| |
| |
| |
James Brockway
Nog steeds jubelend op pad
Over de autobiografie van Muriel Spark
Het belangrijkste van het werk van Muriel Spark, romans, korte verhalen, gedichten, is Muriel Spark zelf. Wie deze fundamentele waarheid niet heeft begrepen, zal haar schrijven niet op juiste waarde weten te taxeren of goed kunnen savoureren. Hij mist dan veel. Besprekers, ook in Nederland, die dit niet gesnapt hebben, raken al te gauw in de war, voelen zich bedrogen, komen tot de vreemdste conclusies. Missers, die een bron van niet weinig vermakelijkheid kunnen zijn. De beslissende factor hier is het stempel, dat Spark op alles wat zij schrijft weet te leggen - een stempel dat gevormd is door een heel eigen visie op de mensen en door haar heel eigen stijl. ‘Muriel Spark hoort tot de grootste auteurs die momenteel in de Engelse taal schrijven’. Hoewel ik altijd een vraagteken bij dat grote woord ‘great’ heb willen zetten - wat bedoelt men eigenlijk daarmee? - ga ik hiermee akkoord. Vooral omdat men het in dat oordeel - te lezen op het omslag van haar nieuwe boek - over taal heeft.
Muriel Spark, 1947
Dat zij anders dan anders is, dat haar kijk op de wereld een zeer persoonlijke is, dat haar schrijven, haar wereldsucces ten spijt, niet ‘everyone's cup of tea’ is - dat weet Spark zelf. Het staat duidelijk in haar nieuwe boek Curriculum vitae - het eerste deel van haar autobiografie - te lezen. Als zij hierin over haar eerste roman The Comforters (1957) schrijft, leest men, in het Engels dan wel te verstaan -: ‘Het is wel waar dat men zijn eigen lezerspubliek vormt en opleidt. De lezers van romans waren nog niet gewend aan iemand zoals ik, en er zijn ook lezers, die dat nooit zullen zijn.’
Duidelijk aanwezig in al haar fictie, maar dan toch steeds ongrijpbaar, is de persoonlijkheid die die fictie aan het scheppen is. Duidelijk is ook, dat zij zelf weet, dat zij steeds achter de woorden, de soms rare figuren en de soms heel bizarre situaties staat. Er is van haar beweerd, dat zij de mensen sub specie aeternatis ziet, alsof zij God zelf was of, zoals ik zelf het eens heb geformuleerd: alsof zij op Gods knie zat, om ons allen gade te slaan:
A bonnie Scots lassie called Spark
soared up to the Light like a lark,
from where she looked down
on the rest of us left in the Dark.
Toen ik dit rijmpje van me eens aan tafel voor haar voordroeg, protesteerde zij niet. ‘I enjoy a puritanical and moralistic nature,’ laat zij de vertelster in de sterk autobiografische roman A Far Cry from Kensington (1988) zeggen - waar ‘enjoy’ ‘heb’ betekent.
| |
| |
| |
Hallucinaties
Hoe bizar zijn de figuren, de situaties in Sparks fictie? In haar eerste roman lijdt de hoofdfiguur, de jonge vrouw Caroline, die na een ziekte aan het schrijven van een roman begonnen is, aan hallucinaties. Zij hoort het tikken van een schrijfmachine en stemmen, die haar eigen gedachten uitdrukken en - als het ware - haar roman aan het schrijven zijn. Er is nog iemand, een onplezierige vrouw die een personificatie van het Kwade is, die gewoonweg onzichtbaar wordt. Zij verdwijnt zomaar. En een gezellige oude oma, die een succesvolle handel in gesmokkelde diamanten voert.
Er kleefde iets ‘anders dan anders’ ook aan het feit, dat een van de bekendste en invloedrijkste auteurs in die dagen - Evelyn Waugh - de drukproeven van deze eersteling in handen kreeg, waarop hij ontdekte dat het thema - hallucinaties - hetzelfde was als het thema van een roman die hijzelf aan het schrijven was. Waugh besprak de roman en schreef, dat in het boek van de beginneling Spark het thema knapper was behandeld dan in het zijne. Geen slecht begin. Vooral omdat Muriel Spark op dat tijdstip, na verschillende literaire werken te hebben uitgegeven, zowel arm als ziek door ondervoeding was. ‘Leven aan de intellectuele rand leek in 1949 op het leven nu in Oost-Europa,’ schreef ze in Loitering with Intent (1981).
