| |
| |
| |
Joris van Groningen
De weg van Sacramento naar Tuktoyaktuk
Het is een uitzonderlijk verschijnsel dat schrijvers een roman herzien en onder een andere titel opnieuw uitbrengen. Gerrit Krol deed het met De weg naar Sacramento. Tien jaar na de eerste uitgave in 1977 werkte hij dit boek om tot De weg naar Tuktoyaktuk en voorzag het van een essay over de metamorfose die de roman heeft ondergaan.
De meest opvallende verandering betreft de ontknoping van het verhaal. Waar de ik-figuur aan het eind van De weg naar Sacramento zijn minnares vermoordt, laat hij zijn misdaad in De weg naar Tuktoyaktuk achterwege. Maar daarmee is het motief niet verdwenen. In beide boeken is moord een gegeven dat de fantasie van de ik-figuur prikkelt. Vooral het krantebericht met de gruwelijke dood van Angela intrigeert hem. Niet alleen zij, in De weg naar Sacramento komt ook Puck om het leven, het koffiemeisje met wie de ik-figuur een kortstondige verhouding heeft. Hoe zij precies aan haar einde komt, wordt in het midden gelaten. Het zou ook om een zelfmoord kunnen gaan waar de ik-figuur mogelijk de hand in heeft gehad. In de weg naar Tuktoyaktuk is de afloop van de verhouding tussen de beide belangrijkste personages gespeend van zulke dramatiek. Wel lijkt de ik-figuur zijn vriendin dood te wensen, want in zijn verbeelding laat hij hij haar samenvallen met Angela en gaat hij zover zich met de moordenaar te identificeren. Tegen een collega zegt hij:
Ik had ook mijn voorstellingen. Ik vertelde hem van Puck en Angela K., alsof ik beide vrouwen gekend had. Bijna alsof het een en dezelfde vrouw was. Alsof ik die man was geweest. (De weg naar Tuktoyaktuk)
Maar ook in De weg naar Sacramento is het verband tussen de dood van beide vrouwen en de betrokkenheid van de ik-figuur dubieus en kan de moord als een verzinsel worden aangemerkt. De mogelijkheid dat de ik-figuur wel de dader is, kan echter evenmin worden uitgesloten, al was het maar vanwege de aankondigingen van zijn toekomstige daad en de voortdurende terzijdes over misdaad en straf. Aan het eind van het verhaal worden de gewekte verwachtingen ingelost. De ik-figuur ontmoet zijn slachtoffer, Sheila, tijdens een reis door Afrika. Zij is een Amerikaanse, die veldwerk verricht voor haar studie antropologie. De ik-figuur gaat met haar mee terug naar Amerika. Voor haar is hun liefde van tijdelijke aard en uiteindelijk wijst zij hem af. In de verwarring die dit bij hem veroorzaakt, brengt hij haar om het leven, waarna hij Sacramento verlaat en zijn weg vervolgt die hem naar Alaska voert. Daar ligt Tuktoyaktuk van waaruit hij met de boot naar de Noordpool wil varen.
Was misschien het rauwe realisme van de moord aan het eind De weg naar Sacramento de aanleiding voor Krol om de roman te herschrijven, in het toegevoegde essay ‘Wanneer is een boek af’ gaat hij op de motivatie daarvoor niet nader in. Meer dan dat hij er een ander boek in zag, zegt hij eigenlijk niet. Wel schrijft Krol dat beide romans eigenlijk alleen aan het slot van elkaar verschillen en dat de overige feiten hetzelfde zijn gebleven. Maar hij voegt hier onmiddellijk aan toe dat het einde ook ‘bepaalt hoe de rest van het boek geïnterpreteerd en begrepen moet worden.’ Uitgaande van deze paradox kan hij elders in het essay beweren dat het dan ook twee heel verschillende romans zijn. In hoeverre de romans van elkaar afwijken en welke betekenis deze verschillen hebben, wil ik in dit artikel laten zien aan de hand van de functie die de moord in beide boeken vervult.
