| |
| |
| |
Herman Portocarero
Dr. Voetnoot en de nomade
Het eerste gevolg van mijn leven buiten Europa was, dat ik literatuur in de gebruikelijke betekenis alsmaar overbodiger ging vinden.
De gevoelens van avontuur en van persoonlijke en professionele betrokkenheid bij overweldigende sociale en economische problemen maakten het normale schrijversstandpunt van afstandelijkheid en niet-deelneming irrelevant en zelfs onuitstaanbaar. Dat gevoelen trof literatuur in het algemeen, maar de Vlaamse variant in het bijzonder. Een bekend Vlaams auteur vertelde me in 1984 dat hij een in Zuid-Mexico gesitueerd boek had geschreven. Mijn spontane vraag, hoe vaak hij dat deel van de wereld bereisd had, leek hem haast onbehoorlijk alsof ik aan zijn talent twijfelde wanneer ik een nood aan ervaring impliceerde. Hij had dus nooit een voet in Mexico gezet.
In een tweede beweging ontdekte ik, zowel in Afrika als in Centraal- en Zuid-Amerika, de overblijfselen van het traditionele respect voor het woord en de vertelkunst. Terwijl ik al half tot de conclusie gekomen was, dat journalistiek tegenwoordig de ware literatuur is, verminderde die tweede beweging mijn gegroeide misprijzen voor creatief schrijven. Dat misprijzen bleef wel de traditionele roman treffen, die ik als een overbodige vorm van pseudo-realiteit ging beschouwen.
| |
Voetnoten bij het vuilnis
Ik ging proberen respect voor de vertelkunst met haar technieken van herhaling en symmetrie, te verzoenen met de betrokkenheid bij een globale realiteit. Een van de gevolgen van die houding was, dat ik steeds meer bevestigd werd in mijn respect voor de poëzie, wanneer die eenmaal van gepoëtizeer ontdaan is. Ik zag (en zie) de relevante schrijver meer en meer als deels journalist, deels dichter: enerzijds het totale besef van de feiten in een open, fascinerende en gevaarlijke wereld; anderzijds het redden van de ware intensiteit van het creatieve moment, die - wat woordkunst betreft - haast nooit mogelijk is in proza maar des te meer in het ritme en de beknoptheid van verzen.
‘Traditionele intellectuelen hebben een bitter genoegen in het verkondigen dat de literatuur dood is, omdat adolescenten geen Shakespeare meer hoeven te lezen. Dat komt er vaak op neer, frisse lucht met gifgas gelijk te stellen’
Wie de pen nog hanteert, moet zich met alle middelen verzetten tegen het uithollen van het woord, en moet ijveren voor communicatie tussen individuen en culturen; de echte dichter accepteert uitdagingen in de reële wereld, staat zelfs aan de fronten. Daarbij is ook het gezeur van schrijvers over de benadeling van het boek ten opzichte van de massamedia achterhaald. Het boek is niet een waarde op zichzelf: heel wat boeken zijn niet meer dan een schandelijke verkwisting van papier. Het schrijven is trouwens de basis voor een film, voor een TV-programma. Het is de communicatie die belangrijk
| |
| |
is, niet de geur van drukinkt. Als schrijvers relevant zijn, zullen ze gekocht en gelezen worden. Traditionele intellectuelen hebben een bitter genoegen in het verkondigen dat de literatuur dood is, omdat adolescenten geen Shakespeare meer hoeven te lezen. Dat komt er vaak op neer, frisse lucht met gifgas gelijk te stellen.
‘Op het niveau van de straat betekent “weg met de dollar!” in feite meestal “hier met de dollar!”’
