Men had ons verteld, dat ‘the Beers people’, zooals al die hooge ambtenaren genoemd worden, met hunne vrouwen tegenwoordig waren en onze vrienden vreesden, dat de spreekster, die door hare woorden bitter zou hebben gestemd. Doch blijkbaar was dat niet het geval, want den volgenden morgen kwam reeds vroeg de prachtige auto voor van den hoofdambtenaar van de mijnen om ons te vragen, daarvan dien dag gebruik te willen maken om de mijnen te zien en voor zoover wij er verder van profiteeren wilden. Ook hoorden wij des middags, dat al die dames die eerst geweigerd hadden deel te nemen aan de ‘gardenpartij’, die ons Vrijdagmiddag werd aangeboden, aan het bestuur der vereeniging voor vrouwenkiesrecht gevraagd hebben, alsnog van de partij te mogen zijn, omdat zij zoo gaarne nader met ons in kennis wilden komen.
Donderdagmorgen om half tien gingen wij dan reeds per auto uit om de diamantmijnen, met alles wat er mede verbonden is, te zien en kwamen eerst om twee uur in ons hotel terug. Overal werden wij verwacht en van het moment, dat de stukken steen uit de mijnen losgewerkt, naar boven gebracht, gewasschen, gesorteerd, etc., etc. worden, totdat de diamanten naar het syndicaat in Londen worden afgezonden, hebben wij alles gezien.
Ook, en dat is niet het minst interessante, hoe er gewerkt wordt door de arbeiders, welk werkvolk er wordt aangewend en hoe dat behandeld wordt.
Al het ondergeschikte werk geschiedt door kleurlingen, van welke een paar duizend dwangarbeiders zijn. Voor deze menschen ontvangt de Staat een shilling per dag en per persoon, terwijl de voeding en huisvesting door den werkgever moet geschieden. Door elkaar kost zoo'n dwangarbeider den diamantmijnen een gulden vijftig cent per dag. Die menschen moeten daarvoor twaalf uur werken en zijn in hun vrijen tijd in een soort gevangenis ondergebracht, waar zij onder streng toezicht leven. Dat huis van bewaring hebben wij niet gezien. Die arme kerels dragen allen gevangeniskleeding, met een nummer op den rug.
De andere kleurling-arbeiders worden uit vrijwilligers gerecruteerd, die zich voor niet minder dan vier maanden moeten verbinden. In die vier maanden zijn zij hun vrijheid kwijt, zij mogen de poorten, rondom de mijnen, niet verlaten. Maar zij hebben er ruimte van beweging genoeg en verdienen een vrij hoog loon. Deze arbeiders werken in een 3-ploegenstelsel en lossen elkaar na 8 uur af. In die 8 uur verdienen zij van twee tot drie gulden daags. In de omheining, waarin deze kleurlingen wonen, het leven wat zij er leiden, de slaapgelegenheden, de winkels, waarin zij hunne benoodigdheden voor zeer lage prijzen kunnen koopen, het hospitaal, de keuken enz., alles werd door ons bezichtigd en zag er buitengewoon goed onderhouden en zindelijk uit. Als deze werklieden willen, dan kunnen zij in de vier maanden, zoolang hun contract bindend is, een mooi sommetje over houden. De directeur, die ons rond geleidde, vertelde ons, dat het verdiende geld maar al te dikwijls moest dienst doen om een of ander stuk vee te koopen. Voor dat stuk vee werd dan later eene vrouw gekocht, die dan verder het werk moest verrichten. Het eerste wat een kaffer in den regel koopt, als hij wat geld over heeft gespaard is eene vrouw; niet om haar lief te hebben en met haar een gezin te vormen, maar om eene slavin te hebben, die voor hem kan werken.
Eene zuster, die tot de Engelsche Katholieke missie behoort, die ik in Bloemfontein bezocht, vertelde mij, dat in geheel onbeschaafden staat de Kaffer nier meer werkt, zoodra hij eene vrouw heeft. Werken is in zijn oog iets laags, dat men alleen doet, door honger of hooger macht gedreven. Zoodra hij eene vrouw heeft, is hij de hooger macht en dwingt zijne vrouw tot arbeid! Wij zagen dan ook in sommige plaatsen vrouwen in de laatste maanden van zwangerschap en met een klein kind op den rug gebonden, het zwaarste werk verrichten, terwijl de echtgenoot als een opzichter stond toe te zien. Zoodra nu de eerste zaden van christelijkheid beginnen te ontkiemen, dan begint de man weder te werken en brengt zijn verdiend geld tehuis, maar dan meent de vrouw niets meer te mogen doen en is met de grootste moeite er toe te brengen, haar beetje huiswerk te verrichten en voor den man het eten te koken. Den geheelen dag slingert zij dan, met haar kind op den rug