten die bedoeld is als verantwoording bij de eigen tekst. Alsof schrijvers zich moeten verdedigen voor het feit dat ze lezen en met die lectuur ook nog wel eens iets willen doen. Niemand ontkomt aan de tragiek van de nimf Echo (Vraag: hoeveel verwijzingen zitten in deze zin?) Altijd en overal hebben dichters en vertellers elkaar herhaald. Een goede lezer heeft aan een half woord genoeg.
|
|