donesiërs, maar er waren ook Chinezen en Arabieren onder. Het vermoeden bestond dat hij in ieder geval al in 1961 met zijn bloedige werkzaamheden begon. Volgens de politierapporten waren dat toen de volgende slachtoffers:
De restanten van het stoffelijk overschot van Soewandi, een winkelier die evens door Hoesin werd vermoord en wiens lijk opgegraven werd in het huis in Seduri
Djuli, 26 jaar oud, afkomstig van Tulungagung. Vermoord in mei 1961 om 23.00 uur in de avond. Zijn lijk werd in de Brantasrivier geworpen. De buit bestond uit Rp. 80.000 en een horloge merk Wino, een gouden ketting en twee gouden armbanden.
Djajadi, 27 jaar, afkomstig uit Kediri. Vermoord in juni 1961 's avonds om 21.00 uur. Zijn lijk werd in de Brantasrivier gegooid; de buit bestond uit Rp. 75.000 en een gouden armband van 50 gram.
Siram, 31 jaar, afkomstig uit Jombang. Vermoord in juli 1961 om 23.00 uur 's avonds. Zijn lijk werd in de Brantasrivier gegooid; de buit bestond uit Rp. 47.000, een fiets merk Gazelle en een horloge.
Sarwi, 32 jaar, afkomstig uit Jombang. Vermoord in 1961. De maand kon Hoesin zich niet meer herinneren; het lijk werd in de Brantasrivier gegooid. De buit bestond uit Rp. 150.000, een horloge merk Titus en een ring.
De lijst van moorden in 1962, 1963 en 1964 is veel langer. Van haast allen ontdeed hij zich door de lijken in de Brantasrivier te werpen. Wanneer de moord niet in de buurt van de rivier plaatsvond, dan gebruikte hij vaak een nabijgelegen goot of eenvoudig een vuilnishoop. Een voorbeeld daarvan is de moord op Jazid bin Mari, 50 jaar oud. Aangezien de moord in de regentijd plaatsvond en de vuilnishoop met water volgelopen was, werd het lijk verzwaard met halters van 40 kg. Deze moord beging hij in 1963.
Tijdens het politieverhoor verklaarde Hoesin dat hij achteraf verbaasd was hoe gemakkelijk een moord uit te voeren was en hoe eenvoudig het was om aldus aan geld te komen.