| |
| |
| |
Mels de Jong
Stilering van de werkelijkheid
Feiten en fictie over seriemoordenaars
De seriemoordenaar is in de mode. Een uitspraak, waaraan moeilijk valt te ontkomen. Met de toename van het fenomeen - voorzichtige schattingen leren dat er in ieder geval op dit moment enige honderden nog vrij rondlopen in de Verenigde Staten van Amerika - valt een evenredige stijging in de publieke belangstelling te constateren. Iedere moordenaar van dit type die wordt gegrepen en voor de rechtbank verschijnt, weet zich bijna op voorhand verzekerd van een ‘biografie’. Het zijn veelal lijvige boeken met pakkende titels als The stranger beside me van Ann Rule over Ted Bundy, Somebody's husband, somebody's son van Gordon Burn over de ‘Yorkshire Ripper’, of Buried dreams, van Tim Cahill over John Wayne Gacy, de man die drieëndertig jongens in de tienerleeftijd vemoordde en ze begroef in en rond zijn huis.
Hoewel deze boeken over het algemeen geen literaire pretenties hebben, staan ze dicht bij de werkelijkheid en ontlenen daaraan voor een belangrijk deel hun ‘horrorwaarde’. Daarnaast echter hebben ook erkende schrijvers het ‘genre’ ontdekt. Over de boeken van drie van hen, Thomas Harris, Jef Geeraerts en Philip Kerr, kom ik later nog te spreken. En natuurlijk heeft ook de film zich uitvoerig met het verschijnsel beziggehouden. Een van Hitchcocks eerste films, The lodger, is gebaseerd op de legendarische Jack the Ripper, en zijn laatste, Frenzy, uit 1972, heeft opnieuw een Londense lustmoordenaar, in dit geval een wurger, tot onderwerp. En in zijn voetsporen volgde een hele reeks anderen.
| |
Selectie
De term seriemoordenaar stamt uit de beginjaren tachtig, toen men in Amerika ernst ging maken met pogingen om de opsporing te verbeteren en men behoefte had aan een duidelijke definiëring. Daarvoor sprak men van massamoordenaars of lustmoordenaars, maar deze termen waren niet specifiek genoeg. De seriemoordenaar heeft van beide iets, maar kan toch worden onderscheiden als een zelfstandig type.
Een belangrijk kenmerk is dat er geen bekende relatie bestaat tussen de agressor en zijn slachtoffer. De laatste is een onbekende voor hem, waardoor de indruk wordt gewekt als zou er geen motief zijn voor de moord. Maar dat is te gemakkelijk. Dat er wel degelijk een motief bestaat blijkt al uit het feit dat de seriemoordenaar selectief is in de keuze van zijn slachtoffers. Jack the Ripper concentreerde zich op hoeren, Ted Bundy had een voorkeur voor mooie, lange en blonde vrouwen en weer anderen bepalen zich tot kinderen, homoseksuelen of zelfs bejaarden. Een derde element is dat de seriemoordenaar er een bepaalde werkwijze op na houdt die een zekere constante vertoont en die in technische zin de modus operandi, of kortheidshalve de M.O. wordt genoemd. Het is als het ware het visitekaartje of het logo van de dader. Sommige moordenaars wurgen hun slachtoffer, andere slaan haar bewusteloos of dood met een wapen, of gebruiken een mes waarmee vervolgens kenmerkende verminkingen, meestal in de schaamstreek of buik worden aangebracht. Denk opnieuw aan Jack the Ripper, die ingenieus uitgevoerde operaties verrichtte om bepaalde organen uit de buikholte te kunnen verwijderen. En ten slotte worden er meestal, maar zeker niet altijd, nog wat voor de dader kenmerkende seksuele exercities aan of bij het lichaam van het slachtoffer bedreven.
