Bzzlletin. Jaargang 22
(1992-1993)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||||
Hilde Pach
| |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
van Jeruzalem, zoiets dééd een Israëlische schrijver niet. Nadat Oz niet tot ieders genoegen meteen na de Zesdaagse Oorlog in 1967 al had gepleit voor het teruggeven van de pas bezette gebieden, verdachten sommigen hem nu van het propageren van Palestijnse terreurdaden. Hoewel Oz er zeker plezier in heeft gehad zijn lezers te provoceren, is het aanzetten tot terreur wel het laatste wat hij beoogde. Channa's verhouding met Jeruzalem lijkt op de verhouding die ze met haar man Michael heeft. Net als Michael is het Jeruzalem van Oz enerzijds ondoorgrondelijk en fascinerend, en anderzijds saai: vergeleken bij het ook in de jaren vijftig al veel mondainere Tel-Aviv was het een provincieplaats waar weinig te beleven viel. In haar dromen zoekt Channa compensatie voor het feit dat ze Michael niet aan zich kan onderwerpen: haar voortdurende pogingen om hem uit zijn evenwicht te brengen en hem werkelijk te leren kennen, hebben geen schijn van kans, maar in haar dromen heerst ze over de Arabische broers en via hen kan ze Jeruzalem wél uit zijn evenwicht brengen. De aanslag symboliseert voor Channa een ontsnapping uit het keurslijf van Jeruzalem, dat haar, net als haar huwelijk met Michael, dreigt te verstikken. | |||||||||
Een totale stadDe problematische verhouding met Jeruzalem is een telkens terugkerend element in het werk van Amos Oz. ‘Jeruzalem jaagt me angst aan’, zei hij in 1990 in een interviewGa naar eind1.: Het is een magneet voor de waanzin van joden, islamieten en christenen. Ik weet niet of het de stad zelf is of de idee ‘Jeruzalem’. Het aardse of het hemelse Jeruzalem. Het zal wel iets ertussenin zijn. Jeruzalem is een heel gevaarlijke plaats, want het trekt de meest extreme driften in de menselijke natuur aan. Het is een stad die uitnodigt tot extremisme. Werkelijk uitnodigt tot extremisme. Een totale stad. Ik zou er nooit kunnen leven. Zelfs als ik maar even in Jeruzalem ben, voel ik me al wat ongemakkelijk. Ik heb het gevoel dat alles wat persoonlijk, privé, intiem is, in Jeruzalem een belachelijke indruk maakt. Is het een plaats om te onderhandelen over de prijs van het afsluiten van je balkon? Is het een plaats om je vrouw te bedriegen? Is het een plaats om rijles te nemen? Al die dingen lijken daar belachelijk. En nu is Jeruzalem weer bijna zoals het was toen ik een kind was: de vergiftiging van de geschiedenis is in Jeruzalem scherper en duidelijker geworden. De stad lijdt aan een overdosis geschiedenis. Je kunt in Jeruzalem niets denken zonder dat je gedachten tot slaaf gemaakt worden van allerlei historische connotaties. Het Jeruzalem van nu is geen plaats voor mensen. Het is een plaats voor joden, voor christenen, voor islamieten, voor revolutionairen, voor pacifisten (...) Maar het is geen plaats voor mensen. Ik zou er niet kunnen leven. Oz' moeizame verhouding met Jeruzalem heeft ook te maken met zijn eigen jeugd. Hij werd er in 1939 geboren als zoon van Oosteuropese immigranten. Zijn vader was bibliothecaris en kwam uit een familie die voor de Russische revolutie een vooraanstaande rol had gespeeld in de joodse literaire wereld van Odessa, dat toen het centrum was van de herlevende Hebreeuwse literatuur. Zijn moeder was een molenaarsdochter uit de Oekraïne. Vooral zijn moeder kon maar moeilijk aarden in haar nieuwe vaderland en pleegde in 1952 zelfmoord. Twee jaar later ontvluchtte Amos zijn ouderlijk huis en vestigde zich in kibboets Choelda, tussen Tel-Aviv en Jeruzalem. Hij veranderde zelfs zijn familienaam ‘Klausner’ in ‘Oz’ (‘kracht’). Het grootste deel van zijn jeugd bracht Oz door in de wijk Kerrem-Avraham. Daarover vertelt hij in een ander interviewGa naar eind2.: Toen ik een kind was, was Jeruzalem een wankele federatie van enclaves. De meeste daarvan waren mij vreemd. Ik groeide op in een enclave van ambtenaren van de Jewish Agency, bibliothecarissen, intellectuelen die zich niet thuisvoelden in Jeruzalem. (...) Er woonden een paar ongelukkige wereldverbeteraars, arme mensen uit | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
Oost-Europa. Op drie straten afstand van ons huis begon een andere wereld. Honderd meter van ons huis waren Engelse en Schotse soldaten bier aan het drinken en weemoedige liedjes aan het zingen in een taal die ik niet begreep.
