| |
| |
| |
Radboud Kuypers
‘Na zóóveel vriendschap!’
Over de ontmoeting tussen Du Perron en Larbaud
Als het zo is dat een toevallige lectuur beslissend kan zijn voor iemands schrijverschap, kan een literaire ontdekking ook nieuwsgierig maken naar een ontmoeting. Deze kan geforceerd worden of vanzelfsprekend lijken; zij berust in de meeste gevallen op herkenbaarheid, op een gevoel voor hetzelfde, op een gelijkgestemdheid die twee polen in dezelfde richting opduwen. Ze is boven alles een kwestie van temperament.
Eddy du Perron erkent het belang van onder anderen André Gide, Stendhal, Multatuli en Valery Larbaud, de grote onbekende, op zijn werk.
Larbaud was de voorloper van de moderne Franse poëzie, degene die naar het voorbeeld van zijn vriend James Joyce de monologue intérieur in Frankrijk introduceerde, maar hij was vooral de schrijver van Barnabooth. Met dat boek heeft hij niet alleen uitdrukking gegeven aan een bepaalde levenshouding, die omschreven kan worden als onafhankelijk buitenstaanderschap, maar ook een individualistische, subtiel autobiografische literatuur gecreëerd.
Door zijn afzijdige houding is Larbaud vrij snel in de vergetelheid geraakt. Enkele op het eerste gezicht arbitraire elementen doen veronderstellen dat de invloed van Larbaud op Du Perron groter is dan men kan vermoeden; dit kan onder meer opgemaakt worden uit de vasthoudendheid van Du Perron - zoals die spreekt uit zijn correspondentie - om de Fransman te ontmoeten, uit zijn vertalingen, daarnaast uit overeenkomsten zoals het individualistische temperament, de vergelijkbare levensloop... Over zijn ontmoeting met Larbaud zal dit stuk gaan.
| |
Veroverd
In 1922 verblijft Eddy du Perron in Parijs. Hij heeft er altijd van gedroomd om, eindelijk los van zijn ouders, te leven naar het romantisch idee dat hij van het schrijverschap heeft. Op de Butte Montmartre probeert hij het bohème-schap nieuw leven in te blazen. Vers aangekomen uit het cultuurarme Indië beseft hij niet dat de bohème met kunstenaars als Toulouse Lautrec niet meer à la mode is, dat het culturele zwaartepunt zich heeft verplaatst naar Montparnasse. Wat betreft de Europese cultuur heeft hij een grote achterstand in te halen. Vrienden als Pascal Pia en Clairette Petrucci - zijn eerste Europese liefde - wijden hem in in de Europese literatuur. Hij leest als een gek, en in een razendsnel tempo stelt hij zich op de hoogte van nieuwe literaire modes. Zijn Manuscrit trouvé dans une poche, een scherpzinnige pastiche op de moderne poëzie van onder anderen Apollinaire en Jacob, laat zien dat hij deze grondig heeft geassimileerd. Maar hij laat zich niets voorschrijven. Zijn eigenwijze en originele temperament, kortom zijn uitgesproken smaak, maken hem nieuwsgierig naar een andere literatuur. Wanneer hij langs de boekenstalletjes in Montmartre struint, valt zijn oog bij toeval op een boek met een opvallende omslag:
Un jeune milliardaire sud-américaine promène à travers l'Europe sa mélancolie (of zoiets), daarnaast een grof portretje van een man met een panamahoed. Ik wantrouwde het boek, denkend met de een of andere Prins Koekoek te doen te hebben; ik vroeg de boekhandelaar wat het was. Hij keek er minachtend op neer, en met een van zijn uitvallen: ‘J'en sais rien! C'pas vous ça?’ Hij bedoelde dat het portretje op mij leek, wat ik later van anderen opnieuw te horen kreeg.
