| |
| |
| |
Carel Alphenaar
Het theaterwerk van Kurt Schwitters
Mijn vriend en jarenlange artistieke huwelijkspartner Chaim Levano bracht mij zo'n kwart eeuw geleden in contact met het werk van Kurt Schwitters. In de decennia daarna heb ik verschillende malen met Levano meegewerkt aan theatervoorstellingen die gebaseerd waren op materiaal van Schwitters. In dit stuk vertel ik iets over deze projecten. Verder richt ik mijn focus op het malle Schattenspiel en tot slot wil ik Schwitters' Explicatie van mijn eisen voor het Merztheater met u doornemen. Het liefst had ik een diepgaande studie gemaakt van de magistrale komische opera Zusammenstosz uit 1927, maar daarvoor ontbreekt het mij helaas aan tijd. Ik hoop dat ik ooit nog eens betrokken raak bij de verwezenlijking van dit bizarre opus. Mijn bijdrage aan dit nummer heeft geen enkele pretentie van volledigheid. Ik wil de lezer slechts deelgenoot maken van mijn persoonlijke ervaringen met het werk van de duizendpoot uit Hannover.
| |
Wandelen door de registers
Mijn kennismaking met het werk van Schwitters vond plaats toen Chaim Levano de Ursonate reciteerde in een obscuur lokaal in Amsterdam. Een betere introductie kon ik mij niet wensen. Levano droeg het werk voor alsof hij het aan het improviseren was en ik herinner me nog dat ik hogelijk verbaasd was dat er een gepreciseerde partituur ten grondslag lag aan zijn declamatie. Later hoorde ik Schwitters' eigen uitvoering van dit werk en die vond ik een stuk saaier. Levano is binnen de opdracht van de partituur zijn eigen gang gegaan. Hij neemt soms vrij hoge tempi, wandelt prachtig door de registers van zijn stem en maakt soms schitterende crescendi over een enorme lengte. Daarbij speelt natuurlijk een rol dat hij een uitstekend pianist is. Maar hij is ook een natuurtalent op het gebied van kleinmechaniek en dat komt hem hier te stade. Levano maakt er een echte sonate van. Zijn spanningsboog omspant het werk in zijn geheel. Al zingt Levano nauwelijks, hij laat de sonate klinken als muziek. Schwitters' interpretatie heeft meer het karakter van een goed volgehouden ijzerenheinigheid. Hij reciteert droog, maar consequent. Ik vond het opwindend om beide vertolkingen naast elkaar te horen.
Overigens is het feit dat we beschikken over de interpretatie van Schwitters te danken aan het feit dat iemand bij de Westdeutsche Rundfunk in Keulen zo brutaal was een illegale kopie van deze opname te maken, die, zo hoorde ik, in Nederland is terechtgekomen. Toen men ver na Schwitters' dood op zoek ging naar dit geluidsdocument bij de WDR, was de opname zoek. De CD van de Ursonate, uitgesproken door Schwitters, is getrokken van de Nederlandse kopie.
| |
Pamflet als voorstelling
Als executant kreeg ik met Schwitters te maken in september 1975, toen Levano in het Amsterdamse Shaffytheater een muziektheaterproduktie maakte van Schwitters' pamflet Aufruf. Dit pamflet uit 1921 is een collage van teksten uit het onheilsbezwangerde Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog. De ondertitel luidt: ‘Ein Epos’ maar het is eerder een tijdsdocument dan een verhaal. Het pamflet, door Schwitters uitgegeven in een typografische stilering, is een verhaspeling van onder meer politieke leuzen, interrupties op massabijeenkomsten, advertenties, blauwe knoop-teksten, citaten uit een braaf periodiekje voor Duitse maagden, fragmenten uit Schwitters' centrale gedicht ‘Anna Blume’. In de voorstelling van Levano werden al deze tekstcategorieën voorzien van een eigen klanklaag. De Anna Blume-tekst werd voorzien van een geile versie van de Liebestraum van Liszt, gespeeld door drie saxofonisten, de maagdenlectuur illustreerde ik zelf door met de kopstem onder orgelbegeleiding het Ave Maria van Gounod te zingen, de advertentietekst van de dierenarts werd begeleid door de ‘ting’ van een ouderwetse kassa en de nationalistische teksten werden vergezeld door Haydns huiveringwekkend mooie strijkkwartetversie van het Deutschlandlied, gespeeld door de strijkers van het Resistentie Orkest. In de oproerige stukken klonk een ‘Internationale’ van piccolo en saxen en kwam de Duitse keizer ter sprake dan zong het orkest meerstemmig het Heil Dir im Siegerkranz op de wijs van God save the Queen. Levano had voor de tekstblokken vier verschillende microfoons ter be- | |
| |
schikking, zodat hij de tekst haast oneindig kon kleuren. Daarbij bediende een technicus vijf taperecorders en in de zaal zorgde de zanger/acteur Tabe Bas voor anarchistische interrupties.