Deze gemeenschappelijke kenmerken doen vermoeden dat de seriemoordenaar ook als type herkenbaar zal zijn in de zin dat hij er een eigen ‘persoonlijkheidsmake-up’ op na zal houden. Veel psychologisch onderzoek is daarom uitgevoerd om na te gaan of er mogelijk sprake is van een gemeenschappelijke achtergrond of familiegeschiedenis. Dit onderzoek heeft wel iets opgeleverd, waarbij niettemin de kanttekening moet worden ge- | |
| |
plaatst dat een bepaalde voorgeschiedenis nooit de voorspelling kan leveren of iemand ooit de drempel tot ‘de daad’ zal overschrijden. Gebeurt dit laatste wel, dan is de seriemoordenaar als het ware geboren, omdat er eigenlijk geen weg terug meer is. De straf op een of op meerdere moorden maakt immers niet veel uit. Na de eerste keer is het leven van de dader in wezen al verwoest, en daarom ziet men nogal eens dat na verloop van tijd de moordenaar steeds onvoorzichtiger en onzorgvuldiger te werk gaat om uit een al dan niet bewuste onvrede over het eigen leven zijn ‘pakkans’ te vergroten. Zo verbaasde bij voorbeeld Peter Sutcliffe, de Yorkshire Ripper, zich erover dat het nog zo lang duurde voor hij gegrepen werd, omdat volgens hem de politie al geruime tijd over alle aanwijzingen beschikte om hem aan te kunnen houden.
| |
Ted Bundy
Het beste kan men het geval van de seriemoordenaar illustreren aan de hand van Ted Bundy. Hij is de geruchtmakendste van alle geweest, ook al omdat hij de Jekyll- en Hydekanten de seriemoordenaar op bijna volmaakte wijze vertoonde. Op het oog was hij een charmante en intelligente man, maar op de momenten dat de onweerstaanbare drang zich bij hem manifesteerde werd hij een moordzuchtig beest. Zelf noemde hij zich ‘an all-American boy’. Hij had naar het zich laat aanzien een redelijk normale jeugd, hoewel hij als ‘onecht kind’ werd geboren en aanvankelijk werd opgevoed door zijn grootouders. Zijn moeder placht hij, als dat zo uitkwam, voor te stellen als zijn zuster. Later trouwde zij met John Bundy, van wie ze nog vier kinderen kreeg.
Ted Bundy studeerde zowel psychologie als rechten, maar had daarnaast een meer dan normale belangstelling voor pornografie. Hoe kwam hij, de veelbelovende student met politieke ambities, dan toch tot zijn bloeddorstige carrière? Dat wil zeggen: hoe kwam hij ertoe om zijn dagdromen, die misschien niet erg afweken van die van de meeste van zijn leeftijdgenoten, in werkelijkheid om te zetten?
Colin Wilson en Donald Seaman schrijven in hun boek The serial killers dat het gebeurde via een reeks kleine, glijdende stappen:
Ted Bundy
Elke normale man kan seksueel opgewonden raken als hij toevallig in een verlicht venster ziet hoe een vrouw zich uitkleedt. Elke normale man zou terugkeren naar de plaats waar hij weet dat hij een vrouw kan zien die zich uitkleedt. Elke normale man zou meer dan voldoende geobsedeerd kunnen raken als hij keek hoe meisjes zich uitkleedden, en op bepaalde gedachten komen. Waar zou de normale man een grens trekken? Naar men mag aannemen op het punt waar hij een menselijk wezen
| |
| |
schade zou berokkenen - maar Bundy trok de grens ook daar, totdat zijn begeerte hem net die ene onvermijdelijke stap verder bracht...
Die stap was dat hij bij het meisje binnensloop, maar op de vlucht sloeg toen hij werd opgemerkt.
