Bzzlletin. Jaargang 19
(1989-1990)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Ineke Sluiter
| |
De schoolpraktijk.Homerus was niet alleen de Moeder de Gans die stof tot verhaaltjes bood in de kinderkamer, maar ook de Aap Noot Mies waarmee kinderen leerden spellen. Dat gebeurde namelijk onder meer aan de hand van lijsten met namen van goden en heroën, bijv. Ο.δνσ.σενσ... Αν.τιλο,χοζ (O-dys-seus ... Anti-lo-chos). Ter vergroting van het leesgemak is lettergreepscheiding aangebracht, net als in onze oude leesmethoden (wei-de; scha-pen). Leren lezen deed je bij de grammatistes, de onderwijzer van de lagere school, die ook het eerste rekenonderwijs verzorgde. Het volgende stadium van de opleiding kwam voor rekening van de grammaticus, die taal- en literatuuronderwijs gaf.Ga naar eind2. Het lezen, verklaren en uit het hoofd leren van Homerus nam in zijn lessen zo'n grote plaats in dat er een hele serie spot-epigrammen is waarin de grammaticus getypeerd wordt met behulp van verwijzingen naar Homerus. Homerus zelf wordt daarbij weer bij uitstek gekarakteriseerd door de eerste vijf verzen van de Ilias, die zo bekend zijn dat zelfs vandaag de dag vele (oud-)gymnasiasten ze uit het hoofd kunnen opdreunen. Een voorbeeld van zo'n gedichtje is:
Achilles' wrok was ook voor mij de bron voor vele rampen,
die gruwelijk de filoloog met armoede doet kampen.
Ach, had die wrok ook mij gedood, tezamen met de Grieken,
dan zou de honger, letterlijk, mijn leven met verzieken.
Maar nee: die oude schaakpartij van Helena en Paris
maakt dat deze jongen bier nu een bedelaas is!Ga naar eind3.
Het is met het gebruik van Homerus in de klas een beetje alsof wij het vak Nederlands zouden laten onderwijzen aan de hand van Karel ende Elegast of - beter voorbeeld - met behulp van de Statenvertaling van de Bijbel. Het taalstadium dat bestudeerd werd en dat vaak als norm werd aangehaald, was dat van een grijs verleden. Een grammaticus uit de tweede eeuw na Chr. moest dus wel grote afwijkingen constateren tussen datgene wat hij om zich heen hoorde en datgene wat hij beroepshalve bestudeerde, verklaarde en onderwees. Wat moesten de leerlingen precies met Homerus doen? Ze moesten hem lezen, wat op zichzelf niet eenvoudig was omdat woordscheiding in de gebruikte teksten gewoonlijk ontbrak. Die moest je dus zelf aanbrengen en verder moest goed gelet worden op de lengte van de lettergrepen, de aspiraties en de accenten. Vervolgens moesten eventuele dichterlijke wendingen verklaard worden en moeilijke woorden (glossen) geparafraseerd. Bovendien kwamen in de gedichten allerlei verwijzingen naar personen, gebeurtenissen en zaken voor die óók begrepen en uitgelegd moesten worden. Verder werd aandacht besteed aan de vraag hoe de woorden gevormd of afgeleid waren en leerde men iets over de grammaticale regelmaat (‘rijtjes’). Uiteindelijk moest men dan in staat zijn de gelezen literatuur te vergelijken met andere teksten en zich een oordeel te vormen over waarde en kwaliteit van het gelezene.Ga naar eind4. | |
[pagina 41]
| |
