| |
| |
| |
Peter Venmans
De obscene ontoereikendheid van het bestaan
Over Manuel Vázquez Montalbán ( o1939)
De Barcelonees Manuel Vázquez Montalbán staat bekend als een vlotte veelschrijver. Van hem kennen we onder andere een kookboek, een literaire reisgids, kronieken en fotoboeken over het moderne Spanje en talloze life-stylereportages voor dag- en weekbladen. Beroemd is hij geworden door zijn populaire zestiendelige detectivereeks rond de figuur van private eye Pepe Carvalho. Vázquez Montalbán leeft van zijn pen en schrijft dan ook verkoopbare teksten. Vandaar het kookboek, de reisgids en de plaatjesboeken. Vandaar ook dat hij blijft werken aan de lucratieve Carvalho-reeks, hoewel hij eerder al te kennen gaf dat hij stilaan genoeg kreeg van zijn personage. Inmiddels is er zelfs een redactieteam opgericht dat moet waken over de (commerciële) continuïteit van de reeks.
Nu kun je het schrijverschap van Vázquez Montalbán niet zomaar herleiden tot louter broodschrijverij of berekenend bestsellerisme - hoe goed hij het métier van de creative writer ook beheerst. Het journalistieke werk en de lectuurreeks rond Carvalho beslaan maar een deel van zijn produktie: Vázquez Montalbán publiceert ook essays, gedichten en stukken proza waarin hij soms driftig zijn eruditie etaleert en die daarom minder goed in de markt liggen. De experimentele bundel Subnormale geschriften, naar eigen zeggen zijn beste werk, zal waarschijnlijk nooit een groot verkoopsucces worden.
Het is onbegonnen werk om in het oeuvre van Vázquez Montalbán een onderscheid te willen aanbrengen tussen lectuur en literatuur. Wat dit oeuvre samenhoudt, is het temperament en de instelling van de auteur. Vázquez Montalbán noemt zichzelf een Balzaciaan, een allesbeschrijver die er naar streeft om zijn tijd in verhalen vast te leggen. Welk genre hij ook beoefent, steeds heeft Vázquez Montalbán een Comédie humaine van het moderne Spanje voor ogen. Geen onderwerp mag daarbij onbeschreven blijven. De schrijver is zowel literator als journalist. Binnen deze balzaciaanse, totaliserende literatuuropvatting passen zowel de vlotte Carvalho-verhalen als de experimentele avant-gardepoëzie en de grotere literaire romans.
| |
De clichés van de roman noir
De Carvalho-verhalen zijn variaties op het genre van de realistische politieroman of roman noir. De plot is nooit erg ingewikkeld. Het actieverloop is zo snel dat er geen tijd is voor allerlei logische ontrafelingen zoals die bij Agatha Christie bijvoorbeeld wél voorkomen. Privé-detective Pepe Carvalho komt aan op de plaats van de misdaad, begint onmiddellijk aan de ondervraging van getuigen en verdachten, en slaagt er vrij gemakkelijk in om de dader te ontmaskeren. In elk geval is hij altijd sneller dan de door de bureaucratie gehinderde Spaanse politie. Carvalho hoeft nooit diep na te denken: zijn methode bestaat uit het afbluffen van verdachten. Uiteindelijk valt iedereen toch door de mand, want iedereen liegt, uit koele berekening of uit pure lafheid. Soms gaat het er hardhandig aan toe, net als in de hard boiled politieromans van Chandler of Hammett. Als hij maar voldoende betaald wordt, kijkt Pepe Carvalho niet op een knokpartij meer of minder. Ook verbaal geweld is toegestaan: Carvalho's tekst zit vol gesnauw, gevloek en vuilbekkerij. Hij is een meester van de cynische oneliner en de rake repliek. En bijna zou ik nog de seks vergeten.