Amos Oz (foto: Miriam Berkley)
| |||||||||
De heuvel van de boze raadDit is precies de sfeer die geschetst wordt in de bundel De Heuvel van de Boze Raad (1976), die bestaat uit drie lange verhalen. Oz beschrijft hier de laatste, roerige en onzekere jaren van het Britse Mandaat over Palestina, vlak voor het ontstaan van de staat Israël in 1948. De verhalen spelen zich af in of vlak bij Kerrem-Avraham. Het titelverhaal gaat over de zeer verstandelijke veearts Hans Kipnis, die vol idealisme uit Silezië naar Palestina is gekomen. Hij trouwt met de mooie, sensuele Ruth, die maar moeilijk kan aarden in Palestina en vol weemoed terugdenkt aan haar welgestelde jeugd in Warschau. Ruth en Hans krijgen een zoon, Hillel, een schrander, gevoelig, wat onhandig jongetje. Tijdens een feestelijke bijeenkomst valt de schoonzuster van de Britse Hoge Commissaris flauw. Hans Kipnis snelt te hulp, en krijgt als beloning enige tijd later een uitnodiging voor het Meibal in het paleis van de Hoge Commissaris op de Heuvel van de Boze Raad. Ruth en Hans bezoeken het bal, Ruth raakt in de ban van de Engelse admiraal, een notoire rokkenjager, en gaat er vervolgens met hem vandoor - voorgoed. Hans Kipnis keert ontgoocheld huiswaarts. Intussen wordt Hillel die avond ‘ontmaagd’ door zijn excentrieke buurvrouwen, een Russische pianiste en haar nicht. De vele indrukken die hij tegelijkertijd moet verwerken, brengen het jongetje de volgende dag tot een groteske zelfmoordpoging. Het tweede verhaal, ‘Meneer Levi’, geeft een beeld van de broeierige, bijna surrealistische sfeer vlak voor het ontstaan van de staat, waarin de meest fantastische geruchten de ronde deden over de ‘commandant van de Ondergrondse’, die de Engelsen voorgoed zou verslaan. Hoofdpersoon in het verhaal is Oeri, het tienjarige zoontje van de bedaarde, verstandige drukker Kolodny en zijn vrouw - een iets minder extreme versie van Ruth: enigszins neurotisch, lijdend onder het wrede klimaat, verlangend naar het landschap van haar Oosteuropese jeugd. Oeri fantaseert over zijn aandeel in de omverwerping van het Britse bewind, daarbij beïnvloed door de nationalistische propaganda en de wilde geruchten die hij om zich heen hoort. Daarnaast begint Oeri zich bewust te worden van zijn seksuele gevoelens: hij wordt verliefd op zijn oudere buurmeisje, dat hem uitlacht om zijn naïviteit. Dan komt op een dag de geheimzinnige meneer Levi. Oeri is ervan overtuigd dat hij de commandant van de Ondergrondse is. De ochtend nadat meneer Levi een bezoek gebracht heeft aan de familie Kolodny, ont- | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
kennen Oeri's ouders tegenover hem het bestaan van een meneer Levi. Heeft Oeri alles gedroomd? In het derde verhaal, ‘Verlangen’, neemt een ongeneeslijk zieke arts - uit Wenen gevlucht voor het opkomende antisemitisme - in briefvorm afscheid van zijn voormalige geliefde, een eveneens uit Wenen afkomstige sociologe die voor een aantal lezingen naar Amerika is vertrokken. Hij analyseert hun kortstondige verhouding - ‘de wees en de dominerende tante’ - schetst een beeld van de bewoners van zijn wijk Kerrem-Avraham, verstrekt historische achtergronden door het citeren van kranteberichten, vertelt over zijn vaderlijke gevoelens-tegen-wil-en-dank voor Oeri uit ‘Meneer Levi’, die voor hem wil zorgen en van hem verlangt dat hij - als amateur-chemicus - de joodse atoombom uitvindt. Verder beschrijft hij zijn eigen stervensproces, en vertelt over zijn angsten, niet alleen de angst om dood te gaan, maar ook om wat er met het land zal gebeuren als hij er niet meer is, en om hoe het de mensen om hem heen zal vergaan, die zo hun best doen om echte Israëli's te worden, maar daar niet allemaal in slagen. ‘Ook in de andere verhalen zijn het vooral de vrouwen die wegkwijnen van verlangen en niet kunnen aarden in Jeruzalem.’ | |||||||||