Daarna bedacht Bundy een feilloze ‘modus operandi’, die hij een aantal malen toepaste: hij verborg een arm in een mitella, en rekende zelden vergeefs op de goedgunstigheid van het meisje waar hij zijn oog op had laten vallen om hem te helpen bij het inladen van iets zwaars in zijn auto. Daarna was het nog maar een kleine moeite om haar ook in de auto te krijgen en te ontvoeren. Het is een methode die door haar eenvoudige effectiviteit veel navolging heeft gevonden in de literatuur. Tim Krabbé gebruikte haar in Het gouden ei, en Thom Harris in The Silence of the Lambs. Door zijn manier van optreden was Ted Bundy het prototype van de georganiseerde antisociaal. Toen hij later, vele moorden verder, voor zijn rechters stond en optrad als zijn eigen advocaat, benadrukte hij de dubbelheid van zijn persoonlijkheid door een stelselmatige weigering om te zeggen dat hij de dader was, maar over hem sprak als over ‘die ander’, die dit allemaal gedaan had. Daarom weigerde hij ook gratie te vragen - dit zou immers betekenen dat hij zich schuldig achtte. In een televisie-interview aan de vooravond van zijn terechtstelling op 24 januari 1989 wees Ted Bundy nog eens expliciet op het gevaar dat schuil kan gaan in de verslavende werking van harde pornografie.
Het FBI-team dat zich concentreert op het onderzoek naar seriemoordenaars
| |
Het gecentraliseerde onderzoek
Ted Bundy, en velen met hem, hebben zo lang door kunnen gaan met hun dodelijke passie niet alleen omdat ze door hun omgeving niet werden verdacht, maar ook doordat zij opereerden in verschillende staten van Amerika die alle hun eigen, onafhankelijke onderzoekscentra hadden. Hieraan is in 1984 een einde gekomen toen de FBI besloot een afdeling in het leven te roepen die zich zou gaan bezighouden met de coördinatie van de agressieve misdaad. Deze afdeling kreeg de naam NCAVC die staat voor ‘National Centre for the Analysis of Violent Crime’. Als vestigingsplaats voor dit centrum werd gekozen voor Quantico, Virginia, waar zich op dat moment al de FBI-academie bevond; het personeel zou gevormd worden uit leden van een elitecorps, de Behavioural Science Unit. Het eerste doel was een systematische profileringstechniek op te zetten, die de naam CIAP (Criminal Investigative Analysis Programme) kreeg.
| |
| |
Hierbij werden door een aantal mensen diep-te-interviews afgenomen aan veroordeelde moordenaars die in de gevangenis zaten, met de bedoeling om algemene gedragskenmerken op het spoor te komen van moordenaars van een bepaald type.
Voorbeeld van een VICAP-formulier (opgenomen in Jef Geeraerts' Double Face)
Ook werden door het NCAVC zogenaamde VICAP-formulieren (VICAP = Violent Criminal Apprehension Programme) ontworpen die volledig moesten worden ingevuld bij elk nieuw geval dat zich voordeed. In zijn boek Double-Face geeft Jef Geeraerts, die toegang heeft gehad tot het centrum, in een bijlage een volledige kopie van deze formulieren. Over het bestaan en de werkwijze van het NCAVC kan men verder uitvoerig lezen in het al eerder genoemde boek van Colin Wilson en Donald Seaman, die eveneens het centrum hebben bezocht.
| |
Maslow en de behoeften-hiërarchie
In hun boek The serial killers vragen Wilson en Seaman zich ondere andere af wat de oorzaak is dat het verschijnsel van de seriemoord in de laatste decennia zo'n grote vlucht heeft kunnen nemen. Op grond van uitspraken van sommige moordenaars - een van hen zei bij voorbeeld: ‘Ik wilde bekend worden, een naam krijgen’ - meent Wilson dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een zekere ‘verhongering’ van het ego. Geen seksuele frustratie dus au fond, maar een frustratie van een gevoel van persoonlijke erkenning. Voor deze gedachte baseert Wilson zich op het werk van de Amerikaanse sociaalpsycholoog Abraham Maslow.
