| |
| |
| |
August Hans den Boef
Dracula tussen verlossing en vertrossing
Everybody is a book of blood;
Wherever we're opened, we're red.
Dracula is verreweg de meest paradoxale seriemoordenaar uit de geschiedenis van de literatuur. Ging het bij de historische Dracula om weinig meer dan een ordinaire warlord die nogal snel geneigd was degenen die hem niet amuseerden te laten spietsen (30.000 op één dag was zijn record), de literaire variant die in 1897 door Bram Stoker van hem werd vervaardigd, bezorgt - althans een deel van - zijn slachtoffers niets meer of minder dan het Eeuwige Leven. Hij maakt overigens ook wel reguliere doden.
Dracula's tegenspeler in Stokers roman, Jonathan Harker, ziet in het Transsylvanische kasteel hoe de graaf zijn drie ondode bruiden voedt met een baby. De zeurende moeder van de zuigeling laat Dracula door zijn wolven tot zwijgen brengen. Vervolgens draineert hij stuk voor stuk de negenkoppige bemanning van de schoener Demeter die hem naar Engeland vaart. In de kustplaats Whitby doodt hij een rustende visser en in Hillingham transformeert hij Lucy Westenra tot een ondode, alwaar hij ook de zoöfage patiënt Renfield in het gesticht van dokter Steward tot zelfmoord drijft als hij de man niet meer nodig heeft. En ten slotte doden zijn zigeuners in Transsylvanië de Texaan Quincy Morris. Dracula: de roman der achttien doden, al kun je formeel slechts bij de varensgezellen werkelijk van een serie spreken.
Hiervan is ook niet los te zien de sfeer van de dood die om de hoofdpersonen hangt: het paar Jonathan Harker/Mina Murray is wees, Arthur Godalming en zijn verloofde Lucy Westenra verliezen hun enige ouder in het verhaal, professor Van Helsings zoon is overleden en Jonathans patroon en latere partner Hawkins sterft (zonder verwanten).
| |
Terug naar de bron?
Francis Ford Coppola's recente Dracula-verfilming heeft het fenomeen van de vampier weer voor even uit de sfeer van de honderden obscure films, strip- en pulpboeken gehaald. Vooral omdat de regisseur claimt dat hij als eerste is teruggekeerd tot de bron, de roman die de Ier Abraham (Bram) Stoker in 1897 publiceerde. Is deze claim houdbaar?
Op het eerste gezicht niet. De vijftiende-eeuwse proloog waarin Dracula zowel zijn grote liefde, zijn geloof als zijn vermogen om te sterven verliest, komt geheel uit de koker van scenarist John V. Hart, evenals de ingreep om de heldin Mina Harker in een geheime affaire te promoveren tot de reïncarnatie van die grote liefde. Aan de andere kant zijn er details in Coppola's film die je nogal onwennig voorkomen, maar die je bij nauwkeurige herlezing inderdaad bij Stoker terugvindt: dokter Seward was verslaafd aan drugs en professor Van Helsing was een lolbroek, bijvoorbeeld. In dit opzicht is de claim terecht en bovendien heeft Hart een aantal zwakke kanten aan het origineel verbeterd. Zo geeft hij de zoöfage patiënt Renfield een aannemelijke voorgeschiedenis en zijn introductie van de goede dokter Abraham (jawel) van Helsing is briljant. De man wordt uit een collegezaal weggeroepen en welk onderwerp had hij zojuist aangesneden? De verspreiding van syfilis. Stoker leed zelf aan syfilis en volgens sommige geleerden moeten we de verspreiding van het vampirisme als metafoor beschouwen voor het verspreiden van deze gevreesde ziekte. Honderd jaar later dringen de associaties met aids zich uiteraard op - een ziekte die immers direct via het bloed wordt verspreid - en dat heeft Hart donders goed beseft.
Voor de duidelijkheid: het voorbeeld van de syfilis geeft al aan dat Hart over zijn vondsten heeft nagedacht. Behalve uit de roman van Stoker putte hij uit een eeuw Dracula-receptie, uit pastiches, verfilmingen, geleerde en minder geleerde verhandelingen. Hierbij blijkt hij
| |
| |
een grote voorkeur te hebben voor de diverse interpretaties die de nadruk leggen op de seksuele aantrekkingskracht van de graaf en op de historische Dracula. Die doen het in Hollywood een stuk beter dan interpretaties die de samenleving van het Britse fin de siècle ontleden of de graaf afschilderen als een argeloze vreemdeling die vanwege zijn afwijkende leefstijl wordt gediscrimineerd.
