Frau Lona
Vandaag spijt het mij dat ik geen dendroloog ben en dat ik dus van geen van die prachtige bomen de naam kan noemen. Nooit heb ik geweten dat er zulk een verscheidenheid in pijnbomen bestond - mijn onnozelheid vergenoegde zich met de den en de spar - nooit heb ik geweten dat die bomen zó mooi konden zijn. Er zijn er waarvan de soepele smaragden pluimen aan het zijig gevederte van tropische vogels doen denken. Nu schijnt Igls in het bijzonder voor zijn naaldhout beroemd, en het kurhaus is gebouwd in een der mooiste gedeelten van het bos.
We zitten buiten aan een tafeltje en luisteren naar de muziek. Het gouden licht hangt in het smaragden loof en huppelt over de fluwelen gazonnen met de witte en de roze en de hemelsblauwe kindertjes. We zitten in knusse vakantievriendschap vereend. Een paar dagen geleden hadden we elkaars geluid nog nooit gehoord, nu is bij acclamatie van het ‘gnädige Frau’ de brui gegeven, we zijn Frau Ella en Frau Erna, Frau Bertha en Frau Lona. De oude tante - u weet wel, van de nicht met het satijnen mantelpak! - noemen we eerbiedig Frau Tante en de ondergetekende is natuurlijk Frau Carry.
We hebben koffie met dikke room, we hebben zoete ‘Kipfelchen’ en knappende ‘Semmelchen’ voor ons op het tafeltje staan, we drenken onze zielen in muziek, in zon, in Kaffeeklatsch-gezelligheid. Ik kan mij nu in de gemoedstoestand van een luie, spinnende - maar lichtelijke malicieuze - poes zonder moeite verplaatsen.
Ons jongvolk is aan het ‘goalgame’ spelen; het moet een soort van tafelvoetbal zijn, het schijnt ze geweldig op te winden, hun joelen overstemt soms de muziek. De vleugel staat boven het bordes: er wordt in de serre gedanst. Vanavond zal in de zaal worden gedanst en dan weer in de serre, en dan weer in de zaal en zo ad infinitum...
Er zijn er hier, die elke middag en elke avond dansen. De morgen brengen ze door in de Lanser See, ploeterend in het lauwe water of flirtend in het zonnebad, dan, na het middagmaal, een korte rust, een lang toilet en naar het kurhaus, om een klein beetje te tennissen, en een heleboel te dansen, 's avonds herhaling in groot tenue.
Wij behoren niet tot hen. Maar een nicht van Frau Lona behoort wel tot hen, tot de eerstkomenden, tot de langstblijvenden. Denk eens aan... soms tot halftwee in de nacht, met een hele troep jonge zwierebollen. En dat voor een getrouwde vrouw! Moeder van twee schattige kindertjes!! Naar wie ze niet omkijkt!!! De dikke kindermeid heeft haar hart uitgestort: de wurmen bezitten geen hele broek, geen gave kous. En mama heeft enkel geld voor alle dag nieuwe toiletten.
Ja, ja, en daar zit die goedzak van een man in de hitte in Wenen voor te sloven...
Et patati, et patata...
En de hoofden gaan naar elkaar en dit is nu de reine, pure Kaffeeklatsch. Meer en meer voel ik mij in die atmosfeer als een luie, spinnende, toch lichtelijk malicieuze poes.
Van de ontaarde mama kabbelt zoetjes aan het gesprek over andere kennissen uit, het wordt een aangename variatie van roddelen en renommeren. Nicht is in de kunst - ze kweelt wezenlijk niet kwalijk - en kent dus alles wat beroemd is in de sferen van theater en opera. De allergrootsten tutoyeert ze, de ene ster is haar boezemvriendin, met de ander is ze verloofd geweest, de derde schrijft haar de vertrouwelijkste brieven, van de kinderstoel af. Frau Lona verbijt zich, ze gelooft er geen tiendepart van - ogen en wenkbrauwen geven het duidelijk te kennen - maar we zitten hier nu eenmaal als gezworen vriendinnen.
Elegante wezentjes trippelen voorbij, in wolken parfum.
Er is véél chique, Frau Lona vindt: te veel. Ze mag er zelf gerust wel wezen, met haar poedertje en haar schminkje, niet overmatig, juist genoeg voor een jeugdig effect, haar solide juwelen, haar modieuze cape en blauwfluwelen hoed. Maar tegen die chique kan ze toch niet op en daarom keurt ze die chique dan ook af. Tante eveneens, en Nicht en Frau Ella en Frau Erna en Frau Carry.
Frau Lona filosofeert: welbeschouwd is rijkdom toch eigenlijk geen verdienste. Zij voor zich zou nooit iemand om zijn rijkdom zoeken