| |
| |
| |
Judith Uyterlinde
De macht van het register
Over Eduardo Mendoza
Het huwelijk tussen Eduardo Mendoza en de stad Barcelona kan niet meer kapot. Sinds het succes van De stad der wonderen worden auteur en stad in één adem genoemd. Mendoza's liefde voor de stad was al van langere duur: in zijn drie eerdere romans vormde Barcelona ook het fascinerende decor. De band begon te knellen na zijn meesterwerk De stad der wonderen, en er volgden escapades naar Venetië en naar het Catalaanse platteland. Maar onlangs is Mendoza teruggekeerd naar Barcelona, en heeft de stad hem weer stevig aan haar boezem gesloten.
Als een trouwe echtgenoot voerde Mendoza dit jaar dan ook het woord, overal waar Barcelona zich in het openbaar moest vertonen. En dat gebeurde nogal eens. De Olympische Spelen vestigden immers ieders blik op de stad. Barcelona had voor de gelegenheid een grote schoonheidsbehandeling ondergaan, waarbij kosten noch moeite gespaard waren. Affiches op straat schreeuwden uit wat toch al niemand kon ontgaan: ‘Barcelona maakt zich op!’ In Nederlandse dagbladen verschenen paginagrote advertenties van de Catalaanse overheid die ons er voor eens en voor altijd van moesten doordringen dat Barcelona, de stad van de Olympische Spelen (en hiermee feitelijk middelpunt van de wereld), niet in Spanje lag, maar in Catalonië. In de Spaanse kwaliteitskrant, El País, trad Eduardo Mendoza op als spreekbuis van Barcelona gedurende de periode van de Spelen, en vulde dagelijks een pagina van het Olympische supplement.
Dit feuilleton, ‘La visión del Archiduque’, is het meest recente dat in Spanje van zijn hand verscheen, en zal ongetwijfeld (net als zijn eerdere feuilleton ‘Sin noticias de Gurb’) nog gebundeld worden. Het was een ‘typisch’ Mendoza-produkt: een absurd-komisch verhaal vol ironie en understatements, dat hij situeert in het Barcelona van 1929, toen de stad ook op haar kop stond in verband met de daar georganiseerde wereldtentoonstelling. De consternatie die een dergelijk groots evenement veroorzaakt, staat borg voor vermakelijke anekdotes, vol verwijzingen naar huidige gebeurtenissen en sneren naar de werkschuwe ambtenarij.
| |
Schelmenroman
Met het thema van de wereldtentoonstelling bevond Mendoza zich op vertrouwd terrein: in De stad der wonderen (vertaling van La ciudad de los prodigios, 1986) heeft de auteur het verhaal ingebed tussen de twee wereldtentoonstellingen in Barcelona van 1888 en 1929. Net als de huidige Olympische Spelen nu zijn die tentoonstellingen destijds een enorme impuls geweest voor Barcelona. Er werd koortsachtig gebouwd; uit het hele land stroomden migranten toe, op zoek naar werk. De stad dijde uit en onderging een ware gedaanteverwisseling.
Deze overgang van een haast middeleeuwse gemeenschap tot een moderne, dynamische stad viel in Barcelona samen met andere vernieuwingen die in die tijd het leven ingrijpend veranderden: de uitvinding van de telefoon, de film en het vliegtuig. Een interessante en woelige tijd, die Mendoza inspireerde tot het schrijven van dit boek waarin de geschiedenis van een stad meer dan wat ook het leven van haar bewoners bepaalt.
In zijn moderne schelmenroman loopt de opkomst en ondergang van hoofdpersoon Onofre Bouvila volledig parallel aan die van de stad. Onofre wordt rijk als de stad rijk wordt, hij is gewelddadig als de stad gewelddadig is. Met een groot aanpassingsvermogen en een berekenende vindingrijkheid speelt hij in op de ontwikkelingen in de stad. Als een kameleon beweegt hij zich net zo makkelijk in anarchistische kringen als in die van de onderwereld. Zijn ontworteldheid - ook hij is migrant, afkomstig van het Catalaanse platteland - geeft hem de vrijheid zich nergens iets
| |
| |
aan gelegen te laten liggen. Als zijn ambities het hem zo ingeven gaat hij over lijken. Niets onmenselijks is deze aartsopportunist vreemd; alleen in de liefde is hij zwak, evenals in zijn gefrustreerde herinnering aan zijn mislukte vader en zijn vervlogen jeugd.