Lang tevoren was Levano bij mij langs geweest met de partituur van zijn bewerking. Hij kwam om dramaturgische advies, want het was de eerste keer dat hij, van huis uit musicus, een grootschalig muziektheaterprojekt opzette. Het frappeerde mij dat voor het opwekken van zoveel anarchie een zo gedetailleerde partituur nodig was. Weer bleek dat hij vooral door zijn gefacetterde tekstvoordracht in staat was in het werk van Schwitters een spanningsboog aan te brengen die het werk in zijn glasheldere gelaagdheid tot een dramatische en muzikale eenheid smeedde. Alle voorstellingen van Aufruf waren uitverkocht.
| |
Huwelijksperikelen
In 1989 wilden Levano en ik een stuk van Schwitters samen bewerken en regisseren. We selecteerden Eine Stunde Aufenthalt, een stuk met het karakter van een lange sketch over huwelijksperikelen. De korte inhoud is als volgt. Fritz die tegenover het station woont, krijgt bezoek van zijn zakenvriend Franz die een uurtje over heeft omdat de trein niet aansluit. Fritz vertelt zijn gast dat zijn vrouw Lina na het eerste jaar van hun huwelijk de dagelijkse gewoonte heeft aangenomen om urenlang uit het raam te staren naar het station in de verwachting dat daar de man zal verschijnen in wiens ban zij zal raken. Franz denkt dat Lina ziek is en probeert Fritz onderhand nieuwe gordijnen aan te smeren. Hij heeft monsters bij zich. Fritz zegt toe dat hij ze zal kopen, als Lina ze mooi vindt. Franz stelt een onderzoekje voor. Hij zal nog een keer het station uitkomen, aanbellen, zich voordoen als de langverwachte man, avances maken en Lina observeren.
In de tweede scène komt Lina de kamer binnen met de opnieuw gearriveerde Franz die meteen de gordijnen begint af te kraken. Lina begint al snel met kussen. Daarna zoekt ze gordijnen uit en zegt: ‘mijn huidige man moet ze nog betalen.’ Lina vindt dat ze beiden nu maar snel moeten scheiden. Ze blijkt op de hoogte te zijn van het feit dat Franz een toneelstukje opvoert, maar voor haar staat het als een paal boven water dat Franz de ware is en deze valt in haar armen. Fritz komt binnen en voelt nattigheid. ‘Is dit een spelletje of is het serieus?’, vraagt hij. Franz wil pas antwoord geven als de gordijnen betaald zijn. Dan vertelt hij dat het menens is tussen hem en Lina. Wat moet Fritz nu? ‘Trouw met mijn vrouw, dan is die ook weer onder de pannen,’ zegt Franz. Ze spreken af gevieren op huwelijksreis te gaan.