VerlangenDe meeste personages in de verhalen zijn niet in de eerste plaats uit overtuiging naar het beloofde land gekomen, maar uit lijfsbehoud. Vandaar dat ze vaak heimwee hebben, naar Warschau, naar Wenen, naar donkere wouden en brede rivieren. Jeruzalem is geen echte stad, heeft geen bossen en rivieren. Wel wordt het omgeven door een onbekende, angstaanjagende woestijn, is het er heet en stoffig en hangt er een sfeer van fanatisme. Het jongetje Oeri vindt alles reuze spannend en zou zich het liefst meteen aansluiten bij de fanatieke nationalisten die zich bedienen van leuzen als: ‘In bloed en vuur is Judea gevallen, in bloed en vuur zal Judea verrijzen’, maar zijn moeder wordt gek van de hitte en ligt het liefst op de bank met een natte handdoek over haar gezicht. Ook in de andere verhalen zijn het vooral de vrouwen die wegkwijnen van verlangen en niet kunnen aarden in Jeruzalem. Natuurlijk heeft geen enkele criticus of literatuuronderzoeker de verleiding kunnen weerstaan om op te merken dat die vrouwen wel gemodelleerd zullen zijn naar Oz' moeder. En natuurlijk antwoordt Oz dan dat voor een deel zo is, maar voor een deel ook helemaal niet. Er zijn inmiddels in Israël al de nodige scripties en artikelen verschenen waarin Oz voor seksist wordt uitgemaakt omdat zijn vrouwen vaak zo passief zijn. Oz verdedigt zich dan door te zeggen dat hij daarmee niets heeft willen beweren over het vrouwelijk geslacht als zodanig. Er komen ook heel kordate vrouwen in zijn boeken voor. En in zijn laatste boeken blijkt de passieve vrouw zo goed als verdwenen en zijn de vrouwen vaak zelfs daadkrachtiger dan de mannen. | |||||||||
Gekweld door zorgenAmos Oz was na De Heuvel van de Boze Raad nog niet uitgeschreven over Jeruzalem. In 1978 verscheen Soemchi, zijn eerste en tot nu toe enige jeugdboek, dat in dezelfde buurt en dezelfde tijd speelt als De Heuvel van de Boze Raad; in 1982 schreef hij een boek dat zich afspeelt in een kibboets, waarover straks | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
meer; in 1987 verscheen Black box, een brievenroman die zich grotendeels in Jeruzalem afspeelt, maar waarin de stad niet zo'n grote rol speelt; Een vrouw kennen (1989) gaat over een geheim agent die na de dood van zijn vrouw met zichzelf in het reine probeert te komen. Hij heeft het gevoel dat hij indirect haar dood op zijn geweten heeft en neemt zich voor een oprechter en minder gecompliceerd leven te leiden. Hij geeft zijn werk als geheim agent op en verhuist van het gecompliceerde Jeruzalem naar een simpele, moderne voorstad van Tel-Aviv. Oz' laatste roman, De derde toestand (1991), die onlangs in vertaling is verschenen, speelt zich weer van de eerste tot de laatste bladzijde in Jeruzalem af. Het boek beschrijft een koude, regenachtige week in februari 1989, gezien door de ogen van een vierenvijftigjarige Jeruzalemmer, Fima Nisan. Fima is briljant en verstandig, maar ook lui, slordig, onhandig, betweterig, kalend, iets te dik en bepaald niet stoer. Hij is gescheiden en heeft geen kinderen, maar heeft wel een bijzondere band met het tienjarige zoontje van zijn ex-vrouw. Zijn vrienden, allemaal maatschappelijk geslaagde, ondernemende mannen en vrouwen, worden geroerd door zijn hulpeloosheid en willen voor hem zorgen, al ergeren ze zich ook vaak aan hem. Zijn moeder, van wie hij nog vaak droomt, is gestorven toen hij tien was, zijn vader, een rijke cosmeticafabrikant, stopt hem regelmatig stiekem wat geld toe. Fima heeft geschiedenis gestudeerd en leek een briljante wetenschappelijke carrière tegemoet te gaan, maar kort voor het eind van zijn studie raakte hij verstrikt in een paar ongelukkig verlopende liefdesavonturen, vervolgens trouwde hij met een vliegtuigbouwkundige en kwam er niets meer van studeren. Zijn vrouw vertrok