Het eclectische aan het scenario is er waarschijnlijk de oorzaak van dat de film niet over de beloofde kwaliteit beschikt: Hart en Coppola hinkten op te veel gedachten. Wat waren dan precies Harts inspiratiebronnen? Laat ik beginnen met de historische Dracula.
| |
Vlad Tepes
Een keerpunt in de Dracula-industrie is veroorzaakt door de baanbrekende publikaties van het duo Raymond McNally en Radu Florescu dat Roemeense en andere bronnen ontsloot voor Engelstalige lezers en daaraan het resultaat van eigen speurwerk toevoegde.
Vlad III Draculea Basarab werd rond 1430 geboren in het Transsylvanische stadje Schässburg (Sighisoara). Zijn geschiedenis is echter meer verbonden met Walachije, het zuidelijkste deel van Roemenië. Driemaal was hij daar voivode, een niet-erfelijke titel, te vergelijken met het in onze dagen weer opgeld doende verschijnsel warlord. In deze hoedanigheid heeft hij de Turken bestreden, gebruikmakend van alle mogelijke tactieken tot en met guerilla en psychologische oorlogsvoering. Op een onverbiddellijke manier handhaafde hij de orde in Walachije: duizenden binnen- en buitenlandse vijanden, wetsovertreders, islamieten en lieden die op andere wijze zijn ongenoegen opwekten, heeft hij op een staak ter dood laten brengen. Grappig is dat het juist een houten staak is waarmee men volgens de overlevering een vampier kan uitschakelen.
Vlad III Draculea Basarab
De bijnaam Spietser - Tepes - heeft Vlad dus verdiend, wat niet impliceert dat zijn gedrag zo uitzonderlijk was voor die dagen. Zijn negatieve imago heeft dan ook meer te maken met - succesvolle - propaganda van zijn tegenstanders. Bleef Vlad met name onder de boerenfolklore voortleven als een volksheld, de bojaren-adel uit zijn tijd was hem minder welgezind omdat hij haar macht inperkte. Andere verwoede tegenstanders waren de Saksische kooplieden uit Transsylvanië, die onder Vlad het handelsmonopolie in Walachije kwijtraakten en hun woonplaats Kron- | |
| |
stadt (Brasov) verwoest zagen. De Saksen wisten snel de uitvinding van Gutenberg op waarde te schatten en hebben ervoor gezorgd dat Dracula's oorspronkelijke imago in het Westen - Turkenbedwinger, waarvoor hij zelfs door de paus werd geprezen - werd vervangen door dat van uiterst wrede tiran.
| |
Snor
De bevindingen van McNally en Florescu hebben een nieuwe benadering gecreeerd waarbij de nadruk wordt gelegd op de Roemeense achtergrond. Een exponent daarvan is dat acteurs die de graaf spelen, sindsdien een snor krijgen opgeplakt, de snor uit de houtsneden bij de primitieve druksels over Vlad Tepes. Zelfs Christopher Lee, de vertolker die alle andere in kwaliteit en kwantiteit heeft overtroffen, moest er in zijn nadagen aan geloven. In Coppola's film laat de flinke snor waarmee de jonge graaf is toegerust, zien dat het tijdperk van Dracula als gladgeschoren latin lover definitief voorbij is. Verder laat Coppola de graaf tegen zijn bruiden Roemeens spreken (in vroegere verfilmingen sprak Van Helsing wel eens Nederlands, in tegenstelling tot het Nederduits van het boek: ‘Gott in himmel’; ook geen correct Duits). Maar sprak Vlad Tepes wel Roemeens?
De hedendaagse Roemenen suggereren dit gaarne. Onder het bewind van Ceauçescu is Dracula namelijk verheven tot de Roemeense variant van Willem van Oranje (die net als hij om politieke redenen van godsdienst wisselde). In ieder geval is bekend dat de bojaren Hongaars spraken en dat de teksten van Vlad Tepes die bewaard zijn gebleven, in het Latijn of het Slavisch gesteld zijn. De achtergronden van Vlads familie kunnen ook wijzen op Grieks. Dracula zal wel een beetje Roemeens hebben beheerst - net als Willem de Zwijger een paar woordjes Nederlands - maar deze taal nooit tegenover zijn bruiden hebben gebezigd.