Eduardo Mendoza (foto: Albert Romero)
Onofres avonturen zijn soepel vervlochten met verhalen over de geschiedenis van Barcelona, die Mendoza naar zijn eigen hand heeft gezet. Zowel mensen die in het openbare leven van Barcelona een rol speelden (architect Gaudí) als buitenlandse bekendheden (Raspoetin, Mata Hari, keizerin Sissi, koning Alfons XIII) worden door hem ten tonele gevoerd. Hierdoor blaast hij Barcelona op tot mondiale proporties: de plek waar de wereldgeschiedenis is gemaakt. Maar terwijl de geschiedenis door het hele boek heen de gedaante van een legende of een anekdote aanneemt, kristalliseren de verhalen over het fictionele personage Onofre uit tot geschiedenis. Geschiedenis en fictie lopen onontwarbaar door elkaar heen, en het geheel levert een meesterlijk verteld verhaal op dat ondanks de talrijke uitweidingen en details niets aan spanning inboet.
De stad der wonderen vormde de kroon op het werk dat Mendoza tot dan toe gepubliceerd had. Niet alleen in eigen land werd het een daverend succes, maar het betekende voor Mendoza ook een internationale doorbraak. Het boek werd in een groot aantal talen vertaald. In Nederland was Mendoza de enige Spanjaard die de eer heeft mogen smaken van een uitnodiging bij Adriaan van Dis.
| |
Collage
Inmiddels zijn in ons land vier van zijn zes romans in willekeurige volgorde in vertaling verschenen. Het laatste boek dat hier (in 1992) verscheen was De zaak Savolta, de vertaling van Mendoza's eerste roman La verdad sobre el caso Savolta, die pal na Franco's dood in 1975 gepubliceerd werd. Het is een detective, een genre dat in Spanje positiever gewaardeerd wordt dan bij ons. Behalve Mendoza is zijn stad- en generatiegenoot Vázquez Montalbán een voorbeeld van een ‘schrijver van niveau’ die dit genre beoefent, en die zich bovendien ‘bezondigt’ aan het lichtere werk van het feuilleton.
De setting van De zaak Savolta is het Barcelona van de veelbewogen jaren 1917-1919, een tijd vol sociale onlusten. Qua opzet is - De zaak Savolta - vergelijkbaar met De stad der wonderen. Schijnbaar moeiteloos beweegt de auteur vooruit en achteruit in de tijd, intussen heen en weer springend van de ene tekstsoort naar de andere: brieven, rechtbankverslagen, bewijsstukken, kranteartikelen, dialogen, narratief proza. In deze heterogene collage legt hij een groot gevoel voor de uiteenlopende taalregisters aan de dag. Het boek kreeg lovende kritieken en de schrijver ontving er in 1976 de ‘Premio de la Critica’ voor.
| |
Lijpe detective
Hierna wilde Mendoza een ander boek over deze veelbewogen periode in de geschiedenis van Barcelona schrijven. Maar hij slaagde er nog niet in voldoende afstand
| |
| |
te nemen van zijn eerste roman. Alles wat hij op papier zette, ging tegen zijn bedoeling in op zijn eerste werk lijken. Dus zette hij dit plan in de ijskast en week hij uit naar een heel andere periode waarin Spanje zich ook in een stroomversnelling van veranderingen bevond: het Spanje van vlak na de dood van Franco. Het Spanje dat zich bevrijdde uit een jarenlang keurslijf, volledig uit de band sprong en zich overgaf aan zedeloosheid, gewelddadigheid en consumptiedrift. Over dit losgeslagen Barcelona schreef de auteur twee humoristische detectives: in 1979 El misterio de la cripta embrujada (vertaald als Het mysterie van de geheime crypte) en in 1983 El laberinto de las aceitunas (nog niet vertaald).
