[Nummer 204]
Voorwoord
Het Revisor-proza en de Revisor-kritiek hebben jarenlang hun stempel gedrukt op de Nederlandse literatuur. Schrijvers en critici vormden met gelijkluidende opvattingen een hecht front, maar daarachter speelde de literatuur zich af op de vierkante centimeter. Schrijvers deden dodelijk vermoeid verslag van wat er in hun verhalenwereld allemaal niet gebeurde en toonaangevende critici juichten de reikwijdte van die indolentie luidkeels toe. Ondertussen leken de echte vertellers niet te bestaan.
Maar sinds enige tijd is daar verandering in gekomen en lijkt de brede vertelling weer in ere hersteld. Gerrit-Jan Zwier maakt de Revisor-rekening op en zet er een dubbele streep onder.
Ook andere bijdragen in dit nummer gaan over wat verdwenen is. Wim Klever licht de brieven toe die Spinoza schreef over de vraag of spoken bestaan - hij wist zeker van niet - en Ron Elshout laat zien hoe de poëzie van Gerrit Krol na verloop van tijd is opgegaan in zijn proza.
En ten slotte in dit nummer: hoe verhoudt de boodschap zich tot de literaire vorm in het oeuvre van Alice Walker? Waar komt de verbeelding van Willem Brakman eigenlijk vandaan? En waarom probeerde de wereldberoemde acteur Emil Jannings de actrice Marlene Dietrich tijdens een filmopname te wurgen?
De redactie