Voor de paleisrevolutie geneerden de officiële Roemenen zich hevig als hen werd gevraagd of ze wisten dat Karl Marx als eerste - zij het onbewust - een verband heeft gelegd tussen vampiers en Vlad Tepes. Maar het is waar. Ter ontspanning las Marx graag griezelverhalen als die van Hoffmann en Dumas en toen hij een pakkende vergelijking zocht om de houding van het kapitaal tegenover de arbeidsdag te karakteriseren, koos hij fantasiebeelden die met bloed te maken hadden. Het gaat om het achtste hoofdstuk van Das Kapital, bijzonder aangrijpend ook door de lange lijst van misstanden die er worden opgesomd. Marx zegt daar onder meer: ‘Het kapitaal is dode arbeid, die alleen gelijk de vampier met niet leven door het opslorpen van levende arbeid leeft en te meer leeft naarmate hij meer verslindt.’ Even verder: ‘De verlenging van de arbeidsdag over de grenzen van de natuurlijke tot in de nacht (...) stilt slechts enigermate de vampiersdorst naar levend arbeidersbloed.’
Dit is nog niet het voornaamste. Op een bepaald moment vergelijkt Marx de ontwikkeling in het Britse industriële systeem met de heer/boer-verhouding in de Donauprinsdommen. Als voorbeeld neemt hij dan de Walachijse bojaar. Marx' bron was Emile Regnault: Histoire politique et sociale des Principautés Danubiennes. En wie is die Walachijse bojaar over wie Regnault spreekt? Juist: Vlad Tepes. De Engelse editie van Das Kapital zag tien jaar voor Dracula het licht, maar ik vermoed dat het niet tot de lectuur van Stoker heeft behoord.
| |
Traditie
Wat kende Stoker dan wel? Dracula kwam niet uit de lucht vallen: er bestond al een lange literaire traditie van vampierverhalen. Behalve de reeds genoemde Hoffmann en Dumas heeft een hele lijst auteurs in dit genre geopereerd: Von Kleist, Goethe, Byron, Gautier, Tieck, Mérimée, Poe, Gogolj, Swinburne, Toergenjev, Baudelaire, Verne, Bierce, De Maupassant en Tolstoj (de neef). In veel van deze gevallen was de literaire vampier van adel; zelfs waren sommige exemplaren woonachtig in de Karpaten.
Meer specifiek begint de lijn van het genre dat zijn hoogtepunt in Dracula zou bereiken niet bij een literator, maar bij een dokter: John Polidori, lijfarts en voormalige minnaar van
| |
| |
Byron, bracht de zomer van 1816 samen met hem en het echtpaar Shelly door aan het Meer van Genève. Vanwege de regen doodde het gezelschap de tijd met griezelverhalen en op een gegeven moment besloten zij het zelf eens te proberen. Mary Shelley kwam met Frankenstein, Byron hield het na een schets voor gezien, maar de ambitieuze Polidori zette door. Toen drie jaar later het resultaat van zijn poging, The Vampyre, abusievelijk onder Byrons naam in een tijdschrift verscheen, merkte Goethe op dat dit het beste was dat Byron ooit had geschreven. Polidori's vampier, de byroniaanse held Lord Ruthven, inspireerde veel auteurs tot navolging. Zeer populair in het midden van de vorige eeuw was Varney the Vampyre or the Feast of Blood van J.M. Rymer. Naast dit werk had ook Carmilla - over een bloeddorstige gravin - van Stokers landgenoot LeFanu invloed op Dracula.
Behalve deze vampiertraditie kende Stoker ook de geromantiseerde verhalen van Emily Gerard, The Waters of Hercules, waarin de ‘Gaura Dracului’ - het hol van de duivel - voorkomt, en The Land beyond the Forest (Engels voor Transsylvanië) dat veel details over de zigeunerfolklore en ondoden bevat. In dit kader hoort ook Untrodden paths in Roumania van Mrs Walker thuis, een boek met informatie over de historische Vlad. Over hem heeft Stoker verder mondeling het een en ander vernomen van de Hongaarse oriëntalist Arminius Vambery (die hij dan ook dankbaar door Van Helsing laat prijzen). Een collega van Vambery aan de universiteit van Boedapest, Ioan Bogdan, was in die tijd bezig aan de eerste grote biografie van Tepes, die in 1896 zou verschijnen. Een verband met vampirisme legt echter geen enkele bron. Dat ontsproot aan de verbeelding van Stoker.