| |
Dikkertje op loopfiets
Meestal is de samenvatting van een toneelstuk een stuk platter dan het stuk zelf. In dit geval kunnen we rustig zeggen dat het stuk nog platter is. Hoewel de dialoog voldoet aan een aantal eisen van het psychologisch teksttheater, is het in zijn compromisloze hardheid zeer geschikt om er een vergaande stilering op toe te passen. Levano en ik lieten het stuk spelen als een keiharde comedy en doorschoten de tekst met allerlei citaten uit Schwitters' werk. De kamer was gesitueerd op een klein eilandje en in de vlakte daaromheen bewoog zich een kleine dikke Duits/Amerikaanse actrice voort op een loopdriewieler die onzichtbaar was onder haar rok. Deze vrouw lardeerde de handeling met lyrische citaten uit onder andere ‘Anna Blume’, in het Duits en het Engels. Als zij sprak, werd de handeling op het ‘eilandje’ onderbroken en gingen de acteurs daar over tot het maken van wuivende bewegingen. Lina komt pas in de tweede scène van het stuk aan bod, maar tijdens de eerste scène lieten wij haar rondwaren in het niemandsland, kijkend door een draagbaar raampje en daarbij fragmenten uit haar tekst in de volgende scène reciterend.
Een aantal keren lieten wij dit stuk dat wij Een uur oponthoud met Anna Blume hadden genoemd, volgen door nog een voorstelling: Onderbroken lezing. Daarin gaf een Duitse kunsthistoricus een inleiding op het werk van Schwitters. Hij werd telkens onderbroken door een zangeres die met begeleiding van een strijkorkest schlagers zong, of door de radio, of door een improviserende spreker die doorassocieerde op de tekst die het laatst geklonken had. Deze rol had ik op me genomen. Door middel van geheime lichtsignalen gaf Levano aan wie de beurt had.
| |
Het malle schimmenspel
Wie het script van Schattenspiel openslaat wordt meteen gefrappeerd door de personenlijst:
| |
| |
Elena, de juffrouw
Laura, de geachte van een man
Friedrich, de schepper van Laura
Emil, de andere man, vriend van Friedrich
Lime, de schaduw van Emil
In dit schimmenspel worden schaduwen van een hoofd, een voet, een hand, een arm, een rok, een blouse en nog een voet bij elkaar gevoegd tot de schaduw van Laura. Ze stelt zich op Brechtiaanse wijze voor aan het publiek: ‘Ik ben Laura, ik ben de gedachte van een man, ik ontsta uit de gedachten van een man.’ Dan vraagt ze aan juffrouw Elena: ‘Hoe heet jij?’ en deze antwoordt: ‘Ik bén, ik heet niet alleen, ik ben Elena.’ Er ontstaat een vinnige discussie tussen de dames. Elena verzucht dat Laura's schepper geen aandacht besteedt aan haar. Laura antwoordt: ‘Omdat jullie vrouwen voor verwende mannen niet mooi genoeg zijn.’ Reden voor Elena om Laura door elkaar te schudden en de gedachte-vrouw valt in stukken op de grond. Dan komt Lime op, hij is iemands schaduw en hij heeft genoeg van zijn schaduwbestaan. Elena valt op hem en ze claimt hem meteen: ‘Al heb je geen hart, ik vind je chic,’ zegt ze. ‘Moet een schaduw dan ook nog een hart hebben?’ antwoordt Lime. Friedrich betreedt het toneel en hij herkent in Lime de schaduw en de omgekeerde lettervolgorde van zijn vriend Emil. Lime schiet op hem, maar mist. Emil krijgen we ook te zien, hij is doodongelukkig zonder schaduw. De plekken waar de schaduw afgebroken is, doen hem pijn. Elena vindt hem minstens zo aantrekkelijk als zijn schaduw, begeert hem ook zonder schaduw. Emil is nog niet weg of Laura komt op, achterna gezeten door Lime die iets met haar wil. Met beide dames in blikveld blijkt hij beide dames te begeren. Voor Lime zijn lusten kan botvieren komt Friedrich terug. Laura wordt in gedeelten weer één met haar schepper. Alleen haar voet blijft een los onderdeel. Lime en Elena storten zich op elkaar, Friedrich wil Elena's vrijpartij met Lime verhinderen door de schaduw dood te steken, maar dat wordt op het nippertje verhinderd door Emil die het op een accoordje gooit met zijn schaduw: samen zullen ze Elena
beminnen. Hij duwt Lime op de grond en deze hecht zich weer als schaduw. Friedrich gaat besmuikt af met de voet van zijn gedachte Laura. Als Emil een kusje geeft aan Elena, klapt de schaduw even omhoog om mee te kussen.
