maar mee aan te geven dat ik het niet ervaar als maakwerk.
Ik weet niet wat iets tot een gedicht maakt; alleen heb ik voor mezelf het gevoel dat als het gedicht anders is ontstaan dan zoals ik nu beschrijf, het niet deugt.
En weet je ook meteen: zo is het af? En goed?
Ja. Of niet goed, dat weet ik ook.
Het gebeurt wel eens dat je twee regels hebt die goed zijn en dat dan de inspiratie wijkt, om welke reden dan ook. De regels die je dan hebt, probeer je lange tijd ergens in te passen en dat is steeds niet goed, dan voel je dat het maakwerk is. En op een gegeven moment, misschien wel na een jaar, vinden ze toch hun plaats.
Het kan ook heel storend zijn. Als je met een fragment zit waarvan je denkt dat het goed is terwijl je het niet kunt inpassen, dan heb je ook geen ruimte voor een ander gedicht.
‘Een gedicht kan je eigen leven maar kennelijk ook het leven van andere mensen beïnvloeden. Woorden hebben meer macht dan je denkt.’
Je maakt als je aan het werk bent een aantal versies?
Niet naast elkaar. Nee, je bent gewoon bezig en verwerpt de een na de ander, tot het goed is. En het wonderlijke is: het is wel ongeveer in het hoofd al klaar. Het is niet zo dat ik van een sonnet acht regels heb en die alvast uit ga typen. Het gaat door in het hoofd. En uiteindelijk ga je, en dat is eigenlijk het zware werk, enorm schuiven met woordjes en zinnen, tot het allemaal op zijn plaats valt.
Scheppen is, zeker voor een domineeszoon, een begrip met een lading.
Kunst heeft heel veel met religie te maken, Omdat ik het gevoel heb dat het van buitenaf komt, en niet van andere mensen. Zoals ik in een van de gedichten in Onmogelijk geluk zeg, en dat meen ik ook: ik heb het idee dat ik op dat moment aan de schepping deel heb. Dat ik iets toevoeg. Dat is ook zo, je maakt iets wat er niet geweest is en wat er daarna definitief wel is, en niet zo'n beetje ook. Een gedicht kan je eigen leven maar kennelijk ook het leven van andere mensen beïnvloeden. Woorden hebben meer macht dan je denkt. Dat geeft ook een zekere verantwoordelijkheid.
Er verandert toch iets in je verantwoordelijkheidsgevoel door het feit dat de vorige bundel een succes was en deze, Onmogelijk geluk, nog veel meer; niet dat je daardoor concessies doet, maar wel dat je je realiseert dat wat je schrijft onder veel ogen komt. Het dwingt me hoogstens om nog meer mijn eigen toon te cultiveren.
Een debuut heeft altijd een vrijblijvendheid die je nooit meer terugvindt. Maar het inspireert me; ik vind het zelfs bevruchtend werken. Je schrijft toch om gelezen te worden. Een gedicht is voor mij pas af als het gedrukt onder ogen komt van mensen die verder niets van mij weten.
Ik heb de ironie ook niet voor niets afgeschaft. Dat is iets wat in mijn gewone conversatie nog wel een rol speelt maar niet meer in mijn poëzie opduikt. Het is ook voor mijzelf belangrijk geweest om dat af te schaffen. Dat definieer ik meestal als morele moed om onverbloemd datgene te schrijven waarvan je vindt dat je schrijven moet. En de ironie was een slag om de arm en een mogelijkheid om een terugweg open te houden. Dat is niet goed.
Je zei wat eerder dat er slechts een beperkt aantal onderwerpen voor poëzie is.
Ja, ik vind dat er maar een paar onderwerpen zijn die echt van belang zijn om zowel poëzie over te lezen als om poëzie over te schrijven. Dat zijn de grote thema's waar alle poëzie