23 september
K = Kunstenaar
J = Journalist
(gebaseerd op artikel in Trouw 8-8-1995 over ‘Death equals Life’, onderdeel van de expositie Territoria op het multimedia-festival Triple X)
K: Het gaat mij om de inhoud van mijn werk. Mijn visie op het leven na de dood roept heftige discussies op.
J: De mensen gaan over hun nek.
K: Geur maakt niet vaak onderdeel uit van beeldende kunst. Zeker lijkgeur niet. Natuurlijk roept die afwijzende reacties op. Dat is ook precies haar functie in de natuur. Wij merken daar alleen niks van omdat het rottingsproces onder de grond plaatsvindt.
J: U wilt dat zichbaar maken, maar u maakt het dragelijker door een afzuiginstallatie te gebruiken en sinds gisteren bent u ook met lysol in de weer.
K: Het is niet de bedoeling dat het publiek door die stank wegblijft. Ik ben beeldend kunstenaar, ik stel ten toon.
J: Is uw uitgangspunt niet reeds zeer wijd verbreid: uit stof zijt gij geboren, tot stof zult gij wederkeren.
K: De bijbel. Allemaal metafysica. Ik wil de vragen over leven en dood fundamenteel aan de orde stellen. Vragen waarop ook de biologie, de filosofie en de biochemie geen antwoord hebben. Ik houd het erop dat het leven voortduurt na de dood. Het rottingsproces van deze hond is het bewijs, net als het bloed onder glas dat ik hier ook laat zien. Het is dood, maar het leeft wel door.
J: U neemt voor uw demonstratie een dode hond. Maar wat was er gebeurd als er een babylijkje was gepresenteerd. Om maar het grofste voorbeeld te nemen dat ik kan verzinnen. Dan had Nederland toch op zijn kop gestaan? Blijkbaar stellen we de mens op een hoger niveau dan het het dier.
K: Het tonen van een babylijkje is emotioneel veel zwaarder. Maar in voormalig Joegoslavië liggen ze ook in een afschuwelijke toestand op straat. Dat is de keiharde werkelijkheid, dus moeten we daar niet al te hypocriet over doen. Theoretisch had ik daar ook voor kunnen kiezen. Alleen ben ik daar emotioneel nog niet aan toe.
Mijn doorschouwing van wat hier nu eigenlijk door K. gezegd wordt, vooral aan het slot, wil niet vlotten. Maar al mijn haren staan overeind. Weet je, Jo, het doet me vreemd genoeg denken aan een scène uit Coup de Torchon van Bernard Tavernier, waarin twee blanke pooiers in Mombassa (het is 1939) als tijdverdrijf hun geweren leegschieten op voorbijdrijvende zwarte lijken, die naar oud gebruik in de rivier werden begraven. Het meeste plezier beleven ze aan het aan flarden schieten van een hoofd. Daar toasten ze op. Als de hoofdpersoon van de film, de politiecommissaris, hen wijst op het ritueel waarmee deze lijken te water zijn gelaten door de nabestaanden, wordt hij geschoffeerd en uitgelachen.
Dit was het laatste stuk dat ik van oom Frans ontving. Een beetje mies zit ik voor de tafel en loop even later naar de keuken om wat water te drinken. Een kwartier later zit ik achter de pc en schrijf:
Martijn van de Beerput = B
Oom Frans = F
B: Het gaat mij om de inhoud van mijn werk.
F: Ah, ja, dat is ditmaal toch een twee jaar dode hond die drijft in zijn ontbindingsvocht.
B: Het gaat me om de kijk op het leven na de dood. Daar zien we toch nooit iets van? Verbrand of begraven. Een steen erop of de as in een pot. Klaar is Kees. Alsof er niks meer gebeurt na die zogenaamde dood.
F: In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren. Niks nieuws onder de zon. Wat is, denkt u, de functie van het begrafenisritueel? Beesten kennen dat niet, maar doordat de kadavers aan de open lucht blootstaan, rotten ze snel weg. Als ze al niet door aasvreters worden kaal gekloven. Wat u hier etaleert heeft minder met de cyclus van de natuur te maken dan de gangbare begrafenisrituelen. U conserveert het lijk in feite, houdt het bij wijze van spreken in leven. Ik ben bang dat u hoopt, zo niet gelooft dat uit deze ondragelijke stank nieuw volwaardig leven zal voortkomen. Wat verwacht u dat er uit dit stinkende hondelijkje tevoorschijn komt? Een andere hond? De nieuwe mens? Een wonderbaarlijk nieuwe microbe?
B: [enthousiast] Ach, nee, geen wereldwonder, maar het leeft wel! Kijk maar. Het krioelt. Het stinkt, het dampt. Zoiets zie je toch nooit meer. De dood is uitgebannen in onze maatschappij.
F: Er sterven anders dagelijks mensen.
B: Thuis of in een ziekenhuisbed. Zelden in het openbaar.