In deze boeken is de ik-persoon een gek die na jarenlange opsluiting uit het gekkenhuis wordt vrijgelaten om te assisteren bij de oplossing van een mysterieuze zaak. Dit perspectief van de lijpe ‘detective’ die zo zijn eigen wereldvreemde interpretatie heeft van wat hij om zich heen waarneemt, verschafte Mendoza een veel grotere vrijheid dan hij zichzelf in zijn eerste ambitieuze en veel serieuzere detective had gegund. Door zich de ogen van een gek aan te meten, kon Mendoza zijn fantasie de vrije loop laten en naar hartelust zijn voorkeur voor het hyperbolische en het groteske botvieren.
De humor in deze boeken zit hem niet alleen in de bevreemdende waarnemingen van de gestoorde ik-persoon. Ook de discrepantie tussen zijn persoon en zijn manier van spreken werkt op de lachspieren. Hij (Mendoza zag het als een sport om hem geen naam te geven; dit valt absoluut niet op als je het niet weet) lijdt het bestaan van een zwerver. Hij wast zich niet en eet uit vuilnisbakken, maar hij drukt zich uit in superbeschaafde volzinnen en bedient zich van een vocabulaire dat zeker niet van de straat is. Zijn onuitputtelijke monologen hebben vaak betrekking op zaken waar een normaal mens minder woorden aan vuil zou maken, en zijn spraakwater barst bij voorkeur los op momenten waarop het meer voor de hand zou liggen om handelend op te treden.
In al deze aspecten vertoont hij grote gelijkenis met de figuur van Cervantes' Don Quijote, met dit verschil dat diens gekte is geïnspireerd door de romans die hij heeft gelezen, zodat de boekentaal die hij spreekt daarop terug te voeren is. Mendoza's gek daarentegen heeft geen enkele scholing en zijn verheven taalgebruik is dus onverklaarbaar en niet-realistisch: het verkeerde register bij het verkeerde personage, dat ook nog eens de verkeerde conclusies aan zijn waarnemingen verbindt. Een voorbeeld van zo'n monoloog uit Het geheim van de behekste crypte, gericht tot een Zweed door wie de zwerver met een pistool wordt bedreigd:
‘Meneer,’ zei ik langzaam en met overdreven gebaren, terwijl ik probeerde goed te articuleren zodat de taalbarrière ons wederzijds begrip niet in de weg zou staan, ‘ik zie dat u mij om de een of andere reden wantrouwt: misschien komt het door mijn uiterlijk, dat bij iedereen argwaan wekt, of misschien heeft u een gerucht opgevangen dat boze tongen hebben verspreid. Ik verzeker u echter op mijn erewoord, en op dat van mijn zus, sister, en dat van onze lieve moeder, God hebbe haar ziel, dat u van mij niets te vrezen heeft. Ik heb een scherpe blik en hoewel ik u helaas maar oppervlakkig ken, heb ik al wel gezien dat u een integer mens is, een fatsoenlijk en ontwikkeld man van goede komaf, die wellicht door tegenslag in een onrustig leven terecht is gekomen, op zoek naar bredere horizonten of zelfs naar vergetelheid.’
Dit is het begin van een welsprekend betoog dat slechts wordt onderbroken door de naieve overpeinzingen en waarnemingen van de zwerver. De Zweed reageert niet, want die is intussen aan het doodbloeden, maar dit detail ontgaat de zwerver, die zich tevreden stelt met de conclusie dat de donkere plas tussen diens voeten wijst op ‘een of andere vorm van incontinentie’.