Beroepshalve dringt Carvalho door tot de meest exclusieve kringen van de Spaanse maatschappij. Hij raakt verzeild in de wereld van nieuwe rijken en yuppies (De eenzaamheid van de manager), de politiek (Moord in het
| |
| |
Centraal Comité), de televisie (Moord in Prado del Rey, waar de studio's van Televisión Española zich bevinden) en de topsport (De linksvoor werd bij dageraad vermoord, over het F.C. Barcelona van vóór Cruyff). Voor Spanjaarden zijn alle locaties herkenbaar; vaak worden ook sleutelpersonages in de verhalen verwerkt. Naar aanleiding van de Olympische Spelen in zijn geboortestad Barcelona heeft Vázquez Montalbán een zeventiende Carvalho-deeltje klaargestoomd onder de titel Sabotage op de Olympiade. Tijdens de Spelen verdwijnen een aantal atleten en officials spoorloos uit het Olympisch dorp. Bij monde van voorzitter Juan Samaranch vraagt het IOC aan Carvalho om een discreet onderzoek in te stellen. Mogelijk heeft de zaak iets te maken met de burgeroorlog in het voormalige Joegoslavië. Zo vlot speelt Vázquez Montalbán in op de actualiteit. Sabotage op de Olympiade is overigens nog tijdens de Spelen als feuilleton verschenen in een aantal internationale dagbladen.
In de loop van de Carvalho-reeks voltrekt zich in Spanje de overgang van franquisme naar democratie. Pepe Carvalho toont echter niet de minste interesse voor de politieke actualiteit: hij wordt door zijn opdrachtgevers betaald om misdaden op te lossen en de rest zal hem Wurst wezen.
| |
De wereld volgens Pepe Carvalho
Carvalho's weinig verheffende levensfilosofie is een gevolg van beroepsmisvorming. Als privé-detective wordt hij dagelijks geconfronteerd met de minder fraaie kanten van de Spaanse maatschappij. De wereld die hij aantreft, wordt beheerst door corruptie, hebzucht en mateloze drang naar macht. Niemand is helemaal te vertrouwen, zelfs de politie niet. Carvalho's kijk op het bestaan blinkt dan ook uit door grote eenvoud: ‘Iedereen is een stront en wie dat nog niet door heeft, is een volslagen idioot’. Overal heb je winnaars en verliezers, het gaat erom aan de juiste kant van de lijn te staan. De mens is van nature zwak en laf, iedereen is om te kopen, de wereld wil bedrogen worden.
Het menselijk tekort komt in de Carvalho-verhalen altijd weer als thema naar voren. In De Zuidzee (deel vier van de reeks en één van de best verkochte) gaat de steenrijke bouwpromotor Stuart Pedrell ten onder aan het onmogelijke verlangen om zijn saaie bestaan te ontvluchten. Hij wil alles achterlaten en samen met zijn clandestiene geliefde afreizen naar een eiland in de Zuidzee. De wereld maakt echter snel korte metten met dromers als Pedrell: hij wordt met een dolk in de rug op een bouwwerf teruggevonden. Zijn enige misdaad was dat hij niet kon leven met wat Vázquez Montalbán noemt: ‘de obscene ontoereikendheid van het bestaan’. Pedrell verwachtte te veel, had te veel literatuur gelezen. De werkelijkheid stelt altijd teleur.
Dan is Carvalho wel wijzer: ‘Je moet pakken wat je kunt krijgen; wie op zijn dertigste nog niet heeft ingezien dat hij maar beter onmiddellijk van het leven kan genieten, is een idioot.’ De enige zinnige reactie op het wereldleed is gastronomie. Een goed bereide hazepastei is meer waard dan honderd boeken. Op zijn speurtochten naar de misdaad in Barcelona neemt Carvalho dan ook altijd uitgebreid zijn tijd om een of ander Catalaans streekgerecht te proeven. Eten geeft zin en structuur aan zijn leven. Hij mag er ook graag over mediteren: over het verschil tussen de Franse en de Spaanse keuken, tussen warme en koude soepen, rauw en gekookt vlees. Een vaste obsessie van Carvalho is ook de teloor- | |
| |
gang van de culinaire zeden onder invloed van de culturele invasie uit Amerika. Vázquez Montalbán blijft overigens niet achter bij zijn personage en heeft ten behoeve van zijn lezers een kookboek samengesteld: de recepten van Carvalho bevat alle eetscènes uit de eerste veertien delen van de reeks, telkens met toevoeging van het juiste recept. Handig voor in de keuken.