Maslow poneerde in de jaren veertig een theorie over de menselijke motivatie waarin hij uitging van een hiërarchie van behoeften. Deze hiërarchie begint bij hele vitale behoeften, als die voor eten en drinken. Als deze bevredigd zijn komen behoeften van een ‘hoger’ niveau aan de orde, zoals het zoeken naar veiligheid, naar een dak boven het hoofd. Daarna volgt een derde niveau, waarop de mens streeft naar bevrediging op het gebied van liefde, seks en emoties. Uiteindelijk, op het hoogste of vierde niveau, komen de ty- | |
| |
pisch menselijke behoeften aan de orde die te maken hebben met zelferkenning, de bevrediging van de behoefte om aardig gevonden te worden of om prestige te krijgen.
Als deze behoeften om welke reden dan ook niet vervuld worden, kan dit volgens Maslow een bron zijn voor neurotische stoornissen. Een neurose is, meent hij, een ziekte die ontstaat door een tekort. Wilson sluit hierbij aan als hij de geschiedenis van de menselijke misdadigheid langsloopt. Hij schrijft: ‘In de achttiende eeuw bestond zoveel armoede en honger dat de meeste misdaden bedreven werden op grond van de simpele behoefte om te overleven’ - Maslows eerste niveau. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw waren de voornaamste misdaden huiselijke moorden die plaatsvonden in huishoudens in de middenklasse. De motivatie hierbij was het verlangen de huiselijke veiligheid te beschermen. Tegen het einde van de eeuw komt Maslows derde niveau naar voren: de seksmisdaad. Halverwege de twintigste eeuw wordt het vierde niveau - zelferkenning - een drijfveer voor moord. Het lijkt erop dat de samenleving dezelfde stadia doorloopt als het individu; en ‘omdat de samenleving is samengesteld uit individuen is dit minder absurd dan het lijkt.’
| |
Een uitstekende advocaat
Het is een bruikbaar schema, maar men kan zich voorstellen dat er nog wel andere factoren zijn die een rol spelen. Misdaden op seksueel gebied bij voorbeeld, zoals aanranding en verkrachting, zullen altijd wel bestaan hebben, maar het is de vraag of deze in vroegere tijden ook als zodanig geclassificeerd werden. Het is namelijk heel goed denkbaar dat zij vroeger, toen de mannen in de samenleving nog de dienst uitmaakten, niet eens werden aangemeld, en dus ‘bestonden’ zij niet. Pas sinds de emancipatie, die de vrouwen mondig maakte, gebeurt dit wel, en dit kan ook de toename in de seksmisdaad verklaren. Deze toename is misschien dus maar schijn, omdat wat altijd al gebeurde nu pas als een misdaad herkend en erkend wordt.
En er zijn nog wel meer kanttekeningen te plaatsen: het streven naar zelferkenning als drijfveer voor het plegen van misdaden zal zeker bestaan, maar dan toch vooral bij die klasse van delinquenten die we al eerder aangeduid hebben als ‘onderpresteerders’, dat wil zeggen zij die door welke oorzaken dan ook in de samenleving waartoe zij behoren niet bereiken wat zij zouden kunnen bereiken. Om nog even terug te gaan naar Ted Bundy: in zijn geval kunnen we zeker niet spreken van onderpresteren, omdat hij op grond van zijn mogelijkheden een zonnige toekomst leek te zullen gaan hebben. Tijdens het uitspreken van het vonnis zei zijn rechter nog tegen hem: ‘U bent een intelligente jonge man. U zou een uitstekende advocaat geworden zijn en ik zou u graag bij mij in de rechtszaal aan het werk gezien hebben.’ Nee, Ted Bundy viel stellig buiten de kaders van Wilsons schema, alhoewel er bij hem wel sprake geweest kan zijn van een zekere wrok tegenover het milieu waaruit hij voortkwam en dat niet strookte met zijn meer dan gewone ambities. Daarbij kwam waarschijnlijk ook nog een vorm van ongeduld die hem ertoe dreef alles in het hier en nu te willen bezitten.