na een paar jaar voor haar werk naar Amerika, scheidde van hem en trouwde met een Amerikaan. Sinds een paar jaar woont zij met man en kind weer in Jeruzalem en horen ze ook bij Fima's vriendenclubje. Fima ging halve dagen werken als receptionist in een particuliere gynaecologische kliniek en dat doet hij meer dan twintig jaar later nog steeds. Als hij de vrouwen in de behandelstoel hoort schreeuwen, beklaagt hij het vrouwelijk geslacht, dat zoveel moet lijden, al is hij tegelijkertijd jaloers op en gefascineerd door het vermogen van vrouwen om kinderen te krijgen. Af en toe schrijft hij een venijnig artikel in de krant over de desastreuze politiek van de regering-Sjamir. Fima denkt veel na over de politieke toestand en wordt gekweld door de zorgen die Amos Oz zelf ook beroeren. Zo bepeinst hij - net als Oz bij diverse gelegenheden heeft gedaan - dat de linkse beweging in Israël de laatste jaren erg veel energie heeft gestoken in het leggen van contacten met Palestijnen, en te weinig aandacht heeft besteed aan de reële angstgevoelens van veel Israëli's. Fima bepleit ‘een verdrag op te stellen dat precies definieert waar voor ons, de gematigden, de bereidheid ophoudt om concessies te doen aan de Arabieren. (...) Op zo'n manier zouden we misschien een paar haviken gerust kunnen stellen en daardoor de verstarring doorbreken.’ Fima beeldt zich regelmatig in dat hij minister-president is en een kabinet voorzit dat bestaat uit zijn vrienden; later voegt hij er ook een taxichauffeur aan toe die hem tijdens een taxirit bijna tot tranen toe heeft geroerd door zijn verstandige opvattingen. | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Bijzondere betekenisOndanks alle politieke overpeinzingen, waarvoor Oz meestal wel een ruime plaats inruimt in zijn literaire werk, maar nog nooit zo expliciet als hier, is De derde toestand beslist geen politieke roman geworden. Een belangrijk deel van het boek wordt in beslag genomen door Fima's wandelingen door Jeruzalem, waarbij de stad, net als in De Heuvel van de Boze Raad, zo mooi en indringend beschreven wordt, dat het na lezing van het boek onmogelijk is om door Jeruzalem te lopen zonder dat Oz' stem meeklinkt. Vooral het licht - ook het alledaagse licht van autolampen in een regenplas, de weerspiegeling van een straal zonlicht in een raam hoog in het Hilton-hotel - krijgt een bijzondere, bijna mystieke betekenis. Met dit licht hangt ook de titel van het boek samen. Als Fima op een onverwacht heldere ochtend voor zijn raam staat en uitkijkt over Jeruzalem, bedenkt hij dat hij soms het idee had dat de slaap minder aangetast was door de leugen dan de waaktoestand, en dat andersom de meest extreme waaktoestand soms juist kon veranderen in het boven alles gewenste ideaal. ‘Hoewel de kibboetsim momenteel een moeilijke tijd doormaken, gelooft Oz er nog steeds in en sluit hij niet uit dat hij er over een aantal jaren weer gaat wonen.’ Als Jeruzalem de ene pool in het werk van Amos Oz is, wordt de andere gevormd door de kibboets. Zijn debuut uit 1965, de verhalenbundel Artsot hatan, die niet in het Nederlands is vertaald (wel in het Engels: Where jackals howl and other stories), speelt zich af in een kibboets, evenals zijn eerste roman, Makom acher (1966) (Engels: Elsewhere, perhaps). In 1982 verscheen zijn grote kibboetsroman, Volmaakte rust. Oz' keuze voor de kibboets als onderwerp heeft ook weer veel met zijn eigen levensloop te maken. Na zijn vlucht uit Jeruzalem naar kibboets Choelda mocht hij daar zijn middelbare-schoolopleiding afmaken. In 1957 werd hij lid van de kibboets. Hij leerde er zijn vrouw kennen en kreeg drie kinderen, twee inmiddels volwassen dochters en een zoon die nu vijftien is. Hij keerde tijdelijk terug naar Jeruzalem om - als kibboetslid - filosofie en literatuurwetenschap te studeren aan de Hebreeuwse Universiteit, en werd vervolgens leraar aan de middelbare school van de kibboets. In 1986 verliet hij de kibboets en ver- | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
