Als de avond valt klinken de kreten van de zwarte hei.
Op de graanzolders kraken winterse stappen, eenzaamheidspijn in grote kisten geborgen.
Grijze gestalten komen uit de moestuin met bundels stilte onder hun arm geklemd.
En de gierzwaluwen weven de intrige van hun tijdloze vlucht boven de toren.
*
Het is zinloos terug te keren naar vergeten en verloren plaatsen, naar onbeheerde
landschappen en symbolen.
Daar zijn geen eeuwenoude liturgieën meer, geen ranzige olie in aarden kruiken.
De oude mensen zijn gestorven. De dieren dwalen onder de zwarte regen.
Daar is alleen de trage kromming van de rivier der doden,
de bevroren berusting van de afgekipte maretak, van het door de tijd verschroeide
Uit: Memoria de la nieve, (Geheugen van de sneeuw), (1982)
* * *
vertaling: Doortje ter Horst