| |
Double-face
Hiervoor wees ik er al op dat beschrijvingen van de levens van de actuele seriemoordenaars een gretige aftrek vinden bij het lezerspubliek. Het is vooral de authenticiteit van de gebeurtenissen die voor de grootste fascinatie zorgt, en dan neemt men maar op de koop toe dat het hierbij meestal om slecht geschreven boeken gaat. Maar ook in de gevestigde literatuur blijkt het verschijnsel een grote aantrekkingskracht uit te oefenen. Zo was het alweer Colin Wilson die in 1960 een roman wijdde aan Jack the Ripper. De prachtige titel, Ritual in the dark, geeft heel goed weer dat de daad een sterk ritueel karakter vertoont waar de dader op het moment zelf niet aan weet te ontkomen, hoe groot de kater na afloop ook mag zijn.
Het viel te verwachten dat de instelling van het NCAVC nieuwe impulsen zou geven aan
| |
| |
schrijvers van misdaadliteratuur, en echo's daarvan vallen al te beluisteren in het Nederlandse taalgebied. In Double-face confronteert Jef Geeraerts zijn speurdersduo Vincke en Verstuyft met een heuse reeks seriemoorden volgens Amerikaanse snit. In het landelijke Kalmthout, tussen Antwerpen en de Nederlandse grens, wordt het onthoofde lijk ontdekt van een jonge vrouw, en onderzoek met honden brengt vlak in de buurt nog een zestal op vergelijkbare wijze vermoorde vrouwen aan het licht, allen op één plaats begraven. Bij het zevende slachtoffer is de moordenaar kennelijk gestoord in zijn ‘werk’.
Vincke heeft een cursus gevolgd aan de FBI-Academy in Quantico, Virginia, en heeft daar de ‘special agent’ Tom W. Kessler leren kennen. Om gebruik te kunnen maken van diens expertise belt Vincke Kessler op en verneemt dan dat in Alabama een reeks moorden is gepleegd die nog niet is opgelost, maar die wel gepleegd is met een vergelijkbare ‘modus operandi’. Dat wil zeggen dat de lijken eveneens onthoofd zijn, en dat het gaat om mooie vrouwen tussen de twintig en vijfentwintig jaar, met blond tot rossig haar dat in het midden is gescheiden. Het valt dus te verwachten dat de dader een Amerikaan is die momenteel in België vertoeft.
Enig speurwerk brengt de verdenking op ene Duncan Morris, een veiligheidsagent die op dat moment werkzaam is in Brussel. Als zij hem willen arresteren blijkt dat hij net met vakantie naar Amerika is, waar vervolgens een nieuwe moord wordt gepleegd, maar nu op een oudere vrouw. Het is de moeder van Morris, waardoor zekerheid ontstaat omtrent de identiteit van de moordenaar. Bij terugkomst in België wordt hij gearresteerd en ondervraagd door Kessler die voor de gelegenheid is overgekomen. Bovendien worden in een diepvrieskist in zijn woning de hoofden aangetroffen van de zeven slachtoffers, waarmee de zaak definitief rond is.
| |
Reflexmachine
Bij de tekening van de figuur van Duncan Morris heeft Jef Geeraerts zich in belangrijke mate laten leiden door datgene wat bekend is van Ted Bundy. Ook hij wenst tijdens de ondervraging over de gebeurtenissen alleen maar te spreken in de derde persoon en Kessler merkt hierbij op:
Terwijl hij ‘op jacht’ is, neemt hij een andere persoonlijkheid aan die de eerste persoonlijkheid doodgewoon niet kent. Het is iets als een toneelrol spelen. Hij gaat naar buiten om ‘op jacht’ te gaan, ‘de Andere’ neemt bezit van hem en hij speelt als het ware een toneelstuk.