Opvallend is de vormelijkheid waarmee de personen bij Schwitters met elkaar omgaan. Hun begroetingen zijn even sierlijk als archaïsch. Ondertussen streven ze rücksichtslos hun doel na: verliefd worden, haten, moordpogingen doen, hun schaduw, c.q. gedachte terugwinnen. Schwitters houdt zich verre van een morele ordening. Alle gevoelens zijn nevengeschikt zoals in dit stuk ook de schaduw, de gedachte en de drie mensen nevengeschikt zijn - want menselijk. Al delven de schaduw en de gedachte het onderspit, toch lijkt er een oplossing gevonden te zijn waarmee iedereen gelukkig is. Behalve Laura, want die is nu een geïncorporeerde gedachte zonder voet. Van mij hoeft niemand een interpretatie te verwachten van dit kristalheldere stukje. Graag zou ik de animatiefilmer zijn die een film maakt van deze acht scènes.
| |
Rubber slangen warm aanbevolen
In het voorwoord van Band 4 van Kurt Schwitters, Das literarische Werk staat het nu volgende geschrift afgedrukt. Het gaat over Schwitters' eisen aan het Merztheater. Om greep te krijgen op deze tekst heb ik hem vertaald. Daarna heb ik getracht enkele van Schwitters' bedoelingen op te pikken uit de zee van ideeën.
| |
Explicatie van de eisen die ik stel aan het Merztheater
Men plaatse immense vlakken, late ze uitlopen tot denkbare oneindigheid, beklede ze met kleur, verschuive ze dreigend en laat welven hun platte preutsheid. Men knakke en wentele de sluitstukken en kromme geperforeerde stukken van het niets oneindig aaneen. Vlakken met neiging tot gladheid overplakken. Men draaie lijnen beweging, heuse beweging stijgt heus touw van een draadvlechtsel. Vlammende lijnen, sluipende lijnen, plattende lijnen overgestoken. Men late lijnen met elkaar vechten en elkaar strelen in overvloedige tederheid. Punten moeten daartussen schitteren, zich aaneenrijgen en elkaar verwerkelijken tot lijn. Men buige de lijnen, knakke en knikke hoeken wurgend wervelt om een punt. In golven wervelende storm loeit voorbij een lijn, grijpbaar uit draad. Men kogele kogels lucht wervelend raken elkaar aan. Elkaar doordringend eenwording der vlakken. Kisten kantelen opwaarts, recht en scheef en beschilderd. Daarin klakhogehoeden verzinken doodgedrukt kisten
| |
| |
kasten. Men plaatse lijnen trekkend tekenen een net azureren. Netten omvatten vernauwen verzoeking van Antonius. Men late netten brandgolven en wegstromen in lijnen, verdichten in vlakken. Benatten de netten. Men late sluiers wapperen, flauwe vouwen vallen, men late watten druppelen en water sproeien. Lucht late men zacht en wit opschrikken door koolspitslampen van duizend kaars. Dan neme men wielen en assen, laat ze steigeren en laat ze zingen (Mangrove-restbestanden). Assen dansen midwiels rollen kogels vat. Tandwielen ruiken tanden, vinden een naaimachine, welke gaapt. Omhoogkurvend of weggedoken kopt de naaimachine zichzelf, de voeten naar boven. Men neme tandartsboormachine, vleesgehaktmolen, gleuftrekkers van de tram, autobussen en auto's, fietsen, tandems en hun bebanding, ook oorlogssurrogaatbanden en deformere ze. Men neme lichten en deformere ze rücksichtslos. Locomotieven late men op elkaar rijden, gordijnen en portieren late men spinnewebdraden met raamkozijnen dansen en versplintere jankend glas. Stoomketels brenge men tot ontploffing ter productie van spoorwegstoom. Men neme onderjurken en andere soortgelijke zaken, schoenen en haarstukjes, ook schaatsen en werpe ze op precies de juiste plek waar ze horen en natuurlijk precies op tijd. Wat mij betreft neme men ook voetangels, van zelf afgaande geweren, helse machines, de blikvis en de trechter, alles natuurlijk in artistiek gedeformeerde toestand. Rubber slangen worden warm aanbevolen. Men neme heel even alles uit het haarnetje van de deftige dame inclusief de schroef van de imperator, altijd natuurlijk conform de maatvoering die het werk verlangt.