Net als veel navolgers was Bram Stoker minder geïnteresseerd in de historische betrouwbaarheid van zijn werk: het ging hem vooral om gegevens die pasten bij wat hij al had. Daarbij putte Stoker niet alleen uit geschreven bronnen. Het uiterlijk van Dracula - de tandjes - leende hij van de oriëntalist Sir Richard Burton, met wiens Arabian Nights Jonathan Harker zijn dagboek vergelijkt omdat het eveneens telkens afbreekt bij het hanegekraai (in Coppola's film bekijken Lucy en Mina de pikante illustraties in Burtons boek). Diverse gebaren en maniertjes erfde de graaf van Henry Irving, de beroemde acteur voor wie Stoker als een soort secretaris fungeerde. Ten slotte heeft ook de seriemoordenaar Jack
| |
| |
the Ripper zijn bloedige sporen in het boek achtergelaten.
| |
Gevoel voor humor
Stokers Dracula, dat hoor je tot op de huidige dag, zou een pulproman zijn. Zo'n oordeel is meestal beïnvloed door de eeuw Dracula-ketchup die op Stokers roman is gevolgd, in film, boek en strip. Het origineel is echter honderdmaal beschaafder. Daar komt de lezer ook weinig bloedspatten en krijsen tegen, wel veel wenen, flauwvallen en bidden. En cultuur: hoofdpersoon Jonathan Harker kent niet alleen de Duizend-en-één-nacht, hij citeert ook Shakespeare en andere auteurs, tot Duitstalige toe. De andere protagonisten kennen behalve de Bard ook Samuel Coleridge, Thomas Hood en natuurlijk Byron. Regelmatig wordt er naar de bijbel verwezen, maar daarop wil ik afzonderlijk ingaan.
Het eerste dat de lezer opvalt is de levendigheid die Stokers roman door de verschillende tekstsoorten krijgt. Dracula is immers opgebouwd uit brieven, kranteartikelen en dagboekfragmenten. Daarom alleen al steekt het boek gunstig af tegen de namaak. Bijvoorbeeld tegen de novelisation van Harts scenario die ter gelegenheid van de film verscheen. Ondanks het feit dat de daarvoor aangetrokken auteur, Fred Saberhagen, zijn sporen ruimschoots heeft verdiend in de SF, de fantasy en zelfs in de Dracula-pastiches, is het een slap boek geworden omdat hij het verhaal in de derde persoon moest samenvatten, gelardeerd met de vondsten van Hart, en dat alles ook nog eens keurig in chronologische volgorde.
Het origineel daarentegen begint op een spannend moment: Harker is al vlak bij Dracula's kasteel aangeland. Dat begin kreeg Stoker niet cadeau. Aanvankelijk begon hij met een warrige proloog in München waar hij de lezer al een groot deel van de raadsels voorschotelt. In de definitieve versie doseert hij zijn motieven veel subtieler. Zo blijkt Seward vroeger zijn leermeester Van Helsing het leven te hebben gered door gif uit een wond te zuigen. Dit levenreddende zuigen vormt een mooi contrast met de dodelijke hebbelijkheid van de graaf en bovendien is het een vooruitwijzing. Een andere zit in de verhalen van zeelui over lege graven.
De personages zijn ook veelvormiger dan hun gestileerde pendanten in film en pastiche. Neem Van Helsing - arts, advocaat en een
| |
| |
man uit een stuk. Bovendien beschikt hij over een legendarisch gevoel voor humor. Ellenlang kan de professor uitweiden over het ‘bloody’ en ‘bloomin'’ waarmee Engelse arbeiders hun zinnen larderen. En het pseudo-Nederlands-Engels dat hijzelf hanteert is zeker een bron van vermaak voor Engelstaligen. Toch lijdt dit positieve personage aan hysterische lachbuien. Naast veel is Van Helsing ook het prototype van de boertige Hollander. Zo maakt hij een grove grap over de graaf die ‘zwaar getafeld heeft en daarom zal uitslapen’, dit in het bijzijn van de ongelukkige Mina. We moeten Coppola nageven dat hij als eerste regisseur Van Helsing van een gevoel voor humor voorziet.