De top vijf van:
Laurens van Krevelen uitgever
|
1. | De menseneter van Malgudi
R.K. Narayan |
2. | Een seizoen in het paradijs
Breyten Breytenbach |
3. | De morgen loeit weer aan
Tip Marugg |
4. | De oorlog van het einde van de wereld
Mario Vargas Llosa |
5. | Schat, schot, schat
Vincent Mahieu |
Ik verdenk de verdedigers van de klassieken er dikwijls van, dat hun droefheid te maken heeft met het verdwijnen van de vele lagen van voetnoten, door generaties van schoolmeesterij aan de teksten toegevoegd. Zo'n periodieke schoonmaak is uiterst gezond, en de naakte teksten zullen, als ze werkelijk een universele waarde hebben, wel opnieuw ontdekt worden. De schoolboekjes en de bloemlezingen van Dr. Voetnoot naar het vuilnis, en niet getreurd! Het zijn geleerde voetnoten bij merkwaardige oude teksten die duizend jaar lang de fictie van een platte aarde in stand hebben gehouden.
Dat de officiële ‘Westerse cultuur’ (mét de voetnoten) met wantrouwen bezien wordt door ‘jongere’ (meestal oudere) culturen, is toch maar normaal. Het systeem dat de voetnoten bij Shakespeare voortbracht heeft nog wel wat meer geëxporteerde ellende op zijn geweten. Maar de situatie is vandaag niet meer zo eenvoudig. Expansionisme, imperialisme, uitbuiting en racisme zijn geen historische monopolies van één cultuur: het zijn kwalen van het menselijke ras, de littekens van het reptiel in ieder van ons. Derde Wereldintellectuelen verwerpen terecht de economische onrechtvaardigheid waarop de westerse welstand gebouwd is en blijft steunen; maar hun eigen bevolking heeft geen oog voor de oorzaken, en associeert zich ongebreideld met de materiële dromen van het westen die, paradoxaal, alleen op uitbuiting gegrondvest konden worden. Op het niveau van de straat betekent ‘weg met de dollar!’ in feite meestal ‘hier met de dollar!’. Het wegvallen van het Marxisme als intellectueel referentiepunt (of althans, als excuus voor de elites) legitimeert, samen met de groeiende rijk-arm tegenstelling, een elementaire bezitsdrang die tot onstuitbare migraties leidt. Al die bewegingen van mensen, goederen en ideeën zijn van een titanische omvang, ook als ze aan de oppervlakte nog niet altijd zichtbaar zijn voor wie de ogen op geruststellende routines gericht houdt. Gewis gaan in die enorme bewegingen veel nuances en scrupules verloren: dat is onvermijdelijk, het is de fataliteit van de geschiedenis, in onze tijd verergerd door de massificatie.
| |
| |
| |
Paradoxen
Dat die massavorming een dreiging is, is evident. Het is niet alleen dat we in de massa moeten leven; de massa leeft nu ook in ieder van ons: overbevolking versterkt opnieuw het reptielenbrein; de media doen, door een proces van gelijkschakeling, onvermijdelijk een beroep op het groepsinstinct. De belangrijkste bijdrage van het westerse denken in de chaotische versmelting van waarden die we meemaken, is het individualisme te redden. Het is een verdere paradox, dat het geloof in het collectivisme verdwijnt op een moment dat overbevolking de dreiging van een zuiver Darwiniaanse levensvisie meer en meer reëel maakt.
Herman Portocarero
Niemand leeft en reist gedurende meer dan tien jaar in de tropen zonder tot het besluit te komen dat beheersing en afremming van de bevolkingsexplosie dé prioriteit voor de rest van de eeuw is. Het blijft me verwonderen hoe laag die kwestie op de internationale agenda blijft staan - en dat mede ten gevolge van dogma's die weinig meer dan fossielen zijn.
De altijd terugkerende hongersnood in Ethiopië - een land dat me nog altijd nauw aan het hart ligt - raakt het grote publiek nog nauwelijks. Ik zag onlangs de jongste bevolkingsstatistieken over Ethiopië en tot mijn verbijstering stelde ik vast dat, sinds ik het land eind '82 verliet, de bevolking er met zo'n 15 miljoen zielen aangegroeid zou zijn... Afrikaanse statistieken mogen dan niet altijd letterlijk bedoeld zijn; ik weet niettemin uit eigen ervaring dat sinds 1982, alleen al in het zuidwesten van Ethiopië honderdduizenden Soedanese vluchtelingen neergestreken zijn in een gebied waarvan ik, in mijn herinnering, de fascinerende leegte blijf bezingen... Zielen zonder ruimte zijn geen zielen meer.