Mensen zelf kunnen ook gebruikt worden.
Mensen zelf kunnen op coulissen gebonden worden.
Mensen zelf kunnen ook actief optreden, zelfs in hun dagelijks situatie, tweebenig spreken, zelfs in zinnen die hout snijden.
Nu beginne men de materialen aan elkaar uit te huwelijken. Men late b.v. het tafelzeil trouwen met de Stichting Eigen Haard, de lantaarnknecht late men een relatie aangaan met het huwelijk tussen Anna Blume en de kamertoon a. De kogel geve men te vreten aan het vlak en een gerafelde hoek late men vernietigen door een koolspitslichtbundel van 22.000 kaars. Men late de mensen op hun handen lopen en op hun voeten een hoed dragen, zoals Anna Blume (Katarakten). Men spuit schuim.
En nu begint de gloed der muzikale drenking. Orgels zingen achter de coulissen en zeggen: ‘jam, jam’. De naaimachine ratelt naar voren. Iemand in de ene coulisse zegt: ‘bah’. Iemand anders komt plotseling op en zegt: ‘ik ben stom.’ (Nadruk verboden). Knielt omgekeerd een geestelijke daartussen en roept en bidt luid: ‘O genade krioelt verbazing hallelujah jongen, jongen trouwt druppeltje water.’ Een waterleiding druppelt ongeremd eentonig. 8. Pauken en fluiten bliksemen dood en een tramconducteursfluitje licht fel op. De man in de ene coulisse stroomt een straal ijskoud water over zijn rug in een teil. Daarbij zingt hij cis d, dis es, het arbeiderslied in zijn geheel. Onder de teil heeft men een gasvlam aangestoken om het water te koken en een vioolmelodie schemert naar binnen, zuiver en meisjesachtig. Een sluier pakt de breedte in de breedte. Diep donkerrood kookt het midden gloed. Het ruist zacht. Aanzwellen lange zucht violen en oplossen. Licht verdonkert toneel, ook de naaimachine is donker.
| |
Zelfverwerkelijking van de punt
Het eerste stukje van deze tekst lijkt de beschrijving van een typische Merzbau met zijn weglopende vlakken, zijn welvingen, zijn gaten en zijn perspectifische manipulaties. Daarna gaat Schwitters in op het lijnenspel. Hij geeft de lijnen een materiaalkenmerk (touw, draad) en vervolgens menselijke eigenschappen, want de lijnen strelen elkaar in tederheid. Waar het meetkundeboekje nog gortdroog constateert dat ‘een lijn een verzameling van punten is’, zegt Schwitters dat punten zich moeten verwerkelijken tot lijn. De ultieme zelfverwerkelijking van de punt! Dan worden de lijnen geknikt en geknakt, anders gezegd: als door mensenhand gedestrueerd, scharnierend op een punt. De storm, een kracht van buiten, raast voorbij en herstelt de lijn. Dan worden er kogels gekogeld. Kogels zien eruit als grote punten, een meetkundige onbestaanbaarheid, en in een draaiing sluiten ze zich aaneen tot vlakken waaruit weer kisten ontstaan met daarin de chapeaux clâques, het vrolijke hoofddeksel, maar ook een goochelaarsattribuut, verzinken. Afscheid van de flauwekul? Dan vormen lijnen zich tot netten en wat erin verstrikt raakt, is niet Antonius van Padua, de patroon van de gevonden voorwerpen, maar Antonius de kluizenaar, die tegen de verzoeking van de Satan vocht in de woestijn. De netten worden weer omgevormd tot lijnen en tot vlakken. Watten druppelen. Is daarmee de druppel tot stilstand gebracht? De koolspitslamp, de felste schijnwerper van vóór de oorlog, overrompelt de witte
| |
| |
zachte lucht. Anders gezegd: de lucht die voor het branden van de koolspits verbruikt wordt, loopt ook de kans beschenen te worden.