| |
Modelgevangene
In zijn opzet doet het verhaal van De weg naar Sacramento denken aan dat van De chauffeur verveelt zich uit 1973. Ook hier is sprake van een ik-figuur van een jaar of twintig die zijn relaas begint wanneer hij naar Amsterdam is gekomen, waar hij verliefd wordt op de dochter van zijn hospita, Ria, met wie hij ook trouwt. Kort daarop krijgt hij een vaste baan als technisch tekenaar bij een oliemaatschappij - werk waarvoor hij vaak in het buitenland verblijft. Meteen nadat hij is getrouwd, gaat hij vreemd met Puck. Daarna volgen
| |
| |
andere buitenechtelijke escapades met onder anderen Debbie, Elly en Sheila. Net als zijn huwelijk met Ria zijn deze verhoudingen het gevolg van een toevallige samenloop van omstandigheden, en dit geldt ook voor de carrière die hij maakt. De ik-figuur heeft het idee dat hem dit allemaal overkomt, dat zijn omgeving hem stuurt en hij door de gebeurtenissen wordt meegesleept zonder daar enige invloed op te kunnen uitoefenen. Veelzeggend is de manier waarop hij het einde van zijn verhouding met Puck beschrijft:
Maar zo makkelijk als Ria mij liet gaan, zo makkelijk haalde ze mij terug. Alsof ik aan een stuk elastiek zat. (De weg naar Sacramento)
Deze machteloosheid compenseert de ik-figuur door het verlangen zijn omgeving vorm te geven en te beheersen. Een strenge vorm verschaft hem vrijheid, en dit is wat volgens hem door de kunst wordt belichaamd. Al in de episode met Puck zegt hij plannen te hebben voor een boek. De talloze fragmenten in De weg naar Sacramento die verwijzen naar de totstandkoming van dat boek zelf zouden met de uitvoering van deze plannen verband kunnen houden. Het ontstaan van de roman en het verhaal dat daarin wordt beschreven vallen deels samen. De bespiegelingen van de ik-figuur over het schrijven lijken te contrasteren met zijn belevenissen. ‘Ik leef en ik schrijf,’ laat hij zich ontvallen na een opmerking over de krant als model van de werkelijkheid. Maar meer dan een betrouwbare beschrijving te geven van de realiteit wil de ik-figuur zichzelf in zijn proza blootgeven. Wanneer hij schrijft, voelt hij zich niet aan de mechanismen van de omstandigheden overgeleverd en valt de tegenstelling tussen hemzelf en de wereld weg:
[...] in mijn vingers echter heeft een pen meer de functie van een priem, of een nagel, wig, drevel of pen, spijker; waar hij binnendringt, moet zijn omgeving wijken en waaríin dringt hij binnen? In mij. (De weg naar Sacramento)
De fragmentarische opbouw van de roman in contrast met de behoefte aan een strenge vorm en de afwisseling van belevenissen met de beschrijving daarvan wekken de indruk dat het Krol erom te doen is verschillende tegenstellingen op te heffen.
Mogelijk is de machteloosheid van de ik-figuur tegenover wat hem overkomt ook wat hem ertoe drijft een aantal moorden te begaan, al is de verklaring die Krol daarvoor geeft veeleer metaforisch dan psychologisch en bepaald niet eenduidig. Trekt het elastiek waaraan de ik-figuur vastzit hem terug naar zijn vrouw, dit beeld verwijst ook naar zijn positie in de verhaalwereld, waar hij figureert als een stroman van de schrijver aan wie hij is ovegeleverd. De ik-figuur vergelijkt zichzelf dan ook met een theaterpop en met het uiteinde van een stok die beweegt als aan het andere uiteinde wordt getrokken. Volgens deze interpretatie kan de voorstellingswijze van de verhaalwereld als een fictieve constructie worden aangemerkt. Dit versterkt het idee van machteloosheid. Bovendien lijken de vergelijkingen met een theaterpop en het uiteinde van een stok erop te wijzen dat het feitelijk onmogelijk is te verklaren wat de ik-figuur precies beweegt. Hij heeft ‘de behoefte een variabele te zijn, in te vullen door de omstandigheden.’ Zijn machteloosheid maakt hem tot zowel dader als slachtoffer. Hij ziet zichzelf dan ook als een ‘modelgevangene die zich op kille, correcte wijze afsluit en zijn tijd uitdient.’