De waardenparadox tussen ‘traditionele’ en ‘westerse’ cultuur is vandaag paradoxaler dan ooit. Ik vat die paradox voor mezelf vaak samen in één beeld: de megafoon in de hand van Khomeini - het prediken van ‘traditionele’ waarden via een instrument dat nu precies níet door traditioneel denken voortgebracht kan worden, wel door scepticisme en vrij onderzoek. Nog minder onschuldige voorbeelden zijn vandaag evident: de raket in de hand van Saddam Hussein, waarbij de ‘heilige oorlog’ manifest van reden tot voorwendsel verworden is. Die voorbeelden illustreren dat, ten goede of ten kwade, de materiële verwezenlijkingen die uit rationeel denken volgen, door iedereen - althans, door alle culturen - nagejaagd worden; welke slogans, ideologieën of voorwendsels er ook omheen gedrapeerd worden. We moeten dan maar hopen dat betere compromissen dan Khomeini of Saddam mogelijk zijn.
Het is een persoonlijk paradox dat ik mijn overtuiging als wereldburger in praktijk ging brengen toen ik Europa verliet in 1979, hetzelfde jaar waarin Khomeini naar Teheran terugkeerde en zo de reactionaire revolutie inzette die zowel de Islam als bepaalde christenen en nu zelfs het Hindoeïsme treft, door medeplichtigheid (ik herinner me de dubbelzinnige houding van de paus in de zaak-Rushdie), associatie of reactie. Het is best mogelijk dat al mijn persoonlijke overtuigingen over culturele versmelting en globale communicatie illusies zullen blijken te zijn; ofwel, dat ze een elitaire visie voor een verlichte minderheid zijn, terwijl een gedachtenloze massa alom opnieuw in het slijk van dogma, particularisme en nationalisme wegzinkt. Toch moet ik wat verder over mijn persoonlijke visie uitweiden.
| |
| |
| |
De moderne nomade
Ik probeer vaak mijn eigen exotische reiservaringen te vergelijken met die van ontdekkingsreizigers van het type-Burton, waarvan de nu hoogbejaarde Wilfred Thesiger de laatste vertegenwoordiger is.
Thesiger, ongetwijfeld op een eerlijke manier gefascineerd door ‘andere’ culturen (in casu, Oost-Afrika en de Arabische wereld) heeft een fraai, avontuurlijk leven gehad, maar is nu toch een wat bittere, oude man: hij betreurt het verloren gaan van de tradities, het teloorgaan van het échte reizen. Hij heeft geen ongelijk, ik weet wat hij bedoelt: hij was mijn geëerde voorganger op onder meer mijn tochten door de Ethiopische Danakil-woestijn; maar evenmin ontsnapt hij aan een negentiende-eeuws standpunt. Ik betreur het verloren gaan van het echte reizen als één van de gevolgen van de massificatie. Massatoerisme is inderdaad het tegendeel van het reizen, niet de uitbreiding ervan; het exporteert een wereldbeeld eerder dan naar de ontmoeting met andere wereldbeelden toe te gaan. Maar Thesiger's visie op het avontuur is wel degelijk dat culturen moeten stilstaan om pittoresk te blijven; en dat is absurd. Wat monumenten en ruïnes ook mogen verkondigen, geen enkele cultuur heeft ooit stilgestaan, tenzij om te vervallen. Levende culturen zijn als planeten die, door hun massa en hun snelheid, verschillende uiteenlopende krachten verwerken. Zoals in de fysica, is het verbreken van het evenwicht fataal. Wellicht geeft bijvoorbeeld de Islam, door alsmaar ‘meer zichzelf’ te willen worden, toe aan een centripetale kracht die tenslotte in de zelfvernietiging van een zwart gat uitmondt: té grote concentratie is onzichtbaarheid.