Bij Stoker beschikt zelfs de graaf over een gevoel voor humor. Welk pseudoniem hanteert hij in Londen, de grootste stad ter wereld, met miljoenen potentiële prooien die op hem wachten? Jawel: Count de Ville.
| |
Burgerlijke angsten
Een populaire interpretatie is het lezen van Dracula als een manifest over seksuele onderdrukking, gezien de wijze waarop het erotische karakter van de verhouding tussen de graaf en zijn vrouwelijke slachtoffers wordt beschreven. Anderen keren deze interpretatie om en vinden nu juist dat Lucy door de exotische vreemdeling seksueel is bevrijd en dat de Victoriaanse aanbidders haar als straf hiervoor verkrachten door een staak in haar te hameren en haar hoofd af te hakken. Vaak verwijst men hierbij naar Freud die in Totem und Tabu via de fenomenen zoöfilie en sadomasochisme een verklaring probeert te vinden voor de populariteit van het vampier-motief. In de film van Coppola is dit te zien op de momenten dat Dracula als een vleermuis in zijn abdij rustig hangt af te wachten. Je mag nooit van dieren zeggen dat ze lelijk zijn, maar de afschuwelijke vleermuiskop lijkt inderdaad op het gelaat van de graaf. En wanneer Mina hem over Lucy gebogen ziet - overigens ook een scène die direct uit het boek is gehaald - ziet zij een groot, donker beest.
Het verboden verlangen naar de vereniging met een dier, het taboe, veroorzaakt op zijn beurt de angst voor het lustobject. De Victoriaanse slaapkamers zijn derhalve het toneel van zowel angst als verlangen. Een sadomasochistisch verlangen naar pijn is verantwoordelijk voor de cruciale rol van het bloed. Gecompliceerd is ook de achtergrond van de vampier: dier, edelman, buitenlander, waardoor hij bij fin de siècle-droomsters minder schuldgevoelens opwekt.
Dat zijn niet onaardige hypothesen, maar wanneer men ze beperkt tot de Victoriaanse vrouw zijn daarvoor in de roman weinig argumenten te vinden. Voor het gemak vergeet men dat Jonathan Harker de verleiding van Dracula's drie bruiden niet kan weerstaan, dat Lord Godalming door Van Helsing tegen de bekoring van de ondode Lucy beschermd moet worden en dat ten slotte de professor himself aan het einde bijna niet in staat is de bruiden te verlossen uit hun ondode staat, zo ‘betoverd’ wordt hij door hun ‘voluptuous beauty’ (dat verfilmers altijd rondborstige actrices inzetten kunnen zij dus legitimeren vanuit het boek).
Eenzelfde verwarring bestaat in de interpretaties van Stokers maatschappijbeeld. Zijn hoofdrolspelers zijn afkomstig uit een scala dat loopt van de aristocratie tot de hogere middenklasse. De werkende bevolking vervult een marginale rol in het boek; behalve met bedienden, koetsiers en rustieke vissers wordt deze laag vooral geassocieerd met dronkenschap en variété-theaters. Volgens sommige interpretaties zouden de vertegenwoordigers van de middenklasse doodsbang zijn dat de adel weer uit de kastelen tevoorschijn kruipt en behalve hun dames ook hun nieuwverworven maatschappelijke positie dreigt af te nemen. Maar in Dracula is de adel in de persoon van de graaf juist definitief de verliezende partij en raakt Lord Godalming zijn verloofde kwijt, terwijl de andere protagonisten een gelukkig en rustig bestaan tegemoet gaan. De grote held uit het boek is bovendien het exacte tegendeel van een verkalkte edelman: de Texaan Morris, eenvoudig pragmaticus en trouw vriend, belichaming van de Nieuwe Wereld.
Stokers Dracula bezingt veel eerder de triomf van de moderne tijd. Van de moderne medische wetenschap, van het laconieke en prakti- | |
| |
sche Amerika, van trein, typemachine, telegraaf, telefoon en dictafoon, van de zelfbewuste burgerij die de maatschappelijke macht overneemt - Jonathan Harker als welvarende makelaar en Mina als zijn perfecte secretaresse.
| |
Eeuwige hel
Bij recente herlezing van Dracula stuitte ik op nog een andere verkapte boodschap dan de syfilitische metafoor: een religieuze. De religieuze laag in Dracula is essentieel: de protagonisten beschikken over een godsvertrouwen, kennen hun bijbel, bidden voortdurend om kracht en steun en aan het slot knielt men zelfs voor een collectief dankgebed. En let wel, in tegenstelling tot de pulpverhalen worden de ondoden bij Stoker niet vernietigd, maar verlost. Het eeuwige leven dat Dracula aanbiedt, is dan ook een eeuwige hel, in tegenstelling tot dat wat God schenkt. Verder vervult Renfield de rol van een soort Johannes de Doper, noemt Mina zichzelf met een bijbelse term ‘onrein’ en beschouwt het gezelschap dat Dracula achtervolgt, zich als ‘kruisridders’. Dat laatste is een beetje tragisch voor de nagedachtenis van de Turkendwinger Vlad.