In de praktijk werkte men aan de realisatie van de hierboven beschreven ‘taken van de grammatica’ (wij zouden, vrees ik, ‘leerdoelen’ zeggen) binnen het kader van de leer van de woordsoorten. Die woordsoorten waren geleidelijk aan ‘ontdekt’, en in de loop van de derde eeuw voor Chr. werden er door de grammaticus Aristarchus acht onderscheiden, namelijk naamwoord, werkwoord, voornaamwoord, deelwoord, bijwoord, voorzetsel en voegwoord. De definities van deze woordsoorten komen niet altijd volledig overeen met wat wij eronder verstaan. Nu ging men bij het bestuderen van een dichter verschillend te werk. Voor alle grammaticale punten was het een handig begin om eerst eens alles wat je van een bepaald woord afwist op een rijtje te zetten - we moeten er daarbij ook aan denken dat ‘grammatica’ in de Oudheid niet veel grotere eenheden dan woorden pleegt te bestuderen. Ontleden is voor de antieke grammatici (en hun leerlingen) dan ook altijd taalkundig ontleden, niet redekundig. Daarnaast (in de praktijk: daarna) kon je je bezighouden met zaken van inhoudelijke aard, dus inhoudelijk commentariëren.Ga naar eind5. | |
Scholia en EpirismenVoorbeelden van de eerste benadering kunnen we aantreffen in de Epimerismen en in de Scholia, voorbeelden van de tweede werkwijze vooral in de Scholia, maar natuurlijk ook in allerlei passages in antieke auteurs die zich helemaal niet primair met grammaticale studies bezighouden, maar die anderszins aanleiding zien om zich uit te spreken over of zich te beroepen op een Homeruspassage of een tekst van een andere dichter. Onder Scholia verstaan we - zoals uit het bovenstaande al enigszins valt af te leiden - antieke commentaren op en interpretaties van antieke teksten, die ofwel in de marges van de handschriften genoteerd werden, ofwel in aparte boeken werden ondergebracht. Ze bestaan meestal uit een lemma, d.w.z. het stukje tekst waarop het commentaar betrekking heeft, gevolgd door de opmerkingen van de commentator. Epimerismen zijn de uitsplitsingen van een vers of zin in de grammaticale bestanddelen ervan, die vervolgens uitvoerig geclassificeerd worden. De Homerus-epimerismen volgen deels de tekst (d.w.z. dat woord voor woord de tekst geanalyseerd wordt, waarbij de volgorde van Homerus wordt aangehouden), deels zijn ze alfabetisch geordend (het betreft daarbij voornamelijk latere compilaties). Soms zijn ze in vraag- en antwoordvorm gegoten, zodat een catechismus-achtig effect ontstaat. Uiteraard worden niet alle commentaren ‘in de klas’ gebruikt. Sommige ervan zijn voor een wetenschappelijk publiek bedoeld. Enige voorbeelden ter verduidelijking: De Scholia op Ilias A 1 Μηντν αειδε, ‘bezing de wrok’, gaan uitvoerig in op de vraag waarom Homerus met een zo omineus woord als μηνιζ ‘wrok’ begint. Volgens de scholiast wordt hierdoor de aandacht van de lezer gevangen en kunnen we vast wennen aan de παθη, ‘emoties, hartstochten’, die verder ook zo'n grote rol zullen spelen. Bovendien maakt het de lofprijzingen van de Grieken die zullen volgen, geloofwaardiger doordat hiermee enig tegengas geboden wordt. Verder is μηνιζ het uitgangspunt van de latere gebeurtenissen. De oorlog tegen de Trojanen begint pas goed als Achilles zich terugtrekt uit de strijd, omdat de Trojanen nu pas op hun beurt een uitval durven te ondernemen. De periode vóór Achilles' wrok was veel minder spectaculair en bood de dichter domweg geen geschikte stof. Waarom - zo wordt verder gevraagd - heet het werk dan niet de Achilleia? Omdat Achilles niet, zoals Odysseus in de Odyssee, de enige held is die in de Ilias optreedt. Als laatste opmerking wordt heel kort de afleiding van het woord μηνιζ gegeven. De epimerismen op hetzelfde vers en hetzelfde woord wijden ongeveer 2 1/2 bladzijde aan de classificatie van μηνιζ, de afleiding ervan, en afleidingen van het verwante μενοζ ‘(geest)-kracht, drift’. Verder wordt uitvoerig stilgestaan bij de juiste verbuiging