Als Carvalho niet eet of wanneer hij niet bezig is moorden op te lossen, blijft hij gewoon thuis en brandt hij een goed boek op in de open haard. Vóór zijn dertigste heeft hij een uitgebreide, bijna ideale bibliotheek opgebouwd en later is hij begonnen die systematisch te vernietigen. Het is voor hem telkens weer een waar genot om één van zijn geliefde deeltjes uit de rekken te nemen en die aan de vlammen prijs te geven. Carvalho's bibliopyromanie dateert van de dag dat hij het verslag van de Club van Rome onder ogen kreeg. Daarin stond zwart op wit te lezen dat de zogenaamde Vooruitgang voor mens en natuur voornamelijk catastrofale gevolgen heeft. Carvalho's cultuuroptimisme kreeg hiermee eens en voorgoed een ernstige knauw en op dat eigenste moment is hij opgehouden met lezen. De enige ideologie waar hij nu nog in gelooft, is het gastronomisch hedonisme.
| |
Carvalho bij de CIA
In de loop van de reeks is de figuur van Pepe Carvalho steeds stereotieper geworden. Wat na zestien romans noirs overblijft, is een etende, vloekende, boekenverbrandende cynicus. Ook de verhalen zelf worden steeds schematischer. Ooit is dat wel anders geweest, bijvoorbeeld in het eerste deeltje van de reeks: Ik heb Kennedy gedood, uit 1970.
Pepe Carvalho is hier nog geen privé-detective in Barcelona, maar woont in de Verenigde Staten waar hij op de loonlijst van de CIA staat en werkzaam is als lijfwacht van de Kennedy-familie. In die functie zal hij van heel nabij de moordaanslag in Dallas meemaken. Vázquez Montalbán verwerkt het gegeven van de moord op Kennedy in een verhaal dat allesbehalve een roman noir is, en zelfs geen gewone spionageroman. Ik heb Kennedy gedood kan nog het best getypeerd worden als een absurdistische parodie op het Koude-Oorlogsdenken en op de mythevorming rond de Kennedy-clan. De manier van schrijven heeft meer weg van Lewis Carroll dan van John LeCarré: het spel met de taal is belangrijker dan de plot.
Ik heb Kennedy gedood is opgevat als een sprookje uit de tijd van de massamedia. De Kennedy's wonen als een soort halfgoden in een interstellair paleis dat almaar boven Washington D.C. blijft zweven. Media-experts werken er aan het imago van de president en sturen goed geënsceneerde boodschappen naar de aarde: JFK poserend in de tuin, een vredespijp rokend en met twee kinderen op zijn knieën. Genealogen worden ingehuurd om een presidentiële stamboom op te stellen met een pedigree die teruggaat tot in de tijd van de Kelten. Aan toekomstige astronauten wordt aangeleerd welke historische zinnen zij moeten uitspreken in de ruimte en hoe vaak in die zinnen het woord ‘God’ moet voorkomen. Ter voorbereiding van zijn bezoek aan Dallas leest de president Far-Westverhalen waarin Texanen de hoofdrol spelen en leert hij T-bones eten en lassowerpen. Uiteindelijk blijkt dat zelfs de moord op de president in elkaar gezet is als een mediaspektakel. Ook Carvalho heeft ongewild zijn rolletje gespeeld in een scenario dat door de media-experts van de CIA was uitgetekend. Het wordt tijd voor hem om naar Spanje terug te keren en voor eigen rekening te beginnen. Niemand hoeft hem nog iets te leren. In het tweede deel van de reeks, Tatoeage, heeft Pepe Carvalho zich definitief in Barcelona gevestigd.
| |
In naam van de subnormalen
Ik heb Kennedy gedood is pas achteraf het eerste deeltje geworden van een lectuur-reeks. Eigenlijk moet dit experimentele boek gesitueerd worden binnen Montalbáns literaire produktie van de jaren zestig, nog geschreven onder de frankistische censuur. In 1989 zijn deze teksten gebundeld onder de titel Subnormale geschriften. Net als Ik heb Kennedy gedood zijn het voornamelijk parodieën: pasti- | |
| |
ches op het Hollywood-systeem en de televisiecultuur, pseudo-publicitaire slogans, werfteksten voor imaginaire consumptiegoederen, enzovoort.