Dan heeft Schwitters even genoeg van geometrie en texturen en presenteert hij allerhande mechanische attributen, zoals wielen, assen, complete machines en vervoermiddelen en onderdelen daarvan. De komst van de mens wordt voorafgegaan door onderjurken, schoenen en haarstukjes. Ook overdrachtelijke zaken, voetangels bij voorbeeld, worden ingeschakeld. Ondertussen moet het toneel behoorlijk vol zijn. De auteur onderkent dat probleem en zegt: alles natuurlijk conform de maatvoering die het werk verlangt. Zou de mens aan de beurt komen? Mensen kunnen worden ingeschakeld, stelt de auteur. Ze zijn dus niet echt nodig. Ze kunnen deel uitmaken van de coulissen en eventueel, in hun doordeweekse setting, tweebenig spreken en zelfs iets verstandigs zeggen. Het klinkt niet erg uitnodigend.
Daarna wordt de auteur een huwelijksmakelaar tussen objecten, personen, instellingen en wis- en natuurkundige fenomenen. Het lijkt het begin van de handeling, zeker wanneer Schwitters zijn eigen creatie-en-muze Anna Blume wil uithuwelijken aan de kamertoon a, een van de standaarden voor toonhoogte. Ook voor de geometrische elementen is er enige ruimte voor interactie en voor mensen is er bewegingsvrijheid op het toneel, zij het binnen de beperkingen die geformuleerd worden in het gedicht ‘Anna Blume’.
Dan is het tijd voor een geluidsdecor. Orgels klinken offstage, we horen de naaimachine ratelen, we horen druppelgeluiden. Iemand zegt ‘bah’, iemand anders ‘ik ben dom’ en er staat tussen haakjes achter: nadruk verboden. Dat kan slaan op het auteursrecht, maar de auteur kan er ook mee bedoelen dat er zonder nadruk gesproken moet worden. Het cijfer 8 verschijnt - mogelijk een citaat uit een van Schwitters' cijfergedichten. Een man die gekoeld wordt door een waterstraal zingt een compleet arbeiderslied dat bestaat uit vier tonen; eigenlijk uit drie want de derde en vierde toon zijn anharmonisch - op de piano is dat dezelfde toon. Een fluitje licht op, een vioolmelodie schemert - misschien komt het door de bizarre huwelijken die eerder gesloten zijn dat muziekinstrumenten de lichteffecten verzorgen. Ten slotte wordt het toneel met licht verduisterd. Dat is een doordenkertje.
| |
Het ideale medium
Schwitters spreekt van een explicatie (Erklärung) van eisen. Je zou het met meer recht een pakket van eisen van eisen kunnen noemen. Het past prachtig in de stroom van pamfletten en manifesten in het begin van deze eeuw, die de geboorte van nieuwe theatervormen aankondigden en waar afgerekend werd met het psychologische teksttheater dat met ijzeren banden vast zat aan literatuur en muziek. Maar Schwitters' tekst is extra interessant omdat het geen leerstellig manifest is, maar een script voor een voorstelling. Toen ik die tekst voor het eerst las, voelde ik me deelgenoot van een prachtige hallucinatie. Ik voelde me alsof ik op een heel creatieve manier stoned was. Al lezende realiseerde ik mij ook dat we tegenwoordig de ideale middelen hebben om Schwitters' partituur te realiseren. Ik ben een geregelde bezoeker van het jaarlijkse World Wide Video Festival in Den Haag en als zodanig volg ik de ontwikkeling van een legertje videasten uit binnen- en buitenland. Bijna alle effecten die Schwitters opsomt, zijn ideaal realiseerbaar met elektronische media. Eigenlijk beschrijft de auteur een videoclip avant la lettre. Ik weet dat er in Duitsland kunstenaars zijn geweest die op basis van deze ‘Explicaties’ een happening hebben gemaakt. Misschien was het wel een prachtige vertoning maar ik ben veel nieuwsgieriger naar de interpretatie van een videokunstenaar.
|
|