(In deze grootse tijd XII, VW V, pp. 220-221)
Het is de eerste kennismaking met het werk van Valery Larbaud, die vooral dankzij Barnabooth - want dat is het boek dat Du Perrons aandacht trekt - uit 1913 bekendheid heeft gekregen. Ofschoon Du Perron het wel grap- | |
| |
pig vindt dat hij met de schrijver opvallende gelijkenissen vertoont, laat hij het boek liggen omdat hij met een of andere charlatan te maken denkt te hebben. Toch is zijn nieuwsgierigheid gewekt. Als hij in 1924 met zijn ouders Florence bezoekt, koopt hij Barnabooth, dat zich grotendeels afspeelt in de stad aan de Arno, bij wijze van ‘locale lectuur’. Hij is ‘na enkele bladzijden veroverd’, zoals hij zelf zegt. In de omzwervingen, maar nog meer in de levenshouding van de kosmopoliet en rijkste jongeman ter wereld, Archibaldo Olson Barnabooth, herkent hij zich zelf terug als de ‘riche amateur’ die dankzij zijn fortuin kan doen waar hij zin in heeft. Hij herkent in de houding van Barnabooth ook het verzet van Larbaud, die achter hem schuilgaat, tegen het vermogende maar verstikkende milieu waaruit hij voortkomt.
In het geval van zowel Larbaud/Barnabooth als Du Perron wordt deze wereld gesymboliseerd door de bemoeienissen van een dominante moeder. Bovendien is Du Perron net als Barnabooth niet-Europeaan, wat hem in staat stelt om een relativerende afstand tot het oude continent te bewaren, en ten slotte beleeft hij net als Barnabooth enkele ongelukkige amoureuze avonturen... Zoveel parallellen, men zou voor minder overstag gaan.
Later zal blijken dat de ‘ontdekking van Larbaud’ niet zonder literaire implicaties zal blijven (met name voor Een Voorbereiding en Het Land van Herkomst). Du Perron wordt erdoor gestimuleerd in zijn zoektocht naar het ‘personage’ dat hij wil spelen, naar de verhouding tussen schrijver en personage. Larbaud en in diens verlengde Barnabooth, zullen voor de rest van zijn leven een model zijn, zowel op het literaire als op het persoonlijke vlak. Du Perron is in ieder geval zo onder de indruk van Barnabooth dat hij in 1924 vanuit Dijon zelfs een brief aan Larbaud schrijft. Maar bij herlezing komt deze hem zo pathetisch voor dat hij haar meteen verscheurt. Hij heeft vooralsnog zijn toon nog niet gevonden.
Du Perron, voorjaar 1935
| |
Obsessionele energie
Eind 1931 is er voor het eerste sprake van een toekomstige ontmoeting. Het zal evenwel nog tot 1932 duren dat de twee wer- | |
| |
kelijk met elkaar in contact komen, door bemiddeling van de uitgever A.A.M. Stols, die van beiden teksten uitgeeft. Het duurt onder andere zo lang omdat Du Perron tot 1932 in Waals Brabant woont, op het ‘château’ van Chaumont-Gistoux dat zijn vader in 1926 gekocht had. In die jaren concentreert hij zich vooral op zijn entrée in de Nederlandstalige letterkundige wereld: na Paul van Ostaijen en Gaston Burssens met wie hij onder andere de modernistische tijdschriften Avontuur en De Driehoek uitgaf, ontmoet hij Jan Greshoff die als correspondent in Brussel verbleef, Adriaan Roland-Holst, Hendrik Marsman en in 1930 Menno Ter Braak. Op Chaumont-Gistoux maakt een hele generatie Nederlandse schrijvers haar opwachting, en wordt de kiem gelegd voor wat later Forum wordt.