Bij het lezen van deze twee droogkomische romans kun je je nauwelijks aan de indruk onttrekken dat ze niet alleen plezierig zijn om te lezen, maar ook met veel plezier geschreven zijn. Mendoza heeft in een interview met El País ook wel eens met zoveel woorden gezegd dat hij schrijft om zichzelf te vermaken. ‘Maar met dien verstande dat een mens die zich wil
| |
| |
vermaken er normaal gesproken niet naar streeft dat in zijn eentje te doen.’
| |
Kunstgreep
Ook de twee feuilletons die Mendoza in - El País - heeft geschreven, zijn in de eerste plaats vermakelijk. In Sin noticias de Gurb wordt het perspectief van de marginaal met zijn outsiderlogica tot in het extreme doorgevoerd. Daar zijn de hoofdpersonen namelijk twee buitenaardse wezens, die in de stad Barcelona verzeild raken en zich voortdurend verbazen over alles wat ze om zich heen zien en meemaken. Ze hebben geen flauw benul van geld en worden zonder een krimp te geven stinkend rijk en net zo laconiek weer straatarm.
De keuze van een dergelijk perspectief waardoor het gewone, het vanzelfsprekende, ineens in een ander daglicht komt te staan, is op zichzelf niet meer dan een kunstgreep. Maar de kunstgreep kan alleen effect oogsten als de schrijver in staat is zich volledig te identificeren met het marsmannetje voor wie al het aardse nieuw en onbekend is. Hij moet met dezelfde onbevangenheid kunnen kijken naar wat hem als mens en inwoner van Barcelona in feite heel vertrouwd is. Mendoza beschikt over dit vermogen tot distantie. Naar zijn eigen zeggen is zijn jarenlange verblijf in de Verenigde Staten hem hierbij van groot nut geweest. In de tien jaar (van 1972 tot 1983) dat hij in New York woonde, waar hij als tolk voor de Verenigde Naties werkte, merkte hij dat hij door de letterlijke afstand van zijn geboortestad er beter over kon schrijven:
Toen ik nog in Barcelona woonde, liet ik mijn werk in het Barcelona van vroeger afspelen. Pas in New York was ik in staat om over het Barcelona van nu te schrijven. Ik heb altijd afstand tot mijn onderwerp nodig, zij het in de ruimte, zij het in de tijd.
Eduardo Mendoza (foto: Maarten Steenmeijer)
Nu is de auteur alweer tien jaar terug in Barcelona, waar hij kan leven van de pen. Misschien was het wel de ambtelijke, bureaucratische sfeer die hij in de VN-burelen had geproefd, die hem, eenmaal terug in Barcelona, inspireerde bij het schrijven van het al eerder genoemde recente feuilleton ter ere van de Olympische Spelen, La visión del Archiduque. Daarin is de ik-persoon een gemeenteambtenaar, die net zo min als de marsmannetjes gehinderd wordt door de normen of codes die normaliter in het dagelijks verkeer tussen burgers gelden. Beleefdheid of tact is hem vreemd, maar de hoogwaardigheidsbekleders tegenover wie hij zich uitermate bot gedraagt, nemen hier absoluut geen aanstoot aan en zijn zelf net zo onaangepast.
Deze wereld van Mendoza lijkt geen wetten te kennen, behalve dan misschien de wet dat werken een ongewenste onderbreking van de vrije tijd is. De ambtenaar reageert geërgerd als hij de onderdelen van een Harley Davidson, die hij op zijn bureau had uitgestald met het plan daar eens fijn de hele dag aan te gaan sleutelen, in de steek moet laten omdat hij bij zijn chef wordt geroepen. Deze verbaast zich erover dat zij elkaar nooit eerder ontmoet hebben en vraagt hem hoelang hij al in het gemeentehuis werkt en welke functie hij bekleedt. De ambtenaar antwoordt dat hij al vier jaar zijn privé-secretaris is. ‘Dat bewijst,’ zegt de chef, ‘hoe druk ik het al die tijd heb gehad.’