Doordat de motieven die de hoofdfiguur aanzetten tot het plegen van een moord of een reeks moorden ongrijpbaar zijn, komt de nadruk te liggen op de manier waarop verbanden tussen gebeurtenissen worden gelegd. Het misdrijf zelf verschuift daardoor naar de achtergrond, al blijft de vraag welke functie de moord in het verhaal vervult.
| |
Betrokkenheid
Hoe de moord in zijn werk gaat, daarover laat de ik-figuur in De weg naar Sacramento zich niet uit. Ze vindt ook heel terloops plaats, als overkwam het hem toevalligerwijze. Zijn betrokkenheid bij de twee moorden aan het begin van het verhaal is uiterst speculatief. De dood van Angela verschijnt als bericht in de krant, die van Puck verneemt de hoofdfiguur op zijn werk van de koffiejuffrouw, de plaatsvervangster van de verdwenen Puck:
| |
| |
Een jonge koffieschenkende juffrouw met een kunstgebit vertelde mij dit dramatische nieuws en ze liet goed merken, met haar priemende ogen, dat het niet voor niets was dat ze mij dit vertelde. Dat kon best zijn. Maar wat had ik ermee te maken? (De weg naar Sacramento)
Moeilijk is uit te maken of de koffiejuffrouw speculeert op zijn betrokkenheid bij de moord, of dat hij dit alleen maar denkt. Eigenaardig aan dit fragment is dat het uitgerekend Pucks plaatsvervangster is die hem het nieuws vertelt. Zijn beiden soms inwisselbaar of heeft hij Puck alleen maar gefantaseerd? Hoe dit ook zij, even later ontkent hij elke betrokkenheid: ‘Ik was er niet bij. Als ik erbij was geweest, was het zeker niet gebeurd.’ Maar zijn vraag wat hij ermee te maken heeft, kan ook nieuwsgierigheid uitdrukken, het verlangen te weten wat de relatie is tussen hemzelf en zijn omgeving. Het zoeken naar een antwoord op deze vraag valt tussen de momenten waarop de moorden worden gepleegd. Niet voor niets staan de misdrijven beschreven aan begin en eind van de roman; ze vormen de bakens van een zoektocht. Deze tocht wordt ook letterlijk voorgesteld als het afleggen van een weg, zoals bijvoorbeeld in de volgende passage:
Nogmaals: de rechte weg. Op het rechte spoor gehouden door twee oogkleppen, ongevoelig voor wat er terzijde van die weg zich afspeelt aan lachen en dansen. Ontspoord is de man die zijn stuur niet gebruikt omdat zijn weg hem stuurt - zo'n man moet in zijn kraag gegrepen worden. Ja, onderhouden zal men zich met hem, want hij zal moeten worden geslagen.