Dat neemt niet weg dat intussen de namen van Larbaud en Barnabooth blijvend terugkeren in het oeuvre en de brieven van Du Perron. Vooral uit de laatste komt de belangstelling van Du Perron voor Larbaud nadrukkelijk naar voren, en zijn verhouding tot Larbaud regelmatig ter sprake. Hij spreekt altijd met bewondering over de schrijver van Barnabooth, terwijl diens andere werken, zoals de novellen uit Amants, heureux amants uit 1923, op zijn waardering kunnen rekenen vanwege de persoonlijke wijze waarop de monologue intérieur geïntegreerd is. Dit in tegenstelling tot Larbauds artikelen, essays, gedichten, notities of meer ‘wetenschappelijke’ werken: dit is werk van een ‘lettré’ waarvoor je geen Larbaud hoeft te zijn. Larbaud is ‘gâteus’ geworden, het talent van de schrijver van Barnabooth is hierin ver te zoeken.
Du Perron is dus niet idolaat in zijn oordeel; niet alles wat de Fransman doet vindt hij de moeite waard. Maar als het er op aankomt neemt hij zijn verdediging op zich. Met een bijna obsessionele energie probeert hij zijn vrienden van het belang van Larbauds boeken te overtuigen. Larbaud wordt de inzet in literaire polemieken over het roman-genre, en met name Barnabooth is een absoluut argument in de waardetoekenning. Kort gezegd geeft dat het volgende beeld: ten opzichte van Barnabooth is ‘boek X’ zoveel waard, vergeleken met Barnabooth is ‘boek Y’ niks, of zoals Marsman krijgt te horen:
Je krijgt van me alle Gladkovs, Ehrenburgs, Döblins en andere Feuchtwangers cadeau, bij karrevrachten van de reinigingsdienst tegelijk, voor dit eene, werkelijk door-en-door superieure boek.
Wanneer zijn eigen werk ter discussie gesteld wordt verschuilt Du Perron zich achter Larbaud om dit werk te verdedigen: ‘Al schreef ik een ding 6x Ducroo, Henri Brulard zelf of Barnabooth, dan vonden ze me nog “onedel”, want de Holl. adel is “metaphysiek”.’ Wanneer hij gedwongen wordt een keuze te maken omdat de met politieke drek besmeurde jaren dertig nu eenmaal een andere literatuur vereisen, plaatst hij als vanzelfsprekend de ‘autobiografie’ à la Larbaud boven de geëngageerde ‘revolutieromans’ à la Ehrenburg.
Op het persoonlijk vlak haalt Du Perron Larbaud erbij om te kijken of hij bepaalde mensen tot zijn vrienden kan rekenen (als je van Larbaud houdt maak je een goede kans...), of om met verbazing zijn vrienden terecht te wijzen: ‘Hoe is 't godsmogelijk dat iemand met jouw verfijning op taalgebied en jouw ontvankelijkheid voor beschaafde letteren zoo ongevoelig kan zijn voor Larbaud?’ Zelfs zijn literaire boezemvriend Ter Braak wordt het vuur aan de schenen gelegd. Du Perron gaat voor Larbaud door het vuur en tegelijkertijd gebruikt hij hem als schild in zijn penneschermutselingen.
| |
Briefwisseling
In 1932 neemt Du Perron met Elizabeth de Roos zijn intrek in een appartement te Meudon, nabij Parijs. Zijn leven zal spoedig een onaangename draai nemen. Na de dood van zijn vader in 1929 en van zijn moeder in 1933 komt hij er helemaal alleen voor te staan. De ‘jonge Indischman’ moet voortaan zijn eigen boontjes doppen en werken voor de kost! Voor Nederlandse kranten schrijft hij zonder veel inspiratie artikelen over literatuur en het leven in Parijs. Ook werkt hij aan Het Land van Herkomst.
In die roerige tijd begint een briefwisseling met Larbaud die een twaalftal brieven omvat.
| |
| |
Een op het eerste gezicht vrij banale correspondentie, tussen twee schrijvers die elkaar regelmatig boeken met een opdracht toezenden. Een dergelijk presentje vormt ook de aanzet tot de briefwisseling.