In Geeraerts' boek is zelfs een volledig psychologisch rapport opgenomen, dat als exemplarisch voor de seriemoordenaar kan worden gezien:
We komen tot de vaststelling dat we ondanks de intacte rationele processen niet te maken hebben met een complete mens, maar met iets dat doet denken aan een subtiel geconstrueerde reflexmachine, die de menselijke persoonlijkheid perfect kan imiteren. (...) Bewondering en grootheidswaan zijn praktisch hun enige bronnen van voldoening. Ze eigenen zich het recht toe anderen te domineren, te manipuleren, te controleren en te exploiteren zonder de minste gewetenswroeging. Achter een masker van charme gaan alleen kilheid, hardheid en meedogenloosheid schuil.
Heel interessant is ook wat Morris zegt over datgene wat met de daad samenhangt en dat hij het ‘ritueel’ noemt. Het is ook weer direct ontleend aan interviews met Ted Bundy. Het ritueel omvat een zevental stadia, waarvan het eerste de ‘absence-fase’ wordt genoemd, waarin de dader zich terugtrekt uit de alledaagse werkelijkheid. Hij ondervindt een vorm van intenser leven en waarnemen. Daarna komt het stadium van het ‘jagen’, waarin hij op zoek gaat naar een slachtoffer. In de derde fase wordt het ‘trekkermechanisme’ opgespannen en wordt contact gemaakt met het slachtoffer, dat in de vierde fase wordt afgesloten van alle mogelijke ontsnappingsroutes. In de vijfde fase, het ‘incident’ wordt het slachtoffer vermoord, wat in feite ‘niets
| |
| |
anders is dan een traumatische herhaling van een ervaring uit de jeugdjaren’. Daarna volgt een aantal ‘totemistische’ handelingen, in het geval van Morris de messteken en het afsnijden van het hoofd, waarna een toestand van depressie intreedt, ‘een gevoel van leegte en wanhoop’, die de laatste fase markeert.
Ik ben wat langer bij dit boek van Geeraerts blijven stilstaan omdat het, naast het spannende en fraai uitgewerkte verhaal, een overtuigend portret geeft van de psychologische make-up van de seriemoordenaar, in ieder geval van de ‘georganiseerde anti-sociale’ variant ervan. Het blijft daardoor heel dicht bij de werkelijkheid zoals wij die langzamerhand hebben leren kennen. In het volgende boek, The Silence of the Lambs, van Thomas Harris, speelt het fantastische element een veel grotere rol.
| |
Doodskopmot
In dit boek, dat vooral ook door de verfilming die vijf Oscars opleverde een groot succes is geworden, gaat het weliswaar om een seriemoordenaar, maar het belangrijkste thema vormen toch de contacten tussen de hoofdpersonen Clarice Starling en de bizarre, levenslang opgesloten psychiater Dr. Hannibal Lecter. Clarice is een jonge psychologe/criminologe die in opleiding is aan het Behavioral Science Unit van het NCAVC, en die van de ‘special agent’ Crawford opdracht krijgt om Lecter er toe over te halen de VICAP-formulieren in te vullen en te trachten van hem eventuele informatie te verkrijgen over de seriemoordenaar ‘Buffalo Bill’. Het vermoeden bestaat namelijk dat Lecter op de hoogte is van zijn identiteit.
De op zijn vakgebied briljante Lecter moet met grote omzichtigheid behandeld worden, omdat bekend is dat hij zich, mocht de gelegenheid zich voordoen, kan gedragen als een letterlijk verscheurend beest. Een van zijn cliënten, de fluitist Raspail, is door hem vermoord, en van diens thymus en pancreas bereidde Lecter een smakelijk gerecht dat hij opdiende aan enige leden van het orkest. En van
| |
| |
een verpleegster wist hij, tijdens een behandeling in het gevangenisziekenhuis, de tong af te bijten en door te slikken. Zijn bijnaam luidt dan ook heel toepasselijk ‘Hannibal the Cannibal’.