| |
| |
| |
Registers
Soms neigt Mendoza's humor naar het flauwe, maar dat het nooit te flauw wordt, is te danken aan zijn perfecte beheersing van de taal. Zijn vocabulaire is rijk en hij is een meester in het spelen met de verschillende registers in de taal. Zijn favoriete register is de formele en omslachtige ambtenarentaal die hij zijn personages te pas en vooral te onpas laat bezigen. Door het tolkwerk voor de Verenigde Naties ontdekte Mendoza dat de afstand tussen de subtalen in één en dezelfde taal soms groter is dan die tussen verschillende talen onderling. Een voetballer en een politicus uit hetzelfde land kunnen meer moeite hebben om elkaars jargon te verstaan dan een Japanner en een Zweed die in hun eigen taal over de import van radio's praten. Subtalen of registers bleken dus een verstrekkend bereik te hebben, maar juist omdat er doorgaans niet wordt stilgestaan bij de macht van het register, kun je er naar hartelust mee manipuleren. Die ontdekking was Mendoza van groot nut bij het schrijven. Registers staan of vallen bij conventies, en roepen dus onmiddellijk bepaalde verwachtingen bij de toehoorder of in dit geval lezer op. Mendoza's spel met de registers komt erop neer dat hij geijkte verwachtingspatronen over wat in een bepaalde context ‘passend’ taalgebruik is, doorbreekt. Het taalgebruik van de hierboven aangehaalde zwerver uit de twee humoristische detectives is hier een voorbeeld van.
Maar Mendoza gaat nog verder in De stad der wonderen, waarin hij werkelijk alle mogelijke registers opentrekt en uitbuit: krantetaal, wetenschapperstaal, ambtenarentaal, straatjargon, juridische terminologie, termen uit de bouw, etc. De registers werken als de witte jas in het ziekenhuis: zodra iemand in een ziekenhuis een witte jas aanheeft, boezemt hij vertrouwen in en gaan we er klakkeloos vanuit dat hij dokter is, wat hij ook doet en hoe vreemd hij zich ook gedraagt. Hij moet het wel erg bont maken voor we gaan twijfelen aan zijn status.
Van die geconditioneerdheid maakt Mendoza volop gebruik. Hij wisselt voortdurend van jas, en doet soms precies wat we van hem verwachten, maar andere keren het tegendeel. Het boek begint bijvoorbeeld met een encyclopedische verhandeling over Barcelona. Eerst worden de ligging en klimatologische omstandigheden aangestipt en dan wordt overgegaan op de geschiedenis van de stad, die in vogelvlucht wordt behandeld. In anderhalve pagina doorloopt hij twee milennia, maar binnen dit korte bestek ziet de verteller toch nog kans stil te staan bij de meest eigenaardige details, zoals het feit dat de Catalanen volgens etnologen van de Layetanen de neiging hebben geërfd om hun hoofd schuin naar links te houden wanneer zij doen alsof zij luisteren. Hoewel de bewering in neutrale, objectieve termen, uit naam van de wetenschap gedaan wordt (‘volgens etnologen’), lijkt hij nogal onbewijsbaar en fantastisch. Moeten we er geloof aan hechten of niet? Die vraag doet zich ook voor als Mendoza kranteartikelen citeert.
Mendoza heeft hierover zelf gezegd dat ze gedeeltelijk echt zijn, gedeeltelijk verzonnen, en voor het overige een mengeling van die twee. Vaak is het journalistieke taalgebruik overtuigend, maar de inhoud te onwaarschijnlijk om waar te zijn. Het taalgebruik lijkt de lezer te willen doordringen van de objectiviteit, de feitelijkheid van het vertelde, maar het vertelde zelf lijkt soms volledig uit de duim gezogen te zijn. Andere keren komt het echter weer wel overeen met zaken die herkenbaar zijn als ‘waar gebeurd’, bekende historische feiten bijvoorbeeld.