ervan, waarbij in het algemeen alle mogelijke verbuigingen van woorden op -ιζ de revue passeren. Tenslotte komt het accent aan de orde en wordt het betekenisverschil tussen μηνιζ en κοτοζ behandeld, dat volgens de commentator bestaat uit het feit dat κοτοζ de duurzame herinnering aan geleden onrecht, die ook in mhniz zit, vergezeld doet gaan van wraakgevoelens (αντιλνπησαι). De bestudering van Homerus kon in diverse gradaties van grondigheid plaatsvinden: In het Symposium van Xenophon wordt aan ene Niceratus gevraagd op welke intellectuele prestatie hij trots is. Deze vertelt dan dat zijn vader, die graag wilde dat hij een αγαθοζ | |
[pagina 42]
| |
ανηρ, een ‘gentleman’, zou worden, hem de hele Ilias en Odyssee uit het hoofd had laten leren, en dat hij dus nog steeds in staat was om die uit zijn hoofd op te zeggen.Ga naar eind6. Grappig is, dat vele eeuwen later Michael Psellus (elfde eeuw na Chr.) naar eigen zeggen dit kunstje voor de Ilias ook beheerste (Marrou 1960, 449). De meesten kwamen echter zover niet, maar lazen in elk geval wel alle ‘highlights’ en waren op de hoogte met de hele inhoud.Ga naar eind7. | |
Wat leert een mens van Homerus?De vraag wat je eigenlijk leert van Homerus, werd verschillend beantwoord, maar dát Homerus een meerwaarde had stond buiten kijf - nooit werd hij uitsluitend beschouwd als een leverancier van materiaal voor de taal- en literatuurles. Volgens sommigen was hij bij uitstek een autoriteit op militair gebied; hij behandelde per slot van rekening niet voor niets een oorlog.Ga naar eind8. Een gunstig neveneffect van de bestudering van Homerus was dat de algehele morele instelling van de lezer positief door hem werd beïnvloed. Hij illustreerde in zijn helden immers een bijzonder navolgenswaardige levenscode. De navolging van literaire voorbeelden komt vrijwel steeds aan de orde als het over Homerus gaat. Het is een gewenst doel van zijn lectuur of wordt juist als één van de voornaamste bezwaren tegen het gebruik van literatuur als Ilias en Odyssee aangevoerd. Dát men het literaire voorbeeld zal navolgen, wordt nauwelijk serieus betwijfeld.
Attische kan, midden Se eeuw v.Chr. Odysseus (met zonnehoed) bij de ingang van de onderwereld.
Anderen gingen veel verder en zagen in het werk van Homerus de aanzet tot alle wetenschappen en vakken. Homerus wordt in hun ogen tot een met recht encyclopedisch leerboek. De meest extreme serieuze vertegenwoordiger van dit standpunt is de onbekende schrijver van het tractaat de vita et poesi Homeri II (‘over het leven en werk van Homerus II’, toegeschreven aan Plutarchus). Daarin wordt expliciet betoogd dat Homerus niet alleen maar mooie verhalen bevat, maar dat | |
[pagina 43]
| |
hij op de hoogte was van elke wetenschap en ieder vak, en dat hij aan zijn opvolgers de aanzet en a.h.w. de απερματα, de zaadjes, verschafte voor allerhande theorie en praktijk (o.c. 6). Dit wordt vervolgens op allerlei terreinen uitvoerig gedemonstreerd, begrijpelijkerwijs door de context van de ‘bewijsplaatsen’ volstrekt te negeren. Ik volsta hier met enkele voorbeelden. In Homerus' werk worden volgens de schrijver van de vita etc. allerlei astronomische fenomenen behandeld. Weliswaar gaat Homerus daarbij niet zo gedetailleerd te werk als Aratus, maar te zijner verontschuldiging wordt aangevoerd dat astronomie ook niet het hoofdthema van zijn werk was. Voor de goede orde: Aratus was de auteur van een beroemd astronomisch handboek! Ook latere filosofische ideeën over de mens en de ziel (122 vv.) zouden hun oorsprong in Homerus vinden. Een voorbeeld: (123) ‘Hij laat ook dit zonneklaar blijken dat hij de mens eigenlijk identificeert met de ziel, en wel in deze verzen [λ 90 v.]: “Daar naderde de ziel (φνξη eerste naamval, vrouwelijk) van de Thebaan Teresias, met (lett.: vasthoudend, deelwoord, eerste naamval, mannelijk) een gouden scepter”. Want hij schakelt expres van het woord φνξη over op de mannelijke vorm, om te laten zien dat de ziel identiek is aan Teresias.’ De dubieuze kwaliteit van dit argument behoeft geen betoog. Nog een voorbeeld: (125) ‘Dan is er nóg een leerstelling van Pythagoras, namelijk dat de zielen van overledenen naar andere soorten lichamen verhuizen. Ook dat valt in het geheel niet buiten Homerus' denkwereld: Die laat immers zowel Hector als Antilochos als Achilles zelf met hun paarden spreken, en niet alleen dát: Hij laat ze ook luisteren [d.w.z. de paarden zeggen iets terug! I.S.] en hij laat Odysseus eerder door zijn hond herkennen dan door mensen, zijn verwanten. En wat anders demonstreert hij zo, dan de gemeenschappelijkheid van de rede en de zielsverwantschap tussen mensen en andere levende wezens? En dat degenen die de runderen van Helios opaten daardoor ten onder gingen, bewijst dat niet alleen runderen, maar ook alle andere levende wezens door de goden in ere gehouden worden, omdat ze naar hun mening deel hebben aan dezelfde levensnatuur.’ De schrijver van de vita etc. spreidt wel een extreem vertrouwen in de alwetendheid van Homerus ten toon, maar dat aan Homerus een grote autoriteit werd toegekend, was niets bijzonders. Een Griek bleek zich onder de meest uiteenlopende omstandigheden op Homerus te kunnen beroepen, en wat meer is: dat deed hij ook, getuige de volgende voorbeelden. In het zevende boek van Herodotus wordt beschreven hoe de Grieken de hulp van Gelon van Syracuse inroepen tegen de Perzen.Ga naar eind9. Gelon verklaart zich bereid hen te helpen, mits men hem het opperbevel verleent. Verontwaardigd repliceert de Spartaanse gezant (VII 159): ‘Waarachtig, luid zou Pelops' zoon Agamemnon jammeren, als hij hoorde dat door Gelon en zijn Syracusanen aan de Spartiaten het opperbevel ontnomen werd.’ Gelon bindt een heel klein beetje in en stelt voor dat het opperbevel gedeeld zal worden. Met de helft, het bevel óf ter land óf ter zee, gaat hij ook akkoord. Dan grijpt de Atheense gezant - die in Gelons woorden natuurlijk een bedreiging van Athene's hegemonie ter zee ziet - in: Athene moet het bevel ter zee houden. En hij beroept zich expliciet op Homerus (VII 161): Van Atheense afkomst immers was volgens Ομηροζ ο εποποιοζ (‘de ependichter Homerus’) de man die voor de muren van Troje de beste was in het opstellen en organiseren van het leger - daarmee kunnen de Syracusanen zich troosten: Het is niet de eerste de beste concurrent waartegen zij het in deze aangelegenheid moeten afleggen.Ga naar eind10. In een situatie waarin voor ironie geen plaats is, wordt hier dus een beroep gedaan op de woorden van Homerus, die inderdaad in de Catalogus in de Ilias de hierboven bedoelde eervolle vermelding verleent aan de Athener Menestheus (B 552 vv.). Pikant detail is dat deze verzen zo goed als zeker onecht zijn en toegevoegd werden om de bittere pil van Athene's totale onbetekenendheid in Ilias en Odyssee wat te verzoeten.Ga naar eind11. Een minder serieus geval is Lucianus' satirische dialoog over de παρασιτικη τεξνη, ‘het parasieten-vak’, waarin de kunst van het parasiteren expliciet op Homerus teruggevoerd wordt onder verwijzing naar ι 5-10 (de woorden van Odysseus tot Alcinoös): ‘... in het algemeen kan ik mij geen schonere levensvervulling voorstellen dan wanneer vreugde in het bestaan gans een volk vervult en in het paleis de gasten [δαιτνμονεζ] langs de wanden van de grote zaal zitten te luisteren naar een lied, terwijl de tafels rijk zijn beladen met brood en vlees en de schenker, wijn uit het mengvat scheppend, die rondbrengt om de | |