Du Perron grijpt met beide handen de mogelijkheid aan om Larbaud eens te spreken. Hij acht een ontmoeting mogelijk, temeer omdat beiden regelmatig in Parijs vertoeven. Du Perron woont en werkt er, Larbaud reist op en neer tussen Parijs en het familiedomein Valbois in de buurt van zijn geboorteplaats Vichy, als hij tenminste niet in Londen is of in Spanje. Du Perron speelt in zijn achterhoofd met de gedachte dat een rendez-vous met Larbaud wenselijk is omdat hij te zijner tijd een groot artikel over de Fransman wil maken, niet dan nadat hij hem werkelijk gesproken heeft:
Kan je me opgeven waar Larbaud nu zit? Als hij in Parijs mocht zijn, als ik er ben (begin Juli ongeveer), wil je mij dan een briefje voor hem meegeven? Ik zou graag een groot stuk over hem schrijven voor De Gids, en wou van hemzelf dan eenige details hebben. Heb jij die Itinéraire nog? Of zou hij me die willen geven? Ik zou ook graag kennis met hem maken, na zóóveel vriendschap!
Ruim een maand later schrijft Du Perron aan Larbaud. Du Perron had van de Fransman in 1930 voor Stols Le Pauvre Chemisier vertaald, Stols had Larbaud hiervan een exemplaar opgestuurd, die het hem met een opdracht terugzond. Du Perron zal in 1932 hierop vervolgens reageren: ‘vous avez été trop charmant, vous avez renversé les rôles, la gratitude devant être entièrement de mon côté.’ Zijn eerste brief van 26 juli 1932 is voor zijn doen nogal geforceerd. Hij heeft moeite de juiste toon te vinden, hij aarzelt tussen die van ‘bewonderaar’ en ‘vriend’. Maar hoe lucide zet Du Perron intussen zijn verhouding tot Larbaud uiteen en met wat een vooruitziende precisie stelt hij zich hun toekomstige ontmoeting voor:
Larbaud, juni 1933
Stols m'a dit que vous voudriez bien me rencontrer, si un jour nous nous trouvions tous les deux à Paris. J'espère bien que ce jour viendra; il me semble souvent que j'ai un tas de choses à vous dire, bien que jusqu'ici je n'aie jamais pensé en même
| |
| |
temps que vous pourriez les écouter. D'ailleurs, le jour où je vous verrai, je vous dirai sans doute d'autres choses.
Uit deze passage kan ook opgemaakt worden dat Larbaud gehoor geeft aan de wens van Du Perron om hem te zien. In de volgende brieven is de toon hartelijker en persoonlijker (en zelfs vrijpostig vergeleken met de brieven van Saint John-Perse of André Gide aan Larbaud). Larbaud lijkt dit alles wel te waarderen want hij stuurt regelmatig een boek met een opdracht, of een boek waar Du Perron om vraagt. Dit gebaar moet op zijn juiste waarde geschat worden, want de Fransman leeft een teruggetrokken bestaan en houdt zich zoveel mogelijk afzijdig van het literaire wereldje. Het is misschien zelfs kenmerkend voor Larbaud dat hij, die zich als kosmopoliet zo bezig houdt met buitenlandse literatuur, zich interesseert voor Du Perron (met die reserve dat Larbaud over zijn werk nooit iets geschreven heeft).
In zijn brief van 8 januari 1934 reageert Du Perron op Larbauds spelletje in Le Gouverneur de Kerguelen van het onbewoonde eiland en de boeken die hij daar mee naar toe zou nemen, wat hem tevens de gelegenheid geeft het over zijn literaire voorkeuren te hebben:
Si je devais emporter à Port-Noël cinq auteurs, mon choix serait fait: Shakespeare (voui), Stendhal, Nietzsche, Multatuli (c'est un auteur hollandais que l'Europe ignore et tant pis pour l'Europe), Edgar Poe ou Gide. [...] s'il me fallait nommer les 3 livres que je mets personnellement (souligné) au-dessus de tous les autres, les voici: Henri Brulard, Barnabooth, Le Petit Ami de Paul Léautaud.