Subnormaal: beneden het normale blijvend. Subnormale geschriften zijn teksten geschreven door iemand die achterop is geraakt. Het is literatuur bedreven door de achterlijke, kritiek uitgeoefend door de dwaas, een soort van lof der zotheid in de tijd van de massacultuur. In carnavalstijd voert de nar de scepter, in de Subnormale geschriften keert Vázquez Montalbán de normale hiërarchieën om: het onbenullige maar populaire filmsterretje Sharon Tate laat hij in een lijfelijk duel zegevieren over de diepzinnige filosoof T.W. Adorno. Iets verderop laat de grote denker Nietzsche zich als paardje berijden door zijn frivole minnares Lou Salomé, onderwerpt Socrates zich grommend aan de grillen van Xantippe en moet in de familie Marx grote broer Karl het afleggen tegen Groucho. Onderbuikgrappen overheersen het abstracte denken. De Subnormale geschriften geven lucht aan een carnavalesk, anti-paternalistisch bewustzijn. Als Pepe Carvalho de moeite zou nemen om deze geschriften te lezen, zou hij er smakelijk om moeten lachen.
| |
De norm van de middelmatigheid
In het Subnormale Manifest uit 1970 (hetzelfde jaar als Ik heb Kennedy gedood) wordt subnormaliteit op pseudo-geleerde wijze gedefinieerd als het verschijnsel van grootschalige verdomming onder invloed van de steeds machtiger wordende massamedia. Door de televisie (en meer algemeen: de cultuurindustrie) heeft er een nivellering plaatsgevonden en is de middelmatigheid norm geworden. Met deze inmiddels al wat gedateerde analyse schaart Vázquez Montalbán zich aan de zijde van pessimistische cultuurcritici als Adorno, Steiner, Postman en Baudrillard. In tegenstelling tot deze apocalyptici formuleert Vázquez Montalbán zijn kritiek echter niet ex cathedra, niet op gezag van de hoogbegaafde rede. De schrijver moet niet doen alsof hij de enige is die aan de algehele subnormaliteit ontsnapt, ook hij is onomkeerbaar dommer geworden. Vázquez Montalbán weigert zich op te stellen als de traditionele intellectueel die denkt dat hij iets over de wereld te zeggen heeft ‘alleen maar omdat hij in staat is een paar woorden naast elkaar te zetten’. Met woorden kun je alles verhullen, het is echter de werkelijkheid zelf die te kort schiet - en daar kan geen schrijver tegen op. De subnormale schrijver zal proberen van zijn consequent volgehouden domheid gebruik te maken om de wereld aan te klagen. Grote waarheden verkondigt hij niet - daar is het de tijd niet meer naar. Wat wel nodig blijft, is het ontmaskeren van de collectieve illusies omtrent het bestaan. De wereld is een schouwtoneel, maar niets weerstaat de kritiek. Vandaar de carnavaleske inslag van de Subnormale geschriften.
‘Het is literatuur bedreven door de achterlijke, kritiek uitgeoefend door de dwaas, een soort van lof der zotheid in de tijd van de massacultuur.’
Inmiddels zijn de Subnormale geschriften voorgoed gebundeld en daarmee tot een soort van tijdsdocument geworden, terwijl de succesvol- | |
| |
le Carvalho-reeks gewoon doorloopt. De parodie is harder en cynischer geworden, Pepe Carvalho probeert alleen nog maar te overleven.
| |
Tussen realo's en fundi's
Een happy ending is niet voorzien en Vázquez Montalbán heeft dat al die tijd geweten. Overigens is er ook nooit een happy beginning geweest. In een aantal langere romans, waaronder De pianist (1985) en Galíndez (1990), keert Vázquez Montalbán terug naar een paar cruciale momenten van de Spaanse geschiedenis om te ontdekken dat elke ideologische rechtvaardiging van het verleden bedrieglijk is. Er is nooit een tuin van Eden geweest. De geschiedenis is een zinloos, onoverzichtelijk spel met meer verliezers dan winnaars.
De pianist begint ergens in de jaren tachtig, op de Ramblas in Barcelona. Een groepje halfdronken vrouwen en mannen zingt het liedje van Melanie: ‘What have they done to my song, ma?’ In een vorig leven waren zij anti-franquistische intellectuelen, maar hun revolutie heeft gefaald: Franco is in zijn bed gestorven, niet gehinderd door enige algemene opstand. Het nieuwe regime heeft snel korte metten gemaakt met de oude revolutionaire dromen. Sinds de sociaal-democratische PSOE van Felipe González aan de macht is, hebben de progressieve intellectuelen zich opgesplitst. De slimsten hebben zich onmiddellijk aangesloten bij de winnaars van de PSOE en maken inmiddels deel uit van het nieuwe establishment. De verliezers hebben zich in geen tijd omgeschoold tot winnaars. Tegenover deze Realo's staan de Fundi's die hun overtuigingen puur willen houden en zich niet laten omkopen door de macht. Zij voelen zich door de Realo's verraden. Tegelijkertijd komen ook deze laatsten steeds vaker tot de ontdekking dat hun succes eigenlijk nergens toe leidt. De macht verslindt wie haar meent te bezitten; wie wint, verliest zichzelf. ‘What have they done to my song?’