Toch ontwikkelt hij, voor zover mogelijk bij hem, een zwak voor de kordate Clarice, en op den duur komt het zelfs tot een soort afspraak tussen hen, waarbij hij belooft informatie over Buffalo Bill te verstrekken als zij hem over haar jeugd vertelt. Net in deze tijd slaat Buffalo Bill opnieuw toe. Hij ontvoert, met gebruikmaking van Ted Bundy's mitellatechniek, Catherine Baker Martin, een dochter van een vrouwelijke senator. De modus operandi van hem bestaat eruit dat het slachtoffer een dag of tien in een put in zijn huis gevangengehouden wordt, waarna hij haar vermoordt en van een deel van haar huid ontdoet. Vandaar zijn bijnaam. Vervolgens ontdoet hij zich van haar lijk door het ergens in een riviertje te gooien. Bij wijze van handtekening wordt in de keel van de vermoorde steeds de pop van een doodskopmot, een nachtvlinder, aangetroffen.
In de wetenschap dat men nog een dag of tien heeft om Catherine op te sporen wordt het een race tegen de tijd. Lecters informatieve boodschappen zijn nooit kant en klaar, maar altijd verpakt in de vorm van raadsels die steeds het uiterste vragen van Clarices scherpzinnigheid. Per slot heeft Lecter niets te winnen, en daarom verlustigt hij zich in het spel dat hij met Clarice speelt.
Wel wordt gaandeweg duidelijk dat Buffalo Bill, die een gemankeerde transseksueel blijkt te zijn, de huidsegmenten van zijn slachtoffers nodig heeft om voor zichzelf een vrouwelijke gedaante te scheppen. Natuurlijk slaagt Clarice erin om nog net op tijd de verblijfplaats van Buffalo Bill te ontdekken en Catherine te bevrijden. Maar dan is Lecter al op zeer bloederige wijze ontsnapt en op weg om een ‘nieuw bestaan’ in Rio de Janeiro op te bouwen.
The Silence of the Lambs is een even luguber als fascinerend verhaal, waaraan in de film, met werkelijk overweldigende rollen van Jodie Foster en Anthony Hopkins als Clarice en Lecter, alle recht wordt gedaan.
| |
De ventromediale kern
Het verrassende van Philip Kerrs recente boek, A philosophical investigation, is dat het laat zien hoe het onderzoek naar de seriemoordenaar er in de afzienbare toekomst - het verhaal speelt in het Londen van 2013 -, uit zal zien. De verworvenheden van het NCAVC zijn dan mondiaal verbreid, zodat ook Scotland Yard over een geavanceerd eigen opsporingscentrum kan beschikken. Maar er zijn ook veranderingen ontstaan in de wijze waarop men tegen misdaad aankijkt. Terwijl het in onze dagen nog bon ton is om de oorzaken voor crimineel gedrag in de samenleving te zoeken, gaat men er in 2013 van uit dat agressieve criminaliteit wel degelijk wortels in onszelf kan hebben. Een Buikhuisen van die dagen heeft ontdekt dat er een bepaald hersencentrum is, de ventromediale kern (VMK), die remmend werkt op agressief gedrag. Als deze kern ontbreekt, wat bij drie op de honderdduizend mannen voorkomt, dan bestaat er een vergrote kans op misdadig gedrag.
Via een uitgebreid bevolkingsonderzoek dat tot doel had therapeutische hulp te kunnen bieden, heeft men deze gevallen achterhaald en onder codes die ontleend zijn aan de namen van beroemde schrijvers en filosofen, opgeborgen in een computerbestand. De naam van dit programma is ‘Lombroso’, verwijzend naar de man die in de vorige eeuw meende aan uiterlijke kenmerken een aanleg voor criminaliteit te kunnen herkennen, maar de naam staat hier ook voor Localisation Of Medullar Brain Resonations Obliging Social Orthopraxy.
