pende direkt weer af te breken in plaats van haar tot leven te wekken. Aan de ingeslepen Westerse drang om alles te willen begrijpen, of dan toch in ieder geval te kunnen beredeneren, wordt hier op generlei wijze tegemoet gekomen.
Ook het derde en laatste deel, gedateerd 12-1-1999, brengt in dit beeld geen verandering. De bijna 33 jaren die sinds het tweede verhaalfragment zijn verstreken, eisen hun tol: de ‘hij’ die best eens dezelfde zou kunnen zijn als de man die in het eerste verhaalfragment bevriend was met de vrouw die misschien wel Kim Miller heette, heeft last van een geheugenstoornis, die in het verhaal goed van pas komt. Onderweg in een railbus, waarmee snelheden kunnen worden bereikt die de passagier gemakkelijk 200 km. voorbij zijn bestemming doen flitsen bij een moment van onoplettendheid, neemt tegenover de identiteitsloze hoofdpersoon een jonge vrouw plaats.
De man meent vaag iets in haar te herkennen, maar het muntje wil niet op zijn plaats vallen in de machine van diens geheugen. Het zou heel goed kunnen zijn dat zij hem aan iemand doet denken die hij vroeger goed gekend heeft, maar verder tast hij volledig in het duister. Zo verdwijnt Kim Miller, als het inderdaad om haar ging, op geruisloze wijze in de vergetelheid, en blijkt dat we de ‘Verdwijning’ uit de titel tamelijk letterlijk mogen interpreteren. Wat de laatste herinnering aan haar van een goede vriend had kunnen zijn is vervaagd tot een mistige associatie met een onherkenbare schim uit het verleden. De vriend windt zich hierover niet op, en ik volg de geschiedenis gelezen hebbende zijn voorbeeld.
‘Het Schilderseiland’, opgedragen aan ‘Eva, Erica en Ineke, die weten dat het echt gebeurd is’, bevindt zich ergens in de Middellandse Zee, misschien ligt het wel vlakbij Ibiza. De hoofdpersoon bezoekt regelmatig een café waar door de eigenaar vervaardigde doeken aan de wanden prijken. Normaal gesproken kan men er bij schilderijen op vertrouwen dat zij, eenmaal geschilderd., niet apart meer gaan doen, maar Antonio Carreras speelt zijn eigen spel met de werkelijkheid. Hij schildert niet alleen, maar is tevens een hartstochtelijk fotograaf. Zijn schilderijen zijn een wonderlijk mengsel van beide disciplines: ‘de botsing tussen de behoefte de werkelijkheid zo getrouw mogelijk af te beelden, en (de behoefte) om kunstenaar te zijn’. Het ligt dus niet aan het drankgebruik van de hoofdpersoon dat hij konstateert dat er aan sommige schilderijen zo af en toe iets verandert; dat is het werk van de artiest die het gat probeert te dichten tussen het afgebeelde moment en de aktualiteit. Het is een strijd die gedoemd is verloren te gaan door spierpijn, tijdsgebrek en verftekort, maar het originele gegeven past wonderwel in het thema van het vergeten temidden van de vluchtigheid van de alledaagse werkelijkheid. Waar gebeurd of niet, het is zonder meer een van de sterkste verhalen uit de bundel.