De voortdurend opduikende vraag wat er nu ‘echt’ gebeurd is en wat niet blijkt bij Mendoza een zinloze vraag, die hij bewust bij de lezer oproept maar met een olijk sadisme onbeantwoord laat. Enkele antwoorden zijn overigens wel te vinden in het geschiedenisboek dat Mendoza op verzoek over de stad Barcelona heeft geschreven en dat betrekking heeft op dezelfde periode van rond de eeuwwisseling: Barcelona modernista (1989). In dit boek heeft hij veel historisch materiaal verwerkt uit de archieven die hij voor zijn roman geraadpleegd had. Zo is er een hoofdstuk over de wereldtentoonstelling, over het anarchisme, over de uitbreiding van de stad en over de moeizame betrekkingen tussen Barcelona en Madrid. Het is een aardige aanvulling op De stad der wonderen, ook door de illustraties, die
| |
| |
een idee geven van het straatbeeld en de kleding uit die tijd. Overigens is het boek niet representatief voor het werk van Mendoza, deels doordat het moest passen in de opzet van een reeks boeken van bekende auteurs over de geschiedenis van grote steden, deels doordat hij het in samenwerking met zijn zuster Cristina Mendoza heeft geschreven, die directrice is van het museum van moderne kunst van Barcelona.
| |
Liefdesgeschiedenis
Terug naar de romans. Na het overweldigende succes van De stad der wonderen sloeg Mendoza opnieuw een andere weg in, om te vermijden dat hij in herhaling zou vervallen. Zijn vijfde roman, Het ongekende eiland (vertaling van La isla inaudita, 1989) speelde voor het eerst niet in Barcelona, maar in Venetië. Hierin waagde de auteur zich op het terrein van de liefde en verdiepte zich in de psyche van zijn personages, iets wat hij nooit eerder geprobeerd had. Het bleef bij een wat halfslachtige poging. Met name het vrouwelijke personage kwam niet erg uit de verf. Zij ontsteeg maar nauwelijks het clichébeeld van ‘het eeuwige mysterie vrouw’. Nu gold dat voor de vrouwen in zijn voorgaande boeken ook wel, maar daarin had de auteur tenminste niet de pretentie om innerlijke drijfveren te doorgronden.
De kracht van Mendoza, zijn ironische, afstandelijke observeerdersblik leek zich bij deze poging tot verdieping tegen hem te keren. Misschien kon hij zich beter blijven bepalen tot het registreren van de buitenkant, de handelingen en gebeurtenissen, en daar het spel met de taal blijven spelen dat hij zo goed beheerste? Maar Mendoza wilde zich niet tevreden stellen met wat hij al kon.
Hij maakte het zichzelf niet gemakkelijk. Voor zijn volgende poging tot het beschrijven van een liefdesgeschiedenis, koos hij de onwaarschijnlijke verhouding tussen een non en een grootgrondbezitter. Deze meest recente roman, die dit voorjaar in Spanje is verschenen, El año del diluvio, speelt voor het eerst niet in de stad, maar op het platteland. De periode is ook nieuw: de Franco-periode die Mendoza zoals zoveel Spaanse schrijvers tot nu toe links had laten liggen, omdat zij zich nog maar al te goed herinnerden hoe dodelijk statisch die tijd was.
Het is opvallend dat de personages geen marginalen of outsiders meer zijn, zoals in zijn voorgaande romans, maar juist de pijlers van de Frankistische maatschappij. Normaler en Spaanser kan het niet. Maar Mendoza weekte de personages los uit het stereotype plaatje en slaagde er ditmaal wel in zelfs (of misschien wel: juist) de vrouw neer te zetten als een geloofwaardig personage van vlees en bloed: een sterke, hartstochtelijke vrouw. Haar onvermijdelijke ‘val’ voor de grootgrondbezitter wordt subtiel opgebouwd en heeft niets plats, niets banaals. De non wordt in weerwil van zichzelf verliefd op hem en levert zich aan hem over met dezelfde hartstocht die ze tot dan toe slechts voor de Heer had gereserveerd. Zij is degene die hem benadert, in eerste instantie om zijn hulp te vragen bij de financiering van het bejaardentehuis dat zij wil opzetten, en vervolgens om hem haar liefde te verklaren.