Een van deze aldus geïdentificeerden is Paul Joseph Esterhazy, in het bestand voorkomende onder de naam Wittgenstein. Hij beschouwt zichzelf als een steunpilaar van de maatschappij en is dus zeer geschokt als hij hoort dat hij VMK-negatief is. Hij weet het computerprogramma te kraken met de bedoeling zijn gegevens uit te wissen, maar komt zo ook achter de namen van de andere VMK-negatieven, en zij worden dan potentiële slachtoffers van zijn streven de samenleving radicaal te zuiveren. Het is ook tekenend dat hij niet wenst te spreken van moorden, maar
| |
| |
van executies. De modus operandi van Esterhazy is dat hij zijn slachtoffer enige tijd achtervolgt en hem vervolgens doodt met zes schoten in het achterhoofd uit een luchtdrukpistool.
Ook hier wordt, net als in het boek van Harris, een vrouw belast met de opsporing, want ‘vrouwen zijn veel beter dan mannen in staat om zich te richten op hun onmiddellijke omgeving, waardoor zij superieur zijn als het gaat om het waarnemen van fijne details’. Haar naam is Isadora Jakowicz (‘Jake’), en voor haar uiteindelijke slagen zal zij eerst nog een beroep moeten doen op de Cambridge-filosoof en Wittgenstein-deskundige Lang. Esterhazy heeft zich namelijk door zijn codenaam min of meer vereenzelvigd met de denkwereld van Wittgenstein, waartoe ook al meehelpt het feit dat hij toevallig werkt in hetzelfde Londense ziekenhuis waar Wittgenstein eveneens enige tijd werkzaam is geweest.
Lang wijst Jake in hun gesprek op de overeenkomst tussen hun beider werk: ‘Opsporing en filosofie hangen beide de idee aan dat iets gekend kan worden. Ons werkterrein verschaft ons de aanwijzingen die we samen moeten voegen teneinde tot een waar beeld van de werkelijkheid te komen. Wij beiden richten ons op een zoeken naar betekenis, naar een waarheid die, om welke reden dan ook, verborgen was.’ Deze gedachte vindt men terug in de titel van het boek, die daarnaast natuurlijk ook nog verwijst naar een van de bekendste werken van Wittgenstein.
Esterhazy wordt gearresteerd en zal de straf ondergaan die daar in 2013 op staat: een injectie die een levenslange coma tot gevolg heeft. Gevangenissen bestaan dan niet meer. Men wordt eenvoudigweg voor kortere of langere tijd ‘onder de naald’ in een muur geschoven.
| |
Antwoord
De drie romans die ik hier in het kort heb besproken, geven een stilering van de banale werkelijkheid. Deze laatste wordt nog het dichtst benaderd in de speurdersroman van Geeraerts, waarin op overtuigende wijze wordt beschreven hoe het onderzoek naar een seriemoordenaar zou kunnen verlopen. In The Silence of the Lambs is de feitelijke hoofdpersoon niet de moordenaar die men tracht op te sporen, maar de volstrekt bedachte Dr. Hannibal Lecter, die meer dan levensgroot het gezegde van ‘hoe groter geest hoe groter beest’ weet waar te maken. Door zijn confrontatie met Clarice wordt men bovendien herinnerd aan het oude sprookje van ‘the beauty and the beast’, zij het dan dat men bij dit ‘beest’ geen enkele hoop op een ‘blanke inborst’ hoeft te koesteren.
De enige tragische held zou men Paul Esterhazy uit Philip Kerrs boek kunnen noemen. Door zijn VMK-negativiteit kan hij niet aan zijn noodlot ontkomen, maar hij kan wel proberen als een soort paradoxale hulpverlener zijn agressieve neigingen in dienst te stellen van een veiliger samenleving. In zijn aantekeningen treft men ook de overweging aan waarmee ik dit stuk wil besluiten:
Wij zijn er allemaal op uit om de geest van de massamoordenaar te doorgronden en om te begrijpen wat hem ertoe brengt zulke afschuwelijke misdaden te begaan. Maar wie van ons kan in alle oprechtheid beweren dat hij, in zijn diepste Hobbesiaanse wezen, al niet over het antwoord beschikt?
|
|