Robert-Henk Zuidinga
Taal in Letteren
Heet homerisch lachen naar Homerus? (Ja, in zijn Ilias beschrijft hij hoe de hinkende Hephaestus ‘een onuitblusbaar gelach onder de goden’ deed opstijgen. We hebben trouwens ook een homerische strijd en de homerische vergelijking.)
Is een platonische liefde vernoemd naar Plato? (Ja, in zijn dialoog Symposion bespreekt hij de dialectiek der liefde, d.w.z. hoe het verlangen (eros) het lichamelijke overstijgt en zich uiteindelijk richt op de absolute schoonheid. Onze taal kent ook nog de platonische maaltijd, waarbij meer geredeneerd dan gegeten wordt, en platonische lichamen.)
Danken we het sadisme aan markies de Sade? (Ja, Donatien-Alphonse-François Marquis de Sade beschreef in verscheidene van zijn boeken varianten van de liefde die er niet om logen. Het masochisme komt van de Oostenrijker Leopold Ritter Sacher-Masoch die, m.n. in Venis im Pelz, schreef over de tegengestelde versie daarvan.)
De literatuur heeft de nodige bijvoeglijke en - in mindere mate - zelfstandige naamwoorden gegenereerd. In een paar gevallen zijn die voortgekomen uit de naam van een personage. Zoals datisme, een overbodige opeenstapeling van synomiemen. Het Eponiemenwoordenboek vermeldt: ‘Datisme dankt zijn bestaan aan de Atheense blijspeldichter Aristophanes. In 421 voor Chr. liet deze in De Vrede een zekere Trygaeus zeggen: “Welnu, dit is het! Hier komt het ouwe deuntje van Datis dat hij zong als hij zich aftrok tijdens het middaguur: “Ik ben verrukt, ik ben verheugen, ik ben in de wolken.””’
Maar vaker dan personages, hebben auteursnamen een naamwoord voortgebracht. Voorbeelden uit de klassieke Nederlandse letteren zijn Vondeliaans, volgens Van Dale: ‘als van, zoals men vindt bij Joost van den Vondel (1587-1679)’, Catsiaans: ‘in de trant van Cats’, en Hooftiaans: ‘van of in de trant van de dichter P.C. Hooft: een Hooftiaanse stijl’.
En van over de grenzen komen o.m. Dantesk: ‘herinnerend aan, zoals men vindt bij Dante Alighieri (1265-1321), vooral met gedachte aan zijn voorstelling van de hel in de Divina Commedia’ of Tolstojaans: ‘van, als van of in de geest van (...) Tolstoj, met de gevoelswaarde ootmoedig, eenvoudig, anti-autoritair’.
Beperken de eerste drie omschrijvingen zich nog tot de stijl of trant van de auteur, bij de laatste twee wordt al enige toegevoegde waarde gesuggereerd. Bij tal van voorbeelden heeft het bijvoeglijk naamwoord stijl of werk bijna geheel verlaten en heeft het een betekenis op zich gekregen. Dickensiaans is weliswaar ‘zoals van of bij Dickens’ maar vervolgens ook ‘armoedig, ellendig en ongezond zoals in de vervuilde industriële stedelijke woonwijken’. En Kafkaiaans is ‘[naar de schrijver Franz Kafka (1883-1924)] op raadselachtige wijze beangstigend, bedreigend (vooral door een overgeperfectioneerde samenleving die zich aan de controle van het individu onttrekt)’. Die dreiging spreekt voor mij sterker uit het woord Kafkaësk, welk lemma echter volstaat met verwijzen naar Kafkaiaans.