Fetze Pijlman
‘Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn’Ga naar voetnoot*
over Karel Eykman
De eerste keer dat ik bij Karel Eykman op de stoep stond, was ik behoorlijk nieuwsgierig. Ik had bij de naam Karel Eykman associaties met jongensachtig, spontaan. Dat kwam misschien wel door de jongensachtige manier waarop Aart Staartjes zijn bewerkingen van bijbelverhalen op de tv vertelde. Verhalen die ik kende in een beschaafde en sacrale taal. ‘Kom maar boven,’ zei hij. Het trappenhuis was behangen met posters van schilders, zoals Lucebert, Elburg en Moesman. Ik had zijn adres gekregen van mijn vriend Willem Wilmink, die overspannen was en daardoor niet mee kon schrijven aan een serie leesboeken voor de lagere school. Ik zou hem vervangen. Zo kwam ik boven bij Karel Eykman als sollicitant in de vacature Wilmink.
Op zijn werkkamer legde hij uit wat de bedoeling was. Ik luisterde maar keek intussen nieuwsgierig rond, ontdekte in zijn boekenkast theologische boeken, zoals Karl Barths dogmatiek, reusachtige witte dikke boeken, naast vrolijke moderne kinderboeken. Ook keek ik voortdurend naar zijn manier van doen en luisterde naar zijn manier van spreken, soms vlug, dan weer stokkend, alsof de woorden geboren moesten worden. Hij dacht en sprak tegelijkertijd. Zijn handen deden mee met wat hij beweerde. Soms gaven ze een kader aan, dan weer een afwijzing of een samenhang etc.
En terwijl ik luisterde en keek, zag ik dat hij tien jaar ouder was dan ik. Hij had het begin van een plooi in zijn nekhuid. Hier en daar wat grijs haar, en terwijl ik dat zag, zag ik ook het soort jongen dat hij moest zijn geweest: geestig, een beetje opgewonden, brutaal, maar niet onverstandig. Heel eventjes maar, want dan was het weer weg, en zat daar een volwassen intellectueel die mij een opdracht mee naar huis gaf: schrijf maar een verhaal. Dat jongensachtige en vooral die manier van praten vind ik nog steeds karakteristiek voor Karel en voor zijn werk. Op vergaderingen van het Schrijverscollectief wordt heel wat besproken en daarin heeft Karel een belangrijke rol. Hij is in staat de lijn in inhoudelijke discussies vast te houden en te leiden naar de praktijk van het schrijven, ondanks de wilde gedachtesprongen en persoonlijke associaties die uit zo'n gesprek voortkomen.
Karel Eykman
Hij is ook meer dan iemand anders binnen het Collectief op de hoogte van jeugdcultuur en jeugdliteratuur. Hij denkt en werkt vanuit de inhoud, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Jan Riem, die meer vanuit het effect werkt. Een humoristisch effect bijvoorbeeld, of (bij Willem Wilmink) een ontroerend effect. Voor Karel, lijkt het, wordt de vorm bepaald door de toon waarop iets gezegd wordt. De persoonlijkheid van iemand die zich uit door de manier waarop hij of zij iets zegt. De directheid van de uiting en de oprechtheid van de emotie lijken voor Karel Eykman de waarde van een tekst te bepalen. Een goed voorbeeld van een dergelijke werkwijze is zijn bekroonde Jeugdboek Liefdesverdriet waarin een meisje in fasen haar verdriet over een uitgeraakte liefde uit in haar eigen taal. Voor Karel Eykman is schrijven praten op papier, zoals hij dat zelf wel eens genoemd heeft. Het gaat ergens over als je praat. Bij hem gaat het vaak over tegendraadse zaken; een meisje dat jongensavonturen onderneemt en een oud mens met jeugdig elan (de hoofdrolspelers uit Detectivebureau De Helpende Hand) of een vogelverschrikker die te verlegen is om vogels weg te jagen. Daarin is hij ook jongensachtig, hij gaat in tegen de zogenaamde redelijkheid, nuttigheid. Hij heeft plezier in het omkeren, en als hij daarover praat op papier, vind ik dat plezier aanstekelijk.