Nog meer bizarre situaties: In de roman waardoor Spark twee jaar later plotseling beroemd werd, Memento Mori, ontvangen oude mensen per telefoon het bericht: ‘Denk er om - u moet sterven’. Hiervoor biedt de auteur geen verklaring. Was het de Dood zelf aan de lijn? Zuiver verbeelding? Angst voor de Dood? Deze roman, die eindigt met een koele, zakelijke opsomming van de doodsoorzaak van alle personages, is niettemin een schitterende komedie van de eerste orde. Het is onder meer ook een satire op literaire jaloezie en literaire wedijver, waarbij het duelleren plaats vindt niet met zwaarden of pistolen, maar met wandelstokjes en paraplu's... een echo van haar ervaringen als secretaresse van de Poetry Society in 1948.
Jaren later, in 1973, in The Hothouse by the East River, vinden de personages zich plotseling niet meer in het New York van die tijd maar terug in de oorlogsdagen in Londen. Zij zijn al dood. Een hoofdstuk begint met: ‘Ga maar terug maar naar het graf, waaruit ik je geroepen heb!’
In 1974, wordt het Watergate-schandaal rond President Nixon en Henry Kissinger (met de heel diepe stem) weerspiegeld in een korte, kluchtige roman over nonnen die in hun klooster in een soortgelijke scandaleuze samenzwering verwikkeld raken: The Abess of Crewe. Hier heeft de moeder-overste ook een adviseuze met een heel diepe stem. In Symposium, uit 1990, treft de lezer nogmaals een stel nonnen aan in een curieus, klein klooster waar er een non is, die naast schilderes ook deskundige blijkt te zijn in het hanteren van ‘four-letter words’. ‘What the fucking hell do you think you're doing?’ vraagt deze religieuze vrouw aan een cameraman van de B.B.C.-televisie. Wijzend op zijn apparatuur schreeuwt zij: ‘What are you doing with this trail of crap?’ Een paar regels verder leest men: ‘“Shit!” zei Zuster Marrow.’ Deze nonnen zijn zwaar ‘gepolitiseerd’, individualistisch, en ‘niet naar de gewone maat gesneden’, zoals ze zelf uitleggen. ‘Het geloof, zuiver en alleen,’ verklaart de moeder-overste (in korte rok) ‘is niet genoeg.’
Dus niet slechts op het gebied van de fictie maar ook op dat van het geloof - Spark is een bekeerling tot het rooms-katholicisme die haar geloof heel serieus neemt - blijkt zij anders dan anders te zijn. In haar eerste roman laat zij de vriend van de hoofdfiguur - ook een bekeerling - zeggen: ‘Caroline is een vreemd soort katholiek. Heel weinig gevoel - alles cerebraal.’