huisde naar Arad, een stad in de Negev-woestijn, vanwege het gunstige klimaat voor zijn astmatische zoon. Hoewel de kibboetsim momenteel een moeilijke tijd doormaken, gelooft Oz er nog steeds in en sluit hij niet uit dat hij er over een aantal jaren weer gaat wonen. In 1990 zei hij: Ik denk nog steeds dat de kibboets iets schitterends zou kunnen zijn. Oorspronkelijk was het de onuitgesproken bedoeling om in het hart van de maatschappij een soort uitgebreide familie neer te zetten. Geen klooster of sekte die de beschaving ontvluchtte, maar het omgekeerde: in het brandpunt van het gemeenschappelijke, maatschappelijke, politieke bestaan, er middenin, een uitgebreide familie vormen. Ik denk dat die bedoeling nog steeds een antwoord biedt op een deel van de moderne noden. Zoals vervreemding, anonimiteit en zinledigheid. (...) Veel meer dan met zijn eigen generatie voelde Amos Oz verwantschap met de generatie van de stichters van de kibboets: Ze hadden ook elementen in zich die ik verafschuwde: het doctrinaire, het dogmatische, het tirannieke, het militante. Maar ik werd gefascineerd door die mensen. En niet alleen in de kibboets. Ik zal u nog meer zeggen: ik vraag me dikwijls af hoe het komt dat de joodse gemeenschap in Palestina in de jaren dertig - niet meer dan 250.000 mensen - over een leiderschap beschikte dat wat betreft het niveau, de vooruitziende blik, de visie, de gedrevenheid genoeg had kunnen zijn voor heel Europa, terwijl Israël het vandaag de dag moet doen met wat we hebben. Hoe kan dat? Waar is het genie gebleven? | |||||||||
KarikatuurOver de hier door Oz geschetste tegenstelling tussen de pioniers die de kibboets hebben opgericht, en de jongeren van de jaren zestig, die hun bedje min of meer gespreid hebben gevonden en de kibboetsgemeenschap als benauwend ervaren, gaat Volmaakte rust. Het is een breed opgezette roman waarin Oz gebruik maakt van verschillende vertelvormen: de alwetende verteller, de dialoog, de monoloog, de briefvorm, de dagboekvorm, kranteartikelen. Het boek speelt zich af in een - fictieve - kibboets halverwege de jaren zestig, terwijl de dreiging van de Zesdaagse Oorlog al voelbaar is. De zesentwintigjarige Jonatan Lifsjits is een exponent van de jonge generatie. Hij voelt zich opgesloten in de kleine kibboetsgemeenschap, in zijn werk als tractormonteur, in zijn huwelijk met de mooie, maar - ook in seksueel opzicht - passieve, volkomen in zichzelf gekeerde Rimona, die net een doodgeboren baby ter wereld heeft gebracht, en vooral in de relatie met zijn dominante vader Jolek, secretaris en oprichter van de kibboets, en bovendien ex-minister. Jolek, de pionier, is ernstig teleurgesteld in de generatie van zijn kinderen. Nu het ideaal van de pioniers, een eigen land, is verwezenlijkt, vertikken de jongeren het om verder te bouwen aan de socialistische heilstaat die hun ouders voor ogen stond; ze werken liever aan hun eigen ontplooiing en zwichten voor de verleidingen van het kapitalisme. In de koude, natte winter van 1965-1966 besluit Jonatan de kibboets te ontvluchten, naar een onbestemde plek waar het ware leven plaatsvindt. De uitvoering van zijn besluit wordt uitgesteld door de komst van Azarja Gitlin, een Russische vluchteling van Jonatans leeftijd, die voortdurend Spinoza citeert en krampachtig probeert op iedereen een goede | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