| |
Elf jaar te laat
Intussen blijft Du Perron aandringen op een ontmoeting. Een geschikte datum kan niet gevonden worden. Beiden moeten immers in Parijs zijn en nu eens is het Larbaud die elders is, dan weer is het Du Perron die verhinderd is. Verscheidene malen is hij het adres van zijn Franse vriend kwijtgeraakt. Hij zit aanvankelijk immers midden in zijn verhuizing en hij heeft blijkbaar moeite met het op orde brengen van zijn huishouding (André Malraux zal hem hierbij helpen). De brieven van Du Perron geven een goed beeld van de verwarring hieromtrent. Du Perron denkt op een gegeven moment zelfs dat de Fransman hem helemaal niet wil ontmoeten: ‘Ik heb Larbaud geschreven. Als hij mij niet zien wil, tant pis.’ Des te opgetogener is hij als blijkt dat dit niet het geval is: J'avais l'impression que le ton de mes lettres (peut-être) vous aurait profondément déplu, et que vous ne vouliez décidément communiquer avec moi que par imprimés!
Na een twaalftal brieven en evenzovele misverstanden is het uiteindelijk zo ver. Op 2 mei 1934 zullen Du Perron en Larbaud elkaar ontmoeten ‘na zóóveel vriendschap!’, in de groezelige duisternis van het café Helvétia tegenover het Luxembourg.
In een artikel voor In deze grootse tijd en in een brief aan Greshoff komt Du Perron uitvoerig terug op de ontmoeting. Hij is minder ontroerd dan hij had verwacht, maar welbeschouwd kwam dit moment ook ‘elf jaar te laat’. Ze praten over een verhaal van Larbaud dat binnenkort zou verschijnen, en over een eventueel vervolg op Barnabooth.
Wat Du Perron vooral opvalt zijn Larbauds diepe groene ogen en het ‘broze en voorzichtige van zijn bewegingen’. In zijn brief aan Greshoff vertelt Du Perron ongeveer hetzelfde: Larbaud is een ‘alleraardigste, zachte, heel licht ironische, schuwe, vriendelijke man’, maar hij is telkens bang om hem ‘in de conversatie te hard aan te stooten’. Du Perron is enigszins teleurgesteld, schrijft hij, omdat hij eigenlijk gerekend had op een gesprek met Barnabooth en in plaats daarvan een ander iemand tegenover zich vond:
Onze conversatie was één trekken van mij naar ‘Barnabooth’ toe, en van hem naar Scève en de verborgenheden van de klassieke literatuur. Voilà. Maar hij is heel sympathiek en ongetwijfeld een eersterangsch-mensch, ook wat het hart aangaat.
| |
| |
| |
Precaire gezondheid
Du Perron die in de schrijver zijn held terug wil vinden, is misschien meer teleurgesteld door zijn eigen verwachtingen dan door Larbaud zelf. In ieder geval schrijven ze elkaar nauwelijks meer. Du Perron stuurt nog een kaart uit Grenoble, met daarop afgebeeld de grootvader van de door beiden bewonderde Stendhal.
In 1935 komt hij terug op zijn voornemen om op verzoek van Stols (voor f 150,-) Fermina Márquez te vertalen. Du Perron vraagt Larbaud om enkele adviezen en geeft aan waar de problemen in het vertalen liggen. Naar aanleiding van deze vertaling komt het tot een confrontatie tussen de uitgevers Stols en Gallimard, omdat dit werk zonder de toestemming van de laatste blijkbaar nog niet vertaald had mogen worden. Dat neemt niet weg dat hij bereid is om voor Stols het volledige werk van Larbaud in het Nederlands te vertalen, ofschoon hij beseft dat de echte lezers van Larbaud zijn werk toch in het Frans zullen lezen.