Heel overtuigend zijn de dialogen, waarin de erotische spanning tussen de twee haast voelbaar is, ook wanneer het onderwerp van gesprek puur zakelijk is. Mendoza gebruikt nergens aanhalingstekens, en dat is uitermate functioneel. Het werkt als een soort grafische afspiegeling van de vervagende grenzen tussen de twee. Bovendien krijgen de dialogen er meer vaart door. De roman is een klein juweeltje dat de tekortkomingen van het voorgaande boek goedmaakt. Met deze zesde en laatste roman heeft Mendoza bewezen dat hij niet alleen kan vermaken, maar ook kan ontroeren.
| |
Kind van twee culturen
Net als zijn voorgaande boeken stond ook dit boek na de verschijning onmiddellijk bovenaan in de toptien van meest verkochte boeken. Ondanks zijn niet aflatende succes en bekendheid en zijn optredens in het openbaar, weet de schrijver zijn persoonlijk leven vrij goed buiten de publiciteit te houden. Hij is niet happig op interviews. Toen Spanje
| |
| |
vorig jaar themaland tijdens de Frankfurter Buchmesse was, en hij aanwezig was als belangrijke representant van de hedendaagse Spaanse literatuur, zette hij het op een lopen toen hij werd belaagd door een horde journalisten. Hij kondigde zijn sprint aan met de woorden: ‘Ik kan twee dingen doen: wegrennen of zelfmoord plegen. Ik denk dat ik beide ga doen!’
Toch heeft hij zich ook heel wat keren wel tot interviews laten overhalen. Daarin vestigde hij weliswaar de aandacht liever op zijn boeken dan op zichzelf, maar toch bieden deze interviews iemand die ook in zijn persoon is geïnteresseerd meer houvast dan de magere standaardzinnetjes op alle omslagen van zijn boeken: ‘Mendoza werd geboren in Barcelona in 1943. Tussen 1973 en 1982 woonde hij in New York.’
Eduardo Mendoza (foto: José Antonio Sancho)
Mendoza is opgegroeid in Barcelona. Zijn vader was een ambtenaar die uit Asturias was overgeplaatst naar Barcelona in het kader van het beleid van de centrale regering in Madrid. Dit overplaatsingsbeleid was erop gericht om Catalonië zoveel mogelijk te verspaansen door er militairen en ambtenaren uit andere streken van Spanje heen te sturen. Mendoza's vader leerde nooit echt Catalaans, en paste zich ook in andere opzichten nooit helemaal aan. Zijn moeder was wel Catalaanse, maar de voertaal thuis was Castiliaans. Mendoza is dus een kind van de twee culturen die elkaar in Spanje al tijden naar het leven staan, een rivaliteit waar hij vooral in De stad der wonderen de draak mee steekt. Zelf voelt hij zich het meest verwant met de Castiliaanse cultuur en hij schrijft ook vrijwel altijd in die taal. Hij heeft maar een keer een toneelstuk (Restoració, 1990, later ook verschenen in het Castiliaans) in het Catalaans geschreven, op verzoek van een bevriend Catalaans actrice.
Na zijn rechtenstudie is hij enige tijd in Barcelona werkzaam geweest als advocaat. Hij kent de wereld van de criminaliteit, waarin zijn personages zich zo vaak bewegen, dus van dichtbij:
Door mijn werk als advocaat leerde ik allerlei mensen kennen die me indrukwekkende verhalen over hun leven vertelde. Omdat die mensen zelf niet schreven, en ik het zonde vond als die verhalen verloren gingen, heb ik ze opgeschreven en later in mijn romans verwerkt.
| |
New York, New York
Over de stad New York, waar hij na die tijd als tolk werkte, heeft hij een wat onbeduidend boekje geschreven. Het is echter de enige uitgave waarin Mendoza persoonlijke ervaringen te boek heeft gesteld, zodat de echte Mendoza-fans hem hierdoor iets beter kunnen leren kennen. Het beeld dat hij
| |
| |
tussen de regels door van zichzelf schetst is dat van een laffe, onhandige, verstrooide gentleman. Het is grappig om te lezen hoeveel waarde hij hecht aan beleefdheidsvormen. Tevreden constateert hij over de Amerikanen dat zij in bepaalde opzichten zeer welgemanierd zijn: ze vallen je nooit in de rede, zij menen niet dat zij de waarheid in pacht hebben en luisteren ook naar andermans argumenten.