| |
Affectie en afkeer
Zou men hetzelfde over de romanschrijfster Muriel Spark kunnen zeggen? Jawel. De ogenblikken van vertedering in haar fictie zijn schaars. Daarom komt het in haar autobiografie als een verrassing aan, om te ervaren met welke warme affectie zij schrijft over haar familieleden in Schotland - zij is een Schotse half-jodin -, over haar kinderjaren aldaar en
| |
| |
vooral over haar schooljuf Miss Christina Kay, die model stond voor haar allerbekendste romanfiguur - Miss Jean Brodie - in haar meest succesvolle roman (ook toneelstuk, film en t.v.-reeks): The Prime of Miss Jean Brodie, uit 1961. Heel teder en enthousiast schrijft zij ook over Tini Lazzari, een half-Ierse weduwe van een Italiaan, die haar hospita en beschermster werd in de dagen van haar opkomst en plotseling daverende succes als romanschrijfster. Dit succes zou haar eerst naar New York brengen en daarna naar Rome, waar zij zich zou vestigen. Haar pen kan echter vernietigend zijn als ze mensen beschrijft die haar goedkeuring niet hebben - en zij is nu eenmaal iemand met een geprononceerde, eigen visie, die heel scherp oordeelt. Wat voor typen zijn het die zij niet hebben kan, die zij zelfs als de personificatie van de duivel ziet? Geen criminelen van het gewone soort. Geen niet-orthodoxen. Geen homosexuelen. Het zijn meestal aanstellers, talentlozen die zich als talentvol voorstellen, bedriegers, machtwellustelingen - vooral personen die andere mensen door sluwheid in hun macht willen krijgen, of anderen naar hun eigen patroon of overtuiging willen laten leven. Maar ook kleurlozen. ‘Pas op voor kleurloze personen - ze kunnen giftig zijn,’ schrijft zij in deze autobiografie, en men neemt aan dat zij zulke typen in haar leven is tegengekomen en ze als giftig heeft ervaren.
| |
Rake klappen
Dit eerste deel van autobiografie telt slechts 200 bladzijden en alleen in de laatste vijftig bladzijden vindt de lezer zich in de wereld van de literatuur. Het schoolmeisje Spark had zich reeds als dichteres ontpopt en vandaag nog kan deze auteur van negentien romans, met de twintigste (zoals zij mij uit Frankrijk schrijft) nu in de maak, zich in de eerste plaats als dichteres zien. Haar romans ziet zij als gedichten en als men ze kent, begrijpt men waarom.
Muriel Spark nu
Als zij over de jaren 1947-8 schrijft, toen zij als de nieuwe redactrice van The Poetry Review en secretaresse van de Poetry Society paniek zaaide onder de oude tantes, die totdantoe gewoon waren de pagina's van dat blad met hun eigen, nietszeggende namaakgedichten te vullen, deelt Spark een paar rake, vernietigende klappen uit. Een oude would-be dichter, die haar bij haar taak veel last bezorgde, noemt zij hier ‘a born mediocrity’. Dr. Marie Stopes, voorvechtster in de jaren twintig en dertig van de geboortebeperking (toen een ‘dirty word’), werd haar speciale vijand. Over haar schrijft Spark dat er een tijd aanbrak, dat zij wenste dat het niet Dr. Marie maar Dr. Marie haar moeder was, die voorvechtster van de geboortebeperking was geweest! Over het feit dat Dr.
| |
| |
Marie met de oude Lord Alfred Douglas, de vroegere, fatale vriend van Oscar Wilde, samenwoonde, zegt zij, dat dat op zichzelf al haar wensen, wat geboortebeperking betreft, in vervulling had moeten laten gaan! Zij kan nog kattiger worden: Dr. Marie had op latere leeftijd niets meer aan de lijn gedaan. Spark noteert dan over haar uiterlijk: ‘Zij was volslagen voor de zwaartekracht bezweken.’
Over een vroegere vriend en medewerker van zichzelf uit die dagen, de literator Derek Stanford, is Spark wat milder... maar toch! Zij neemt het hem kwalijk, dat hij uit eigen beweging een boek over haar schreef, toen zij beroemd was geworden - een boek vol slordigheden en gefantaseerde situaties. Over hem oordeelt zij, dat hij aan ‘chronische inaccuraatheid’ lijdt. Zij heeft het over zijn ‘mythomanie’, zijn ‘fabulisme’ en zijn ‘goedkope toon’. Stanford had blijkbaar ook haar intieme brieven aan hem aan een Amerikaan verkocht, die daarna heeft geprobeerd ze aan Spark zelf terug te verkopen... voor een hoog bedrag. Zij weigerde om te betalen. Intelligent!