In het tweede deel van De pianist keren we terug naar de Spaanse Burgeroorlog. In 1937 laat de pianist Rosell zich inlijven bij de trotskistische POUM-fractie en gaat vechten aan het front van Aragón. Hij zal tweemaal als verliezer uit de strijd komen: als republikein, verslagen door de troepen van Franco, en als trotskist, vervolgd door de stalinisten binnen het eigen kamp. De pianist is een geboren verliezer, omdat hij zich laat leiden door morele principes en goede bedoelingen. Het idealisme kiest instinctief de verkeerde kant. Uiteindelijk moet hij zijn artistieke talent voor geld te grabbel gooien in een nachtclub op de Ramblas van Barcelona, waar niemand meer zingt als vroeger.
De pianist is de autobiografie van een generatie. Vázquez Montalbán is natuurlijk geen lid geweest van de POUM, maar onder het franquisme maakte hij wel deel uit van het Centrale Comité van de PSUC, een Catalaanse in het geheim opererende socialistische partij. Net als de POUM moest de PSUC het afleg- | |
| |
gen tegen een pragmatischer ingestelde partij, in dit geval de PSOE van González. De slimsten hebben zich snel aan de nieuwe democratische zeden aangepast, anderen bleven hun verleden trouw en trappelden ter plaatse. Een enkeling schoolde zich om tot schrijver van detectiveromans. De literator wordt tekstproducent. Het is een vorm van opportunisme, een manier van overleven in het cynische en eens zo gehate kapitalisme.
| |
De onoverzichtelijke geschiedenis
Ook in Galíndez keren we terug naar het franquisme, maar ditmaal vanuit het standpunt van de regionalistische oppositie. Vázquez Montalbán heeft het niet over Catalonië (wat voor de hand had gelegen), maar bestudeert een historische figuur uit de Baskische bevrijdingsbeweging. De nationalistische jurist Jesús de Galíndez vertrok na de Burgeroorlog in ballingschap naar Amerika om daar op een afstand de Baskische onafhankelijkheidsstrijd voort te zetten. Hij kwam terecht in een onoverzichtelijk kluwen van belangen en werd uiteindelijk door een Amerikaans militair commando ontvoerd en vermoord. Hij was een blok aan het been van de CIA en het State Department geworden. Net als de pianist uit het vorige verhaal is Galíndez een slachtoffer van de geschiedenis. Allebei gaan ze ten onder aan een teveel aan ijver voor de goede zaak. De politieke wil is echter een illusie, de geschiedenis is te onoverzichtelijk voor de enkeling. Pepe Carvalho zou hem een idioot noemen omdat hij niet op tijd heeft ingezien dat hij maar beter van het leven kan genieten.
Het verhaal van Galíndez is niet geconstrueerd als een transparante historische roman, maar als een meticuleuze zoektocht waarbij het verleden stukje bij beetje gereconstrueerd wordt. De ware toedracht zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen. De Amerikaanse studente in de moderne geschiedenis die in Baskenland het geval Galíndez komt bestuderen, wordt zelf het slachtoffer van haar onderzoek. Net als haar onderwerp zal ook zij haar nieuwsgierigheid met de dood bekopen. Vázquez Montalbán beschrijft het allemaal illusieloos. Galíndez en De pianist zijn literaire romans waar stilistisch hard aan gewerkt is, maar toch wil de auteur met zijn taal niets verhullen van de obscene en wrede ironie van de geschiedenis, van de ontoereikendheid van het bestaan. Op hun manier zijn het ook romans noirs. Vázquez Montalbáns Comédie humaine van de twintigste eeuw in Spanje is ondanks haar ogenschijnlijke veelkleurigheid een zwarte komedie die een wrange nasmaak nalaat.
|
|