Bij wijze van nieuwjaarsgroet voor 1935 stuurt Larbaud het mysterieuze gedicht La Neige, misschien wel het duidelijkste bewijs dat hij Du Perron nooit vergeten heeft. De schrijver uit Vichy is door zijn precaire gezondheid gedwongen zich helemaal terug te trekken uit de wereld. Later dat jaar wordt het hem bijna fataal als hij getroffen wordt door afasie. Daarna is hij bijna niet meer in staat om mensen te ontmoeten, wat Du Perron erg jammer vindt omdat hij Larbaud nog eens zou willen zien: ‘J'espère vous revoir à Paris, cet hiver, si les révolutions qu'on annonce de droite et de gauche nous laissent tranquilles’ en: ‘J'aimerais beaucoup vous revoir, mais j'espère vous retrouver guéri, ou presque. Si ma visite devait vous incommoder, dites-moi très simplement non, et essayons de nous revoir en octobre.’
Maar aan Marsman moet Du Perron tot zijn spijt bekennen dat Larbaud ‘niet meer voor mij is wat hij vroeger was; vroeger zou ik doodongelukkig zijn geweest.’ Via diens vriend en biograaf G.-Jean Aubry stelt hij zich op de hoogte van zijn gezondheid: ‘Larbaud zelf denkt dat hij dood zal gaan. Zijn rechterkant is heelemaal verlamd, maar zijn brein is helder; hij kan moeilijk spreken maar wel lezen.’
| |
Erkenning
In 1938 verschijnt in de NRC naar aanleiding van Aux couleurs de Rome eindelijk het jaren eerder aangekondigde artikel over Larbaud. Ofschoon hij in de moeilijke jaren voor de Tweede Wereldoorlog meer en meer in de vergetelheid gedrukt is, kan hij nog altijd rekenen op de waardering en onvoorwaardelijke erkenning van Du Perron. In deze tijd wint het oeuvre van de ‘amateur’ zelfs alleen maar aan waarde. Nog eenmaal geeft Du Perron openhartig, bijna intiem, blijk van zijn waardering:
Hij is een Stendhal uit minder ‘gespannen’ tijden, sceptischer nog, maar veel zachter, meer bevracht misschien door een gecompliceerde cultuur.
| |
| |
Nog eenmaal verdedigt Du Perron de schrijver uit Vichy tegen het onbegrip dat hem ten deel valt, door nog eens het Nederlandse gebrek aan verfijning en smaak aan de kaak te stellen: ‘gevoel voor qualiteit is nooit ons fort geweest’. Larbaud blijft voor Du Perron ‘de schrijver van één boek’, Barnabooth, maar ter verzoening probeert hij Larbauds gehele oeuvre onder de ene noemer ‘Barnabooth’ te vangen. Hij belicht met dat doel het individualisme van Barnabooth, dat zijn weerslag vindt op zijn andere personages; in feite zijn het niet alleen dubbelgangers van elkáár, maar ook van Larbaud zelf.
Portret van Valery Larbaud van P.-E. Bécat
Valery Larbaud, een sleutel tot de wereld van Du Perron? Hij heeft in ieder geval veel voor Du Perron betekent, anders zou de laatste zich niet zo veel moeite getroost hebben om de schrijver van Barnabooth te ontmoeten. Misschien kan uit deze episode afgeleid worden dat Du Perron niet alleen de intellectualistische en vurige polemist is die velen in hem zien, maar ook de wat melancholische en gevoelige romanticus, de hartstochtelijke liefhebber van de literatuur.
Bronnen
|
E. du Perron, Verzameld werk, Van Oorschot, Amsterdam 1955. (VW) |
E. du Perron, Land van herkomst, Van Oorschot, editie 1989. |
E. du Perron, Manuscrit trouvé dans une poche, Kwadraat, Utrecht 1988. |
E. du Perron, Brieven, Van Oorschot, Amsterdam 1977-1985. (BR) |
M. Ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, Van Oorschot, Amsterdam 1962-1967. |
V. Larbaud, Oeuvres, Gallimard 1958. Gide/Larbaud, Correspondance (1905-1938), Gallimard 1989. |
|
|