Maar niemand let op je, dat is mijn klacht, en niemand heeft de behoefte om je te slaan. Een goede tik tegen het stuur, zo ervaar ik de hulp die tot mij komen moet, zodat het losschiet uit zijn roest [...]. (De weg naar Sacramento)
De ik-figuur ervaart een enorme, bijna onoverbrugbare afstand tussen hemzelf en zijn omgeving. Elders zegt hij daarover: ‘Dit is gewoon één wereld. En ik ben een andere wereld’. Zo bezien fungeert het misdaadmotief vooral om het conflict tussen de ik-figuur en zijn omgeving te verbeelden. In dit gegeven wordt het conflict tussen individu en samenleving verscherpt, gedramatiseerd. Dat de moord ook deze functie heeft in de roman lijkt door de plaats van de misdrijven, aan het begin en eind van het verhaal, te worden bevestigd; dat de zoektocht plaatsvindt tussen een ingebeelde en een feitelijke moord lijkt erop te wijzen dat het misdaadmotief vooral wordt gebruikt om binnen- en buitenwereld met elkaar te verbinden. Anders dan het vorige citaat misschien doet vermoeden is de weg die tijdens de zoektocht wordt afgelegd bepaald geen rechtlijnige:
Nogmaals: hoe recht is je weg als je weet wat je wilt en hoe zeer lijk je de weg van een vlinder te volgen. Uit elkaar getrokken lijkt de afgelegen weg van A naar B tóch de kortste te zijn en het is moeilijk te begrijpen dat dit zo is. Het is de weg die de politiehond volgt, maar: de ingewikkeldheid van de bewegingen is de som van alle wendingen, de maat voor de strafbaarheid, als hij zijn doel bereikt. Bereikt hij het niet, dan blijkt opeens niets van de beweging strafbaar te zijn. (De weg naar Sacramento)
Weg en doel, ofwel motivering en daad hangen op paradoxale wijze samen. Zonder voorafgaande overweging is elke daad ondenkbaar, terwijl omgekeerd de motieven pas hun volledige betekenis krijgen nadat de daad is voltrokken. Dit houdt in dat oorzaak en gevolg niet van elkaar zijn te onderscheiden. Tot deze conclusie komt de ik-figuur wanneer hij een poging onderneemt een verklaring te geven voor zijn gedrag. Hij doet dit onder verwijzing naar de logica van een natuurkundige wet waarin de samenhang tussen de gebeurtenissen a en b is gegeven: als a altijd plaatsvindt voor b, dan wordt b door a veroorzaakt. Van deze logica neemt de hoofdfiguur afstand met een voorbeeld dat hij ontleent aan de psychologie waarin deze relatie eveneens wordt onderzocht:
Echter: naarmate die gebeurtenissen zich vaker herhalen, d.w.z. vaker overdacht worden, zal de samenhang tussen a en b worden versterkt, maar daarentegen de zekerheid omtrent de volgorde waarin a en b noodzakelijk optreden, worden verzwakt. (De weg naar Sacramento)
| |
| |
Tussen a en b strekt zich de weg uit die de hoofdfiguur moet gaan, de weg van de ingebeelde naar de werkelijke moord. De motieven van deze daad zijn niet te doorgronden, ze onttrekken zich aan de logica van oorzaak en gevolg.
| |
Handicap
Expliciet afstand van de logica neemt de ik-figuur ook bij het ombrengen van zijn slachtoffer, Sheila. Zij vormt de belichaming van de rationaliteit:
[...] ik hield van haar, dat stille wezen tegenover mij, zo beschouwelijk van aard en rationeel (Noot: ze vond zichzelf rationeel: daarmee bedoelde ze dat ze haar zaakjes op een rijtje had, maar je kan net zo goed zeggen, vooral in Amerika, dat je je in je denken heb aangepast aan je omgeving, en hoe? Wel, via de woorden die je spreekt. Wat je denkt, daar heb je woorden voor en waar je over zwijgt, daar heb je geen gedachten over, dat is wat men bedoelt met rationeel). Ze was ook rationeel in bed, tot het moment dat ze werd opgenomen op de golven der liefde en ik met haar [...] (De weg naar Sacramento)
Kennelijk gaat het de ik-figuur erom juist datgene te verwoorden wat door een rationale benadering slechts kan worden verzwegen. Daarmee heeft de moord vooral een metaforische betekenis gekregen. Ze verbeeldt een vorm van irrationaliteit die misschien verwant lijkt met de roes of het instinct, maar dat bij nadere beschouwing toch niet is.