Het aardigste van dit boekje is nog de inleiding, waarin Mendoza vertelt hoe erg hij er tegenop zag om zich in die stad te moeten vestigen, omdat hij New York toentertijd beschouwde als een godvergeten oord aan het eind van de wereld, waar arme verschoppelingen een treurig bestaan te wachten staat. De held uit zijn roman De zaak Savolta, die Mendoza schreef voor hij ooit een voet in New York had gezet, liet hij dan ook van pure ellende naar New York vertrekken, als toonbeeld van hoe diep een mens kan zinken.
Zelf had Mendoza zich er nog niet gevestigd, of hij begon al op overplaatsing aan te dringen. Hij wilde graag naar Genève, met als einddoel Rome of Parijs, steden die hem oneindig veel interessanter leken dan New York. Maar toen hij zijn overplaatsing na verloop van tijd kreeg, had de stad hem inmiddels in haar ban, en bleef hij. En uiteindelijk liet hij ook Rome en Parijs voor wat ze waren en keerde terug naar zijn geboortestad Barcelona, waar hij tot op heden woont met zijn vrouw en twee kinderen, over wie overigens niets bekend is. Mendoza is dan ook veeleer ‘de man van Barcelona’. En ook al heeft hij de stad in zijn boeken lang niet altijd positief afgeschilderd, Barcelona is zo trots op ‘haar schrijver’ dat zij graag met Mendoza gezien wordt.
| |
Boekenfestijn
De schrijver wordt dan ook niet alleen uitgenodigd om feuilletons over Barcelona in El País te schrijven, maar ook om bijzondere evenementen in die stad op te luisteren met een humoristische toespraak. Dit jaar opende hij, in het Catalaans, de Feria del Libro, het jaarlijkse boekenfestijn dat voor het eerst op een andere lokatie werd gehouden dan de drukbevolkte Ramblas. Men was bang dat de Feria hierdoor veel minder publiek zou trekken, temeer daar er net onderzoeksresultaten bekend waren geworden over het belabberde leesgedrag van de Spanjaarden. Maar Mendoza beweerde in zijn toespraak tegen de pessimistische stroom in dat het boek helemaal niet in crisis is. Want na de uitvinding van het papier en de boekdrukkunst, heeft de laatste en meest belangrijke uitvinding, namelijk die van de bril, het ontstaan van de-lezer-voor-het-leven bewerkstelligd. Dat er zoveel geklaagd wordt is normaal: gezondheid is immers een toestand van voorbijgaande aard die dus nooit veel goeds kan beloven, zei hij. ‘Maar boeken lijken nog het meest op mensen: ze zijn intelligent en dom, leuk en vervelend, geweldig en teleurstellend. Daarom geloof ik niet dat het boek ooit ophoudt onze trouwe metgezel te zijn.’
Laten we hopen dat hij gelijk heeft. Voor zijn boeken geldt in ieder geval dat ze aangenaam gezelschap zijn. Barcelona heeft groot gelijk dat ze trots is op zo'n onderhoudende en geestige echtgenoot.
Overzicht van Mendoza's werk:
Spaans
|
La verdad sobre el caso Savolta, Seix Barral, 1975 |
El misterio de la cripta embrujada, Seix Barral, 1979 |
El laberinto de las aceitunas, Seix Barral, 1982 |
La ciudad de los prodigios, Seix Barral, 1986 |
Nueva York, Destino, 1986 |
Barcelona modernista, Planeta, 1989 |
La isla inaudita, Seix Barral, 1989 |
Restoració, Seix Barral, 1990 |
Sin noticias de Gurb, Seix Barral, 1991 |
El año del diluvio, Seix Barral, 1992 |
Nederlands
|
De stad der wonderen, vertaling Francine Mendelaar en Harriët Peteri; Arena, 1988 |
Het ongekende eiland, vertaling Harriët Peteri, Arena 1990 |
Het geheim van de behekste crypte, vertaling Francine Mendelaar en Harriët Peteri, Arena 1991 |
De zaak Savolta, vertaling Francine Mendelaar en Harriët Peteri, Arena 1992 |
|
|