| |
De naakte waarheid
Dit brengt ons bij de vraag: waarom deze autobiografie? En waarom nu? Het korte antwoord luidt: Waarom niet? Maar er is een andere reden voor, die Muriel Spark duidelijk maakt op de allereerste bladzijde van haar Inleiding, waar zij schrijft: ‘Er zijn zoveel rare en onjuiste verhalen verteld over perioden in mijn leven sinds ik bekend ben geworden, dat ik vond dat de tijd gekomen was, om alles recht te zetten.’ Zij schrijft verder, dat zij vastbesloten is geweest alleen die dingen te schrijven, waarvoor er documentaire bewijsstukken, of ooggetuigen, bestaan. Dan komt een verbazingwekkende onthulling: decennialang heeft zij alles wat op papier stond, bewaard, tot zelfs de kortste brief of de kleinste rekening. Alles is door haar assistente Penelope Jardine gesorteerd en geordend. ‘Het verontrustende van valse en foutieve mededelingen,’ schrijft zij, ‘ligt hierin dat geleerden, met de beste bedoelingen, de neiging tonen om ze te herhalen. Leugens zijn als vlooien, die links en rechts springen en aan het bloed van het intellect zuigen. De naakte waarheid is neutraal en heeft haar eigen, dierbare schoonheid.’ Dáárom dus.
James Brockway
Maar dit is geen gewone autobiografie. Het relaas loopt slechts tot 1957, toen Spark 39 was en aan het begin van haar zegevierende carrière als romanschrijfster stond. En hoewel de lezer haar hier als privé-persoon ziet, laat zij hem lang niet alles zien. Zij vult bladzijde na bladzijde met informatie over de gewoonste zaken. Zij begint bijvoorbeeld op een uiterst curieuze, maar onderhoudende manier, met ons te vertellen hoe en waar men tijdens haar jeugd in Edinburgh brood, boter, suiker en thee kocht. Zelfs hoe men een pot thee moest zetten. Later vertelt zij in verband met het verplegen van haar oude oma, hoe men een bedpatiënt het best rustig kan houden. Dit alles vertelt ze op een rustige, zakelijke manier - maar is het misschien ironisch bedoeld? Houdt zij ons niet eigenlijk een beetje voor de gek? Vult zij de pagina's op deze wijze om slechts een beetje plaats over te laten voor informatie over haarzelf? Uit deze details
| |
| |
spreekt weliswaar een warm gevoel voor haar ouders en haar omgeving tijdens haar jeugd, maar pas als zij over haar school en vooral over die inspirerende onderwijzeres Miss Kay aan het vertellen is, komt ze echt op dreef. ‘Voor onderwijs had men in Edinburgh groot respect,’ deelt zij ons mede.
Mij zou het niet verbazen wanneer de intelligentie, de scherpe kijk op mensen en de opgewekte stemming die overal uit haar werk spreekt, in die vroege dagen zijn gekweekt. Zij hielpen haar door een moeilijk huwelijk met een man die een zenuwpatiënt bleek te zijn, en ook door de nog moeilijker jaren daarna, in Londen, toen zij arm was, maar vastberaden om auteur te worden. Zodat zij dit eerste deel van haar autobiografie kan afsluiten met dezelfde woorden die onder andere aan het eind van haar roman A Far Cry from Kensington over die jaren stonden: ‘Ik ging jubelend verder’.
Seks speelt wel een rol in haar werk, maar bij haar vindt de seks steeds plaats in een andere kamer. Zij geeft echter goede raad op dit gebied. Bijvoorbeeld over het huwelijk: ‘Zie hem eerst als hij dronken is’ en (dit hoorde zij als jong meisje haar oma tegen haar moeder zeggen): ‘Om ze gelukkig te houden moet je ze aan beide einden voeden’.
‘Ik houd van proza dat bondig is. Ik heb altijd gezocht naar de kortste manier om iets uit te drukken,’ schrijft zij hier. En dus, hoewel er veel meer te zeggen valt over Spark, haar fictie en dit boek, schrijf ik hier: Ik heb gezegd. O ja - waarover gaat het in haar oeuvre? Eenvoudigweg over die eeuwigdurende strijd tussen Goed en Kwaad - wat velen nog moeten ontdekken.
Muriel Spark: Curriculum Vitae. Constable, Londen. 213 blz.
|
|