Robert-Henk Zuidinga
Taal in Letteren
Ook aan de scheppende literatuur gaat het digitale tijdperk niet voorbij. Rob van Erkelens heeft zijn boek Het uur van lood geheel opgebouwd uit fragmenten die hij vond in de wereldliteratuur. Die techniek staat inmiddels bekend als samplen (van het Engelse to sample, letterlijk: een steekproef nemen), een term die stamt uit de muziek, waar het tegenwoordig zeer gangbaar is fragmenten (gitaarsolo's, basloopjes, een piano-akkoord) digitaal op te slaan en niet zelden elektronisch onherkenbaar te vervormen. Daarmee wordt een nieuw nummer samengesteld, bij voorkeur ondersteund met een dreunende house-beat, en onder eigen naam uitgebracht, en zo kan de eerste de beste computerfanaat die geen noot muziek kan lezen en geen twee regels Engels op elkaar kan laten rijmen toch een wereldhit scoren.
Van Erkelens produkt lijkt de intrede van sampling in de letterkunde te markeren, maar die techniek bestaat daar al langer. Veel langer zelfs. Een tekst die samengesteld is met regels uit bestaande werken heet een cento, wat Latijn is voor lappendeken of, poëtischer, bedelaarsdeken en dus niet betekent, zoals ik jaren gedacht heb, dat het werk 100 regels moet beslaan. Vooral de Grieken en Romeinen mochten zich er graag mee bezighouden. Klassieke voorbeelden zijn de pikante Cento Nuptialis, door Ausonius (310-395) samengesteld uit regels van Vergilius, en de uit werk van Homerus bijeengejatte Homerocentones. Keizerin Eudoxia schreef een leven van Christus eveneens met regels van Homerus en Proba Falconia deed dat in Cento Vergilianus met verzen van Vergilius. In de twaalfde eeuw schiep de monnik Metellus christelijke gezangen met behulp van regels uit de Oden van Horatius.
De bekendste cento in het Nederlands moet ‘De Keesiade’ zijn, geschreven door J.J.A. Goeverneur (1809-1899), die later in zijn leven bekend werd met buitengewoon zoete poëzie, maar in zijn studententijd in Groningen een heel andere kant had laten zien. Hij betrapte de hoogleraar Cornelis de Waal bij het bezoek aan een bordeel en schreef daarover met enkele medestudenten het gedicht ‘Minerva's vloek’. De Waal, in eer en goede naam aangetast, achterhaalde dat Goeverneur een van de makers was en het universiteitsbestuur legde de ongemanierde student veertien dagen huisarrest op. Die tijd benutte hij om zijn werk uitgebreid over te doen. Het resultaat was ‘De Keesiade’ (zo genoemd naar De Waals voornaam), een ‘Heldendicht, door verschillende dichters’ in vijf zangen en tal van talen, dat hij, naar het verhaal wil, schreef zonder ook maar één boek te raadplegen.
Het naderend moment van De Waals ontluistering luidt:
Daar zit hij nu (Rotgans)
De roode koontjes warm, (Bellamy)
Und zupft ihr, um nicht lass zu seyn,
Die Busenschleifen los, (Hölty)
O giustizia del ciel, quanto men presto.
Tanto piu grave sovra il popol rio! (Tasso)
Hij waant zich onbespied; (Vondel)
Doch ach, das Verrätheraug schlummerte nicht! (Burger)
Rumor venit... (Terentius)
Studenten zijn 't (Frank van Berkhey)
Hör's näher und näher brausen! (Körner)
Hoor, welk een blij geschater
En vroolijk juichen! (Antonides)
Een onverwacht gebruiker van de cento was Frater Venatius die, gesouffleerd door Michel van der Plas, in zijn meezinger ‘Zeg maar ja tegen 't leven’ klassieke Nederlandse versregels naar eigen inzicht aaneenreeg: