Barend van Heusden
Inleiding
Literaire reacties op oudere meesterwerken liggen op een continuüm tussen de twee uitersten van slaafse navolging enerzijds en volstrekte afwijzing anderzijds. Een klassieke tekst kan de hedendaagse schrijver materiaal verschaffen in de vorm van thema's, motieven, literaire vormen. Vikram Seth, bijvoorbeeld, kiest in The Golden Gate een door Poesjkin gebruikte versvorm voor een briljante stijloefening. Bij Calvino, Ransmayr, Rushdie en Simon levert de klassieke tekst thema's en motieven, terwijl Jules Verne's Reis om de wereld in tachtig dagen voor Julio Cortázar de stem is waar hij zijn eigen tekst als een tegenstem onder plaatst.
Bij de zes auteurs zijn noch de stijloefening, noch de verwijzing naar thema's of motieven, een doel op zichzelf. Behalve dat de literatuurgeschiedenis voor hen een grote hutkoffer is, waaruit fascinerend literair materiaal, zij het soms danig bestoft, tevoorschijn gehaald wordt, is zij ook een uitdaging die de hedendaagse auteur dwingt zijn plaats te bepalen. In hoeverre is het thema van het klassieke meesterwerk nog actueel? Kunnen wij ons vinden in de manier waarop de thematiek gestalte heeft gekregen? Is de wijze waarop de thematiek in een klassiek meesterwerk verwoord wordt, vandaag de dag nog effectief? Dit zijn vragen waarop geen algemeen antwoord mogelijk is, maar die door iedere hedendaagse auteur (en lezer), voor iedere tekst afzonderlijk, beantwoord moeten worden. Vanwege de complexiteit van de problematiek zijn het vragen die de verhouding tot de klassieke literatuur bijzonder boeiend maken. Meer nog dan een reservoir van materiaal, is de literatuurgeschiedenis een bron van problemen en vraagstukken die om een, ook literaire, reactie vragen.
De tijd waarin een kunstenaar zich vooral tegen illustere voorgangers diende af te zetten, lijkt voorbij. Evenmin is men nog zo naïef te denken dat met de klassieken een direct gesprek gevoerd zou kunnen worden, als waren het tijdgenoten. De dialoog tussen teksten is een ingewikkeld spel met verschuivende betekenissen. ‘Zo eenvoudig liggen de zaken niet’ is een uitspraak die de houding van hedendaagse auteurs goed karakteriseert. Men is zich zeer bewust van de complexiteit van onze verhouding tot de literatuur uit het verleden. Het is echter een complexiteit die geen angst inboezemt, maar die uitdaagt om te worden ervaren, en om er ‘in stijl’, dat wil zeggen, met behoud van diezelfde complexiteit, op te reageren. De verhouding tot de (literatuur)geschiedenis kan en mag niet te simpel worden voorgesteld. Hedendaagse auteurs als Rushdie, Ransmayr en Calvino maken duidelijk dat het juist de veelzijdigheid en de meerduidigheid van de oudere literatuur is die iedere generatie auteurs en lezers opnieuw de kans biedt met eigen interpretaties te komen en zo een eigen identiteit te vestigen.
Een klassieke literaire tekst is een deel, zij het ook betrekkelijk klein, van de cultuur waarvan de hedendaagse schrijver deel uitmaakt en waar hij in zijn werk op reageert. Tegelijkertijd verwijst de klassieke tekst naar andere culturele contexten: ten eerste natuurlijk naar de cultuur waarin hij is ontstaan, maar ook naar de geschiedenis van de receptie, dat wil zeggen, van de interpretaties waar de tekst in de loop van de geschiedenis aanleiding toe heeft gegeven. In zekere zin bestaat ‘dé klassieke tekst’ helemaal niet: het is eerder een verzameling interpretaties bij één titel. Bij een boek als de Koran is dat wel heel erg duidelijk. De interpretatie die schrijvers van een klassieke tekst geven, is anders dan die van de literatuurhistorici. De literaire interpretatie van het klassieke werk is, ten eerste, gebaseerd op een relatie van overeenkomst. De klassieke tekst wordt geheel of gedeeltelijk in een nieuw verband geplaatst, waardoor de vraag rijst naar de overeenkomsten tussen de tekst in zijn nieuwe en in zijn oude context. Zo vertoont Mahound bij Rusdhie overeenkomsten met de schrijver van de Koran, maar is hij zeker niet één en dezelfde persoon. De oudere tekst maakt een metamorfose, een gedaanteverandering door.