Oh, play that thing! Mute glorious Story-villes
Others may license, grouping round their chairs
Sporting-house girls like circus tigers...
In het werk van Larkin is de jazz vrijwel het enige middel tegen de altijd dreigende depressie. Een gedicht als ‘For Sydney Bechet’ geeft daarbij in kort bestek blijk van een veel grotere kennis van de jazz en haar geschiedenis dan het gedicht van William Carlos Williams. Het zit vol herkenbare toespelingen. ‘Oh, play that thing!’ is de traditionele aanvurende kreet van jazz-musici onderling die Larkin zich hier toeëigent als de meest toepasselijke verwoording van zijn emotie. Storyville is de oude hoerenbuurt en bakermat van de jazz in New Orleans waar Bechet werd geboren en waar hij vertrouwd raakte met de ‘sporting-house girls’ etc.
Maar het gedicht is introvert. Het brengt de schrijver dichter tot zichzelf, zijn verlangens en beperking. Het stelt de onbevangen emotionaliteit van de oude meester die zijn instrument tot zingen brengt tegenover de eigen verlammende reserve:
On me your voice falls as they say love should,
Het is een gedicht waarin de bespiegeling over de aard van het ontzag voor de muziek verweven is met de uitdrukking van dat ontzag. Poëzie waarin de verwantschap zich zo heeft verdiept kan men niet verwachten van dichters die nog geen tijd hebben gehad om de nieuwe indrukken te laten bezinken.
Een gedicht als Bernlefs ‘Sonny Rollins in London’ is naar de geest verwant aan Larkins ‘For Sidney Bechet’:
die geen blues bleek te zijn
maar zich ontspon tot Melancholy Baby
rookgordijn slechts voor de volgende song
Skylark verbleekt via Polkadots and Moonbeams
als een schaduw verdwijnend in glas
het publiek wordt zichtbaar
Zonder dat ik toevallig wist dat Bernlef niet alleen een jazzkenner is, maar ook een beoefenaar, zou ik bij het lezen van dit gedicht gemakkelijk een meer dan oppervlakkige belangstelling hebben vermoed. Dat het begin een parafrase is van een artikel van Benny Green in The Observer van 20-3-1966 versterkt die indruk nog: wie zich op grond van een recensie zo in het beschreven grillige muzikale gedrag kan inleven dat er poëzie ontstaat, hoort de naam Rollins niet voor het eerst. Bernlefs ‘vertaling’ heeft zijn eigen poëtisch raffinement. ‘At Scott's he ended one session by playing a blues’ werd ‘begon met een blues’: vrij vertalen kun je alleen als je weet wat je vertaalt en het afdwalen naar eigen gedachten gaat zoveel gemakkelijker als het oor begrijpt wat het hoort of horen kan wat een ander gehoord heeft. Het applaus verbreekt de magie en schept voor de luisteraar de ruimte waarin springerige associaties zich aandienen, zo grillig als het spel van Rollins, en op het persoonlijke vlak onthullend:
niet de midvoor met de bal
zich krabbend achter het oor
de thuisclub het doelpunt wil geven
Zoals Sidney Nechet de dichter Larkin herinnert aan zijn onvermogen tot hartstocht en de muziek hem bereikt als ‘the natural sound of good’, zo herinnert Rollins' eigenzinnige improviseren Bernlef aan zijn voorkeur voor poëzie waarin het zoeken zelf, en niet de ‘uitslag’, het enige zekere is. Het idee is romantisch, zoals de jazz romantisch is, hoe rationeel ze zich ook kan voordoen af en toe. En zoals de jazz een muziek is waarin de ideale luisteraar volledig opgaat, zo is ook poëzie de kunst waarbij de lezer zichzelf niet meer gewaar is behalve als het gedicht dat hij leest. Wallace Stevens zegt het zo:
The house was quiet and the world was calm.
The reader became the book...