Kan de overgang van de denkbeeldige naar een werkelijke moord niet worden beredeneerd, niettemin bestaat tussen de daad en het idee een verband. Deze samenhang wordt bepaald door de uitkomst. Veelzeggend is dat wordt gesproken van het bereiken van een doel, alsof de ik-figuur zich een opgave heeft gesteld. Dit valt ook af te lezen aan een opmerking over ‘de neiging die ik heb mezelf een handicap te geven - zoals goeie spelers bij een golfwedstrijd.’ Zo bezien lijkt de misdaad dan de oplossing te zijn van het probleem dat hij zich heeft gesteld, een antwoord vinden op de vraag: ‘Maar wat heb ik ermee te maken?’
De gevolgde redeneertrant lijkt me een overtuigend voorbeeld van het door Edward de Bono beschreven laterale denken. Ad Zuiderent wijst in zijn dissertatie Een dartele geest op het belang van dit denken in het werk van Krol. Het laterale denken kent, anders dan de logische redenering, geen bepaalde vorm of richting; het verloopt sprongsgewijs. ‘Lateraal denken is denken in onzekerheid’, schrijft Zuiderent. Het is er vooral op gericht nieuwe perspectieven te genereren door bestaande, vastgeroeste structuren open te breken. Daarbij bedient het zich juist van vergissingen en fouten. De Bono acht deze van groot belang om tot nieuwe inzichten te kunnen komen. Dit heeft te maken met de conserverende werking van het geheugenoppervlak. Het geheugen belemmert informatie eenvoudig doorgang wanneer het de structuur waar het bijhoort in de war stuurt. Vooral in situaties die als vanzelfsprekend worden ervaren, werkt het geheugen als filter, zodat een nieuw gezichtspunt bij voorbaat is uitgesloten. Via het laterale denken kan deze selecterende werking van het geheugen omzeild of geneutraliseerd worden, onder andere door vooroordelen en principes te laten varen en tevoren geen enkele mogelijkheid uit te sluiten. Interessant zijn problemen met een open einde, wanneer onduidelijk is wat precies moet worden opgelost. In dat geval kan een handicap worden ingebouwd door een eindpunt te verzinnen, inderdaad: zoals ‘goeie spelers bij een golfwedstrijd.’ Zo fungeert ook de moord in De weg naar Sacramento als verzonnen eindpunt of oplossing. Lateraal denken ‘lijkt de weg van een vlinder te volgen’, uiterst beweeglijk en schijnbaar willekeurig, maar toch recht op haar doel af: ‘Uit elkaar getrokken lijkt de afgelegen weg van A naar B tóch de kortste te zijn.’
| |
Wit
Het laterale denken is ook van belang voor de pogingen van ik-figuur te schrijven. ‘Dit boek is een hypothese,’ merkt hij in dat verband bijvoorbeeld op. Voortdurend geeft hij commentaar op wat geschreven staat en suggereert hij het verhaal niet alleen verteld, maar ook geschreven te hebben. ‘Met brede pennestreken beschrijf ik vervolgens de lange tocht naar het westen,’ zo leidt hij zijn reis naar Timboektoe in. Dergelijke opmerkingen maken een inbreuk op de
| |
| |
illusie dat het geschrevene ook werkelijk plaatsvindt. Ze benadrukken het fictieve karakter van het verhaal. Door te schrijven wil de ik-figuur doordringen in zichzelf, met zijn pen als priem, spijker of drevel. Voor de schrijvende hoofdpersoon is de pen bijna een chirurgisch instrument waarmee hij de filterende werking van het geheugen kan uitschakelen. Wat hij over zichzelf wil weten, maar wat zijn geheugen voor hem verborgen houdt, dat kan hij schrijvend ontdekken. Zijn schrijfwijze weerspiegelt de werking van het geheugen in de theorie over het laterale denken en dit komt ook in het boek naar voren. De afwisseling van korte en langere passages met verhalen, beschouwingen en notities vormen een afspiegeling van gedachtenkronkels en hersenspinsels die zich in de geest van de ik-figuur afspelen: een beweeglijk denken dat voortdurend verspringt.