indruk te maken. Hij houdt verwarde toespraken die goed beschouwd toch wel verstandige observaties bevatten, over de gevaren van een overwinning in de op handen zijnde oorlog bijvoorbeeld. Hoewel Azarja Gitlin een nogal karikaturale indruk maakt, lijkt hij in veel opzichten op Amos Oz zelf, die ook op een dag zomaar de kibboets binnen kwam stappen, die zich ook veel meer verwant voelde met de pioniers-generatie dan met de jongeren zoals Jonatan, die ook gek was van Spinoza, die ook waarschuwde voor de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog. Azarja zoekt wat Jonatan juist ontvlucht: geborgenheid. Hij mag in de kibboets blijven omdat hij verbazend handig blijkt te zijn in het repareren van tractors. Al gauw ziet Jonatan hem niet alleen in dat opzicht als zijn vervanger: Azarja verblijft vrijwel permanent bij hem en Rimona in huis, en Rimona verdeelt haar gunsten over beide mannen. Op een nacht loopt Jonatan werkelijk weg. De kibboets is in rep en roer, de omgeving wordt uitgekamd, het leger wordt ingeschakeld, en Jolek roept zelfs de hulp in van zijn oude vriend Levi Esjkol, op dat moment (ook in werkelijkheid) minister-president. Esjkol brengt een bezoek aan de kibboets, hetgeen Oz de gelegenheid geeft een kritische hommage te brengen aan de oude, vermoeide, maar nog steeds imponerende Esjkol, die hij zelf goed gekend heeft. Jonatan blijft echter spoorloos. Jolek, altijd al ziekelijk, kwijnt weg en is op het laatst nauwelijks meer aanspreekbaar. Na enige tijd herneemt het leven in de kibboets zijn loop, Azarja blijft bij Rimona wonen, en Rimona wordt zwanger.
Amos Oz (foto: Jerry Bauer)
Jonatan blijkt intussen naar de Negev gevlucht, waarvandaan hij na een aantal stormachtige gebeurtenissen gelouterd terugkeert naar huis. In Volmaakte rust wordt volgens een recensent van The Sunday Times ‘de midlife-crisis van het beloofde land’ beschreven, waarbij de kibboets het jonge, idealistische Israël symboliseert. ‘Midlife-crisis’ is niet echt het juiste woord, want dat zou betekenen dat het land inmiddels hoogbejaard is. Duidelijk is in elk geval wel dat de Israëlische samenleving zich sinds de jaren zestig niet heeft ontwikkeld naar het model van de kibboets, zoals de pioniers voor ogen stond: Israël is geen socialistische heilstaat geworden, en de betere | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
mens wordt er gemiddeld niet vaker aangetroffen dan elders. Bovendien zijn de kibboetsim zelf ook niet meer wat ze geweest zijn: ze kampen met leegloop en financiële problemen. Niettemin blijft Oz gefascineerd door de kibboets. Ook als schrijver, omdat het een microkosmos, een wereld in een notedop is. | |||||||||
ToevluchtsoordInmiddels woont Amos Oz alweer ruim zes jaar in Arad, en hoewel hij uitsluitend daarheen verhuisd is om zijn zoon de kans te geven normaal adem te halen, is hij er snel aan verknocht geraakt: ‘Arad past bij Amos Oz,’ schrijft Ari Sjavit, die hem in 1990 voor Ha'arets interviewde. ‘Afgesneden van de gevaren van Jeruzalem, geïsoleerd van het opeengepakte Tel Aviv, is Arad een ontspannen toevluchtsoord in de woestijn. Een comfortabele uitkijkpost die het Oz mogelijk maakt ons te bekijken zoals hij ons graag bekijkt: met een zekere distantie.’ ‘Dit is een stad van de Arbeiderspartij - de laatste,’ doceert Ari Sjavit mij. ‘Een natuurreservaat van andere tijden. Ze is gesticht (...) in de laatste energie-uitbarsting van de arbeidersbeweging, vlak voor '67. Een stad zonder agressie, zonder slechte smaak. Hier doen ze de deuren niet op slot, vertelt Oz met plaatselijke trots. Hier komen vrienden tegen de avond nog bijeen op het grasveld. Soms zingen ze zelfs.’ Het klinkt idyllisch, en wat meer is, het lijkt precies op de beschrijving van het leven in een kibboets. Misschien heeft Amos Oz in Arad een geslaagde synthese gevonden van de stad en de kibboets. En wie weet gebruikt hij over een tijdje zijn woonplaats niet meer alleen als observatiepost maar ook als locatie voor een roman. | |||||||||
LiteratuurIn het Nederlands zijn van Amos Oz verschenen:
|