Bela Lugosi als Dracula
Dracula, wiens naam met ‘duivel’ te maken heeft, derhalve als tegenpool van de God der Christenen - dat is een interpretatie die regelmatig opduikt. Maar daarmee heeft men nog niet de verkapte boodschap gesignaleerd. De religieuze boodschap heeft te maken met de rol van de katholieke religie. De klok heeft men wel horen luiden in de verwijzingen naar de bloedrituelen die een pervertering vormen van het sacrament in de christelijke eredienst. Vooral de verfilmingen uit katholieke landen leggen daar de nadruk op en casten altijd wel een priester die een uiteenzetting geeft over de ware kerk van Rome. In het boek zelf echter heeft Bram Stoker, afkomstig uit het katholieke Ierland, een subtiele verschuiving aangebracht ten gunste van de moederkerk. De antagonisten van de graaf zijn protestant.
| |
| |
Jonathan Harker bijvoorbeeld beschouwt aanvankelijk de crucifix als een blasfemisch voorwerp, al kiest hij spoedig eieren voor zijn geld. Van Helsing gebruikt stukjes van de hostie, leest voor uit een missaal, terwijl de man nota bene afkomstig is uit het calvinistische Holland. En uit welke Hollandse stad is de knoflook afkomstig die de graaf moet afschrikken? Haarlem, de bisschopsstad.
Het belangrijkst is misschien de notie dat protestanten niet over de eeuwenoude en beproefde rituelen beschikken om het Kwaad te bestrijden. De katholieke Amerikaan Coppola neemt dit idee natuurlijk gaarne over - en met ruime hand. Als ik me niet vergis doet zijn Dracula in de gedaante van monster sterk denken aan de beeldjes van de Babylonische duivel Pazuzu die we uit de excorcisme-films kennen.
| |
Pastiches
Stoker gaf zijn roman een raadselachtige opdracht mee: ‘To Joseph Bodenland, who gave the mammals a big chance and me a title’. Niemand heeft ooit kunnen traceren wie deze Bodenland precies was, hoe hij Stoker aan een titel voor zijn roman heeft geholpen en wat deze man ten bate van de zoogdieren heeft gedaan.
De Britse auteur Brian Aldiss nam deze opdracht als uitgangspunt voor zijn Dracula Unbound (1991, de titel verwijst naar een vorig project, Frankenstein unbound). Joe Bodenland is in dit boek een Amerikaan uit 1999 die een tijdmachine heeft uitgevonden en is teruggekeerd naar de oertijd. Met hulp van Bram Stoker en een megabom roeit hij de vampiers uit. Helaas sterven hierdoor ook de dinosaurussen uit en kennelijk zijn er ook vampiers ontsnapt. Aldiss' vondst is grappig en bovendien heeft hij hem intelligent uitgewerkt. Bijvoorbeeld legt hij een verband met syfilis. Maar een tijdmachine? Dat is een wel heel gemakzuchtig middel. Als de scenarioschrijvers van Suske & Wiske geen inspiratie meer hebben, plegen ze steevast hun helden in de tijdmachine van professor Barabbas te laten plaatsnemen.
De meeste navolgers van Stoker beschikken niet eens over de smaak, de stijl en de creativiteit van iemand als Aldiss. Het gaat om pure exploitatie-pulp. Vooral dienen de pastiches van Robert Lory en Ron Goulart gemeden te worden. Die komen zelfs niet boven het niveau van een comic book uit. Zowel Lory's Dracula als Goularts Vampirella (zonder de graaf, met Van Helsing) verschijnen in serievorm. Wat recenter zijn de series van Anne Rice en Brian Lumly (de laatste zelfs twee: Vampire World en Necroscope), weliswaar niet zo slecht geschreven, maar weinig meer dan de zoveelste pogingen om het genre te exploiteren.
De boeken die gebaseerd zijn op (B-) filmscenario's zijn meestal evenmin de moeite van het lezen waard. Bewerkte Paul Monette het script van Werner Herzogs film tot de bijna subtiele roman Nosferatu, het absolute tegendeel kan men vinden in Zoltan, the Hound of Dracula van Ken Johnson, ook de man achter de abominabele Hulk-films. Dan valt de novelisatie die Fred Saberhagen van Coppola's film vervaardigde eigenlijk nog erg mee. De pastiches die hij in de jaren zeventig publiceerde, zijn overigens uitstekend.