De witregels tussen de verschillende fragmenten kunnen worden gezien als sprongen van de ene naar de andere gedachte of inval. Terzijdes over het schrijven zijn dan vooral bedoeld om het denkproces op gang te brengen en te stimuleren. Ze vormen een illustratie van de overgangen tussen de verschillende bewustzijnstoestanden die door witregels van elkaar zijn gescheiden. Herhaaldelijk verwijst de ik-figuur expliciet naar deze omschakeling, naar wat het wit dus onverlet laat. Bijvoorbeeld door in de tekst de notatie ‘(...)’ op te nemen als aparte alinea en in de volgende alinea deze leegte in te vullen met de woorden ‘(hier volgt ruimte)’. Na weer een witregel laat hij daarop volgen: ‘terwijl de rest van de bladzijde een uiteenzetting geeft over het recht.’ Middenin een zin beginnen of deze voor het einde afbreken, is ook een veel voorkomende techniek waarmee Krol de sprongen in het denken van de ik-figuur aangeeft.
Het wit tussen de regels vormt aldus een aanduiding van wat zich niet in woorden laat uitdrukken. Daarmee kan de opbouw van de roman met de thematiek worden verbonden. Het telkens verspringen van beschrijvende naar beschouwende passages correspondeert met de overgang tussen de ingebeelde en de werkelijke moord. Kunnen ontstaan en werking van deze overgangen door het laterale denken wel enigszins worden verklaard, het moment van de omslag zelf blijft een ongrijpbaar fenomeen.
| |
B-weg
Ook het omwerken van De weg naar Sacramento tot De weg naar Tuktoyaktuk kan worden opgevat als een illustatie van lateraal denken. Vormt in de eerste roman de moord een verzonnen oplossing om de werking van een misdadig brein te demonstreren, in de tweede roman is het doel juist te laten zien waarom de ik-figuur niet tot moord in staat is; en dat terwijl de gegevens waaruit het verhaal is opgebouwd nagenoeg hetzelfde zijn. In De weg naar Tuktoyaktuk wordt de verhaalstructuur van De weg naar Sacramento opengebroken en de elementen daarvan opnieuw gerangschikt. Een verwijzing naar het laterale denken is te vinden in het volgende fragment, dat zich afspeelt vlak voordat de protagonist en Sheila uit elkaar gaan:
Net of ik niet goed nadenken kon. Ik draaide haar nummer en wachtte. Ik trilde, dat was vervelend. Het was alsof ik ging springen. Honderd keer gesprongen in mijn leven, maar altijd de sloot in; dat was ik zo gewend en als je het met opzet doet, is er niemand die zegt dat de sprong is mislukt, integendeel. Allemaal lachen ze. Doek. Mensen gaan naar huis. Maar als het doek niet valt, na deze scène, dan betekent dat dat je de overkant hebt bereikt. (De weg naar Tuktoyaktuk)
De verzonnen oplossing die een nieuw perspectief op dezelfde gebeurtenissen moet genereren, wordt hier vergeleken met een sprong. Analoog aan het paradoxale beeld in De weg naar Sacramento van de rechte weg die het spoor volgt van een vlinder, verwijst de sprong naar de ontknoping van het boek. Waar de moord eerder een doel of oplossing was, nu is het omgekeerde het geval. De afstand van de ingebeelde naar de werkelijke moord wordt niet overbrugd, maar juist daardoor wordt het doel bereikt: een ander perspectief op de gebeurtenissen te geven.
