Thema's die we al in vorige werken tegenkwamen, zien we ook hier weer terug: de wanhopige en uitzichtloze zoektocht naar identiteit, naar authenticiteit.
Als we bijvoorbeeld kijken naar commandant Galáz en we vergelijken hem met kapitein Darman uit Prins der duisternis, zien we dat beide mannen vinden dat hun beroep hun roeping niet is; maar als het erop aankomt om keuzen te maken, kiezen beiden voor wat ze zijn, voor wat ze altijd gedaan hebben. Galáz kiest, ondanks het feit dat het leger hem amper interesseert, wat een militair in hart en nieren dat zou kiezen: de verdediging van de legaliteit. Eigenlijk kan hij niet anders, want de discipline, het volgen van bevelen, is niet meer en niet minder dan zijn leven.
Het boek, dat ook een poging is tot een totaalroman, is geschreven in een taal die de schrijver volkomen beheerst. De lessen van William Faulkner en Juan Carlos Onetti zijn duidelijk merkbaar, hoewel Muñoz Molina niet die hallucinerende virtuositeit bereikt van de Noordamerikaanse Nobelprijs-winnaar, met name als je deze gelezen hebt in de Spaanse vertaling van Jorge Luis Borges.
De intrige - als je zo kan noemen - is rijk aan alternatieven. Het boek bestaat niet uitsluitend uit anekdotes, maar is vooral een universum van woorden, het is een literatuur met veel leeswijzen, met vele bodems, met constante verwijzingen naar andere boeken, naar andere schrijvers, naar (pop-)muziek; er is veelvuldige en goed geplaatste intertextualiteit, dit alles in de beste postmodernistische traditie.
Als kritische noot zouden de namen van de personages genoemd kunnen worden. Die zijn wel al te vanzelfsprekend, te Don Quichotachtig, zoals bijvoorbeeld de naam van de fotograaf (Retratista = portretschilder). Ook de naam van het stadje waar het grootste gedeelte van de roman zich afspeelt suggereert te veel en te voor de hand liggend code's (Mágina: magia = magie; imaginación = verbeelding; mágica = magisch). Bovendien komt het gebruik van de foto's als beginpunt nogal geforceerd over.
Antonio Muñoz Molina (fotocopyright ‘De Geus’)
Humor is ook een ontbrekend element. De enige humoristische passage in het boek is daar waar er een botsing ontstaat tussen het oude Spanje van Franco en de nieuwe Europese gemeenschap, als de eerste toeristen aankomen, merkwaardig aangekleed met hun belachelijke, korte broeken.
Antonio Muñoz Molina is mijn inziens een groot en evenwichtig schrijver die, gezien zijn nog jonge leeftijd, het beste van zichzelf nog geven moet. Het Spaanse beleid om haar eigen schrijvers te steunen en promoten, is in dit geval zonder enige twijfel volkomen gerechtvaardigd.
Prins der duisternis verschijnt in januari 1992 bij uitgeverij De Geus
(met dank aan Hanny Berkelmans)