In The Dracula Tapes (1975) vertelt de ondode edelman nu eens zelf wat er in 1891 precies is gebeurd. Saberhagen volgt Stokers verhaal op de voet, maar telkens belicht hij situaties anders en dat meestal op een plausibele wijze. Een mooi voorbeeld is Dracula's kritiek op het onverantwoordelijke gedrag van de fanaticus Van Helsing. Wie verricht in hemelsnaam een bloedtransfusie in een tijd dat er nog niets over bloedgroepen bekend was? Dát was de oorzaak van Lucy's dood en niet haar relatie met een vampier. Verbaasd is de humane edelman ook over het bijgeloof dat hij bang zou zijn voor een crucifix. Als gelovig katholiek koestert hij nu eenmaal een passende eerbied voor dit gewijde voorwerp - met angst heeft dat niets te maken. Nee, dan zijn antagonisten: Harker is een neuroticus, Seward een kwakzalver, Van Helsing een idioot en Godalming overweegt al kort na Lucy's dood Morris te vergezellen naar de hoeren. Ook later, in The Holmes-Dracula File (1978), heeft Saberhagen de andere kant van Dracula laten zien. Hier helpt de graaf Sherlock Holmes om Londen van een epidemie te redden.
| |
| |
De wederzijdse sympathie tussen de koning van de vampiers en die van de detectives blijkt op banden des bloeds te berusten. Omdat Holmes en zijn broer Mycroft vampiers onder hun voorouders tellen en zij weigeren aan de verspreiding van het fenomeen bij te dragen, bleven ze vrijgezel. Dit is een heel wat aardiger pastiche dan Loren D. Estlemans Sherlock Holmes vs. Dracula uit hetzelfde jaar, waar de auteur met losse hand het verhaal van Stoker overschrijft en daar een slap Holmesverhaaltje overheen kalkt, onder het motto: Stoker had Van Helsing alle eer gegeven en verzwegen dat eigenlijk Holmes de vampier heeft uitgeschakeld. Helaas heeft Saberhagen deze aanpak later losgelaten en begon ook hij incarnaties van de graaf in de verre toekomst dan wel in de oertijd te situeren. De val van het seriewerk.
Peter Tremayne heeft deze klippen weten te omzeilen en heeft zich bovendien beperkt tot drie boeken. In Dracula Unborn (1977) geeft deze auteur een perspectief op de bloeddorstige graaf vanuit diens in Italië opgevoede zoon Mircea, die nietsvermoedend naar Walachije terugkeert. In The Revenge of Dracula (1978) verhaalt Tremayne hoe een jonge Britse diplomaat begin 1862 in een Britse missie is opgenomen die de toestand in de pasgevormde staat Roemenië moet bekijken en, aldaar gearriveerd, moet proberen om zijn verloofde uit de handen van Dracula te krijgen. De gevoelens van zo'n charmante jonge vrouw ten slotte staan centraal in Dracula my love (1980) en ik kan mij voorstellen dat John Hart zich hierdoor voor zijn scenario - de affaire Mina-Vlad - heeft laten inspireren (men moet deze roman overigens niet verwarren met het vreselijke Dracula in Love van John Shirley).
Christopher Lee als Dracula
De interessantste pastiches zijn nu eenmaal geconcentreerd op Dracula en ze spelen in de negentiende eeuw. Deze kritiek geldt niet alleen de pulpschrijvers, maar ook een heel bijzondere en intelligente pastiche als het titelverhaal uit Angela Carters The Bloody Cham-
| |
| |
ber (1979), waar ze op overtuigende manier een ondode edelman verbindt met Blauwbaard of het spitsvondige Drakula, Drakula, ein transsylvanisches Abenteuer van de Oostenrijker H.C. Artmann. Van alles haalt hij erbij in zijn satire: Dracula, Carmilla, Duizend-en-één-nacht en H.P. Lovecraft.