Een aantal veranderingen heeft dit natuurlijk toch met zich meegebracht. Anders dan in De weg naar Sacramento blijft Puck in leven. Verder zijn passages die verwijzen naar een geweldadige ontknoping geschrapt en ook de meeste bespiegelingen over mis- | |
| |
daad en strafwerden weggelaten. Het verhaal is al met al een stuk korter geworden
Hoewel de moord in De weg naar Tuktoyaktuk achterwege wordt gelaten, blijft het misdaadmotief een rol spelen. Het krantebericht met de moord op Angela is ook hier een gegeven dat de hoofdfiguur intrigeert, maar zonder dat de suggestie wordt gewekt dat hij daar de hand in heeft gehad. Haar dood prikkelt, zoals gezegd, zijn verbeelding en maakt dat hij zich identificeert met de dader. Wanneer hij een collega vertelt over Angela en Puck is het ‘[...] alsof ik beide vrouwen gekend had. Bijna alsof het een en dezelfde vrouw was. Alsof ik die man was geweest.’ (De weg naar Tuktoyaktuk)
Zijn vereenzelviging met de moordenaar is gebaseerd op de overeenkomst dat een vrouw uit hun leven is verdwenen. Maar het verband tussen beiden is veel losser, de identificatie berust op een gedeeld gevoel. Beiden zijn eenzaam, en de verteller veronderstelt bovendien dat de dader oneindig gevoelig is, omdat deze een enorm raam onder dat van Angela had weten te passeren zonder het te beschadigen. Duidt het glasoppervlak soms het raamwerk van De weg naar Sacramento aan als onderliggende structuur van dit verhaal? Met dit beeld lijkt Krol ook aan te geven dat de moord nu is uitgesloten. Per slot van rekening is de sprong tegen een vertikale wand onmogelijk. Het raam verbeeldt aldus de verhouding tussen beide romans: ze staan haaks op elkaar.
Krol geeft meer aanwijzingen die de lezer op een minder geweldadige ontknoping moeten voorbereiden. Vooral aan het eind speelt hij daarop toe en weer doet hij dat onder verwijzing naar de voorganger van De weg naar Tuktoyaktuk:
En de weg zelf, die ooit een road to Sacramento was geweest, wát een heel andere road was het die ik nu aflegde; een vlakke, slingerende B-weg langs de rivier, over een dijk, alsof ik in de Betuwe reed, nevels over de velden waaruit nu en dan een palm opdoemde [...]. (De weg naar Tuktoyaktuk)
In de slotregels verwijst Krol opnieuw naar de afloop van De weg naar Sacramento. Nadat de ik-figuur afscheid heeft genomen van Sheila (‘O, had ik maar het lef gehad’) vervolgt hij zijn weg die hem naar Tuktoyaktuk in Alaska moet brengen. Vandaaruit zal hij met de boot naar de Noordpool varen. Bij het passeren van de grens wordt zijn koffer doorzocht. Niets wordt gevonden om hem te kunnen aanhouden. Maar het is de douane ontgaan dat op de bodem van zijn koffer de afgeknipte paardestaart van Angela ligt, de trofee die hij al vijftien jaar met zich meevoert. Vervolgens volgt de opmerking: ‘Dàt zou een ontknoping zijn.’ - een verwijzing, kortom, naar de verwachting die aan de lezer van De weg naar Sacramento kan worden toegeschreven. Het geweldadige einde van die roman krijgt hier een ironische wending. Volgens het principe van de thriller wordt een onbeduidend detail uitgelicht en in een ander perspectief geplaatst, maar zonder dat dit gevolgen heeft.
Met de laatste regel verwijst Krol de lezer weer naar de De weg naar Sacramento en daarmee laat hij het verhaal feitelijk opnieuw beginnen. De lezer wordt zodoende voortdurend tussen beide romans heen en weer geslingerd, zoekend naar de weg die de schrijver heeft gevolgd.
|
|