voor elkaar te hebben. Hand-in-hand zat het duo voor de televisie en aan de dis; op willekeurige momenten trok het zich luid giechelend terug in de belendende slaapkamer. Dit alles in de veronderstelling dat B. voor de afwas zorgde.
Voor de feesten was het blijkbaar nog te vroeg in het seizoen en hij zocht daarom steeds vaker de Friese stadjes op, met de cafés en de dancings waar hij leeftijdgenoten kon ontmoeten.
Sommigen waren er erger aan toe dan hij: die logeerden bij ouders die hen gelastten vóór elf uur thuis te zijn of hen dwongen om tijdrovende en onprettige karweitjes in de vakantiehuisjes en op de boten te verrichten. De jongelui uit de gegoede milieus, die over auto's, motoren en vooral over een eigen boot beschikten, vormden een gesloten groep. Het enige contact met hen bestond via de handel in hasjies en marihuana, maar B. was er nog niet in geslaagd om op een van hun feestjes te worden uitgenodigd.
Tot zijn verrassing kon hij het wel redelijk vinden met de - veelal in de horeca werkzame - autochtone jongeren. Hij wachtte zich er wel voor om te proberen hun taal te spreken, maar had ooit uit verveling in een kunstenaarsbibliotheekje een exemplaar van Gijsbert Japiks' Friesche Tsjerne bemachtigd en daarvan enige verzen uit zijn hoofd geleerd. Dat kwam aardig van pas. De Friese jongeren trakteerden hem regelmatig op Berenburg, een provinciale hoestdrank die B. veel minder apprecieerde dan oude Bokma, en namen hem overdag soms mee naar lokale attracties, chauvinistisch als zij waren.
Bij één van die gelegenheden kwam hij terecht in Franeker, in het planetarium van Eijse Eijsinga. De opdringerige en breedsprakerige gids werkte zozeer op zijn zenuwen dat B. halverwege de toelichting wegvluchtte, hoewel hij best meer had willen weten over het planetarium van de wolkammer. Ook de volgende attractie, een kaatswedstrijd, bleek geen succes: de toeschouwers werden door een fikse regenbui overvallen en de meesten, onder wie B., weken uit naar ‘De Bogt van Giné’. Daar kwam hij aan dezelfde tafel te zitten als P.
Zo ontmoetten zij elkaar. Zwijgend sloegen zij een biljartpartij tussen twee halfdronken Friezen gade, totdat B. hun spel begon te bekritiseren. De mannen bleken niet over een vriendelijke dronk te beschikken en B. signaleerde dat zijn tafelgenoot de aandacht van deze autochtonen trachtte af te leiden door tegen hem op te merken hoe intrigerend het was, die geometrische patronen op een strak groen laken. P. vervolgde met te vragen hoe B. het planetarium - waar hij blijkbaar op hetzelfde moment aanwezig was geweest - had gevonden. Bevreesd dat het gesprek een hem onwelkome wending in de richting van de astrologie zou nemen en hij zijn sterrebeeld en ascendant moest noemen, en informeerde B. of zijn gesprekspartner het verhaal kende over het planetarium van Otze Otzinga, dat op zichzelf een mini-kosmos vormde, met uiterst kleine mensjes...
P. gaf geen antwoord, maar wenkte een groep jongeren die zojuist was binnengekomen. Een paar dagen geleden had B. hen voor het eerst gezien in een café te Heeg. Ze deden hem toen denken aan de kermisklanten aan het begin en eind van een film die hij kort tevoren in zijn woonplaats had gezien en die grote indruk op hem had gemaakt. Buiten deze film was het ‘Living Theatre’, zoals volgens een kranterecensie de naam luidde waaronder deze acteurs optraden, bekend als toneelvernieuwend. Vooral het feit dat zij gezamenlijk naakt het woord paradise kon vormen, was hem bijgebleven en hij was nieuwsgierig of de vrienden van P. tot vergelijkbare kunststukjes in staat waren. Er bleken zich in ieder geval leerlingen van een toneelacademie uit het zuiden des lands onder hen te bevinden, hoorde hij.
Nadat het droog was geworden vergezelde hij de groep op hun verzoek naar de boot van P. waar diens echtgenote met een van de acteurs in opleiding was achtergebleven. Er heersten hier vrijere omgangsvormen dan B. ook zonder de kunstenaars was gewend, maar hij had daartegen vanzelfsprekend geen enkel bezwaar. Binnen een etmaal liet hij zich zowaar in de herenliefde inwijden - er bevonden zich, zoals P. dat placht uit te drukken, verscheidene pederasten en sapphisten onder de aanwezigen.
Anders dan het excentrieke gezelschap be-