Het voorlopige dieptepunt in de vampier-industrie is de situering in het Roemenië na de dood van Ceauçescu: vorig jaar verscheen het boek Children of the Night (een verwijzing naar de term die Dracula voor zijn wolven gebruikt). De auteur exploiteert de onthutsende verhalen over Roemeense aids-baby's. Er zit er namelijk eentje tussen die lijkt te sterven, maar plotseling wonderbaarlijk geneest. Raad eens uit wat voor familie dit ventje afkomstig is?
| |
Vampiers voor kinderen
Kinderen vormen overigens een speciaal marktsegment voor de Dracula-industrie. Maar dan is hij geen afschrikwekkende demon. Nee, de jongste traditie zet de vampier in bij de strijd voor politically correctness. Zo heeft de Duitse schrijfster Angela Sommer-Bodenburg een - ook internationaal populaire - serie vervaardigd over een leuk jongetje met een uiterst lief en grappig vampier-vriendje (in het kielzog daarvan schreef Mensje van Keulen bij ons Vrienden van de maan). In Engeland publiceerde Willis Hall een vergelijkbaar boek: The Last Vampire, en in Amerika kwam collega Byron Preiss met The Vampire State Building. Dit is slechts een kleine greep.
Die kinderboeken met aardige vampiers - en vergeet ook niet Disney's Graaf Duckula en Sesam Straats Count Count - wijzen bedoeld of onbedoeld in één richting: politieke correctheid.
Vampiers bieden een metafoor voor mensen die afkomstig zijn uit een andere cultuur en de onbezoldigde strijders tegen xenofobie proberen hiermee de visie van Stoker (en zijn opvolgers) te corrigeren. Want xenofobie is inderdaad een belangrijk element in Dracula: de graaf is de geheimzinnige vreemdeling die in het hart van de beschaafde wereld infiltreert. Zelf zegt Dracula tegen Harker dat de gewoonten in Transsylvianië ‘sterk verschillen’ van die in Groot-Brittannië en hij pocht erop dat het bloed van Attila de Hun in zijn aderen stroomt. De vampiers uit de kinderboeken zijn Turken, Pakistani, zwarten uit de grote steden in het Westen. Bij Mensje van Keulen doen ze denken aan zigeuners. Omdat vampiers een nogal afwijkend cultuurpatroon vertonen, worden ze door de bevooroordeelde volwassen wereld gediscrimineerd. Maar wat zien onze jonge helden als zij bij een vampierfamilie - tekenend is dat het vrijwel uitsluitend over families gaat - op de thee komen? Een warme familieband, oude tradities die in acht worden genomen, duidelijkheid over de plaats die een kind inneemt, bescherming tegen de boze wereld van de levenden. Dat is toch iets om jaloers op te worden. Bij Mensje van Keulen is tenminste nog iets overgebleven van de erotische fascinatie (van het kind) voor de vampiers, maar zij is nu eenmaal een landgenote van Van Helsing.
Vampiers zijn niet komisch, zeker niet in de gedaante van krijgsheer. Dat kunnen de kleinen behalve in de film van Coppola tegenwoordig dagelijks op de televisie zien.
| |
Van de vloek bevrijd
Ik heb hierboven gesteld dat Hart en Coppola in hun eclectische scenario op te veel gedachten hinken. De meeste zijn inmiddels aan de orde gekomen. Wat we nog missen is de Ur-Dracula uit de hedendaagse cultuur. Het standaardverhaal van het witte doek is namelijk niet afkomstig van Stoker, maar van de auteurs die er in 1925, jaren na zijn dood, een toneelbewerking van hebben gemaakt. Om economische redenen is daarbij het aantal lokaties en personages sterk gereduceerd. Dat betekent: geen rustieke vissers, bonkige matrozen en snedige koetsiers en dierenoppassers en evenmin spannende tochten door adembenemende landschappen. De verfilmingen hebben zich hierbij aangesloten (met als bekendste die met Bela Lugosi - een keer moet deze naam toch vallen - uit 1931), ook al was de noodzaak daarvoor veel minder
| |
| |
aanwezig. Misschien durfde Coppola niet helemaal af te wijken van de formule die zijn publiek via honderden reruns op de tv zo vertrouwd was geworden. Misschien wilde hij naar zijn voorgangers verwijzen: hij leerde het vak immers ooit in de jaren zestig van Roger Corman, de vader van de beschaafde horror-films.
De grootste lof kun je Coppola geven voor het feit dat hij een sequel onmogelijk heeft gemaakt. Dracula is immers van zijn vloek bevrijd en kan eindelijk rustig sterven. Aan de andere kant: dat slot had Stokers boek ook al en we weten hoe weinig men zich daaraan later gelegen liet liggen. Gezien zijn Godfather-serie is Coppola best bereid om een formule uit te melken, zeker als hij in geldnood verkeert.
In 1997 bestaat Stokers roman precies een eeuw. Ik huiver bij de gedachte aan wat er dan allemaal over ons zal worden uitgestort. En niet omdat ik in vampirisme geloof.
|
|