Ik geloof dat ik, mezelf als door en door moderne nomade beschouwend, op twee punten essentieel van Thesiger verschil: ten eerste, wetend dat culturen niet tot hun pittoreske aspecten gereduceerd kunnen worden; ten tweede, wetend dat de druk van de massa en de politieke situatie maar ook solidariteit en rechtvaardigheid de avonturier vandaag verplichten tot een proces van verinnerlijking van wat hij uit zijn reizen leert. Een auteur-avonturier uit de 19e eeuw kon nog, zonder probleem, leven in zijn eigen (dwz, toegeëigende) Arabische paleis, zich een privé-collectie Afrikaanse kunst samenstellen, Maya-ruïnes ontmantelen en naar het Louvre of het British zenden. Dergelijke materiële ‘verwezenlijkingen’ interesseren mij niet meer. De nieuwe avonturier zal vandaag in zijn eigen hoofd en zijn eigen ziel zijn ervaringen moeten verwerken om tot het universele en - toch niet een- vormige - menselijke door te dringen. Hij legt geen exotische kunstcollecties meer aan, hij komt tot een persoonlijke synthese van ‘ergens’ en ‘overal’.
‘Nuchter beschouwd, zijn tradities tenslotte een uiting van het menselijke gebrek aan creativiteit’
| |
Massificatie versus creativiteit
Tradities zijn fraai en kleurrijk: kleren, dansen, muziek - ja. Maar ook enggeestigheid, particularisme; of erger nog: bloedwraak, infibulatie...
Nuchter beschouwd, zijn tradities tenslotte een uiting van het menselijke gebrek aan creativiteit: het zijn codificaties van lumineuze invallen die een creatief individu ooit eens heeft gehad. We kennen haast nooit zijn of haar naam, maar zo is het niettemin: collectieve verbeelding bestaat niet of bestaat slechts zeer uitzonderlijk. Het is het oude Homeros-debat: heeft de dichter bestaan of niet? Ik geloof het wel. Men mag me toch wel eens voordoen, hoe de een of andere romantisch-collectieve ‘volks- | |
| |
ziel’ de pen, de beitel, het penseel of het weefgetouw hanteert. Iemand heeft de strofen van elk volkslied gedicht, heeft voor het eerst de kledingstukken van een nu sacrosanct nationaal kostuum samengebracht, heeft voor het eerst een bepaald soort huis gebouwd. Wat men de volksziel noemt (een vaag concept, waarvan de bewonderaars voor mijn part naar de fronten van de volgende Balkanoorlog gezonden mogen worden) is niets anders dan een creatieve continuïteit die meestal wel anoniem, maar daarom niet onpersoonlijk is.
Dat slaafse navolging en geloof in pasklare formules alleen maar erger worden door de moderne massificatie, is duidelijk. Het is ook droevig, omdat de échte staat van de échte wereld meer en meer een sceptische spiritualiteit vergt.
Hoe meer de massificatie dringt en opdringt, hoe meer persoonlijke creativiteit een nood wordt. Welke kans heeft de mensheid, buiten de kunstenaar die ‘ik’ durft te zeggen? Die nood is precies even groot in traditionele als in moderne maatschappijen. De robotisering in een moderne maatschappij is verpletterend, de tyrannie van tradities is verstikkend. Krampachtig geloof in traditionele waarden lost evenmin iets op als losgeslagen moderniteit. Maar op wie kunnen we nog rekenen om het altijd vloeibare compromis te formuleren - tenzij op de geïnformeerde kunstenaar?
‘Hoe meer de massificatie dringt en opdringt, hoe meer persoonlijke creativiteit een nood wordt’
Op die manier keer ik, via een enorme omweg, terug naar respect voor het individuele schrijverschap, dat ik in een eerste fase zo minachtend was gaan behandelen. Ik hoop dat de littekens van heel die evolutie zichtbaar zijn, zowel op mijn gezicht als in mijn beroepsactiviteit en in mijn boeken. Het is waar dat een geïnformeerd schrijverschap de persoonlijke synthese tussen het universele en het particuliere kan opleveren waaraan noord en zuid en oost en west behoefte hebben als aan zuurstof. Ik hoop de naakte wereld, van voetnoten ontdaan, verder te strelen met mijn voetstap.
|
|