[pagina 44]
| |
bekers te vullen’ [vert. v. Jan v. Gelder]. De parasiet Simon geeft een wetenschappelijk tintje aan zijn theorie door ook nog plechtig te verklaren dat (δαιτνμονεζ (ι 7) eigenlijk een oud woord voor parasiet is.Ga naar eind12. En is zo'n uitleg van een moeilijk woord eigenlijk geen keurige parodie van wat men op school geleerd had met glossen te doen? Tegenover zo'n parodie staan de plaatsen waar Homerus door latere wetenschappers als een oude, gezaghebbende collega wordt geciteerd. Zo meldt de medicus HippocratesGa naar eind13. dat als mensen afvallen, hun gewrichten makkelijker uit de kom kunnen schieten dan als ze op gewicht zijn. Ze schieten er ook gemakkelijker weer in. Als argument voor deze bewering zegt hij dat bij ossen de poten het gemakkelijkst uit de kom plegen te schieten als ze op hun magerst zijn, d.w.z. tegen het einde van de winter. Past het aanhalen van een dergelijk voorbeeld wel in een medisch geschrift, vraa hij zich dan even bezorgd af: Ja, wel degelij Want Homerus vermeldt terecht dat van alle veesoorten runderen het het zwaarst hebben in dat seizoen, en van de runderen weer de ploegossen, omdat die 's winters ook nog werken.Ga naar eind14. En bij hen - zo voegt Hippocrates vliegensvlug weer toe - vliegen de poten dus het meest uit de kom. Zo dient Homerus hier zowel om het gebruik van een bepaald voorbeeld te legitimeren (in dit geval het feit dat je het als jezelf respecterend wetenschapper überhaupt over ossen mag hebben), als om dat voorbeeld inhoudelijk te staven (uit Homerus volgt ook dat Hippocrates' opvattingen over de gewichtsschommelingen van ossen aannemelijk zijn). | |
De kritiek.Homerus werd veelal beschouwd als een bron van kennis en als een schrijver van een navolgenswaardig ethisch niveau - maar niet iedereen dacht er zo over. De filosoof Xenophanes (6e eeuw v. Chr.) had al bezwaar tegen Homerus' godenwereld met zijn al te menselijke trekjes van haat en nijd en dubieuze sexuele moraal (fr. 11) en hij was niet de enige. Soms werden bezwaarlijke punten vergoelijkt, bijvoorbeeld door pseudo-Plutarchus: Deze verklaart de minder aantrekkelijke punten van Homerus als een bewuste kunstgreep van de dichter waardoor al het goede extra reliëf krijgt.Ga naar eind15. In andere gevallen past men ook wel een allegorische verklaring toe.Ga naar eind16. Soms echter werd Homerus werkelijk ten enenmale ongeschikt bevonden om aan de jeugd voor te leggen. Het voorbeeld bij uitstek van deze opvatting is natuurlijk Plato. In twee uitvoerige passages van zijn Republiek laat Plato Socrates spreken over de rol van de dichters in de opvoeding van de wachters en sinds Plato is de educatieve bruikbaarheid van Homerus - als de belichaming van het traditionele onderwijs - in elk geval een erkend punt van discussie.Ga naar eind17. De eerste passage beslaat het laatste deel van boek II en het eerste van boek III (376e2-392a2). Daar wordt de opvoeding in twee hoofddelen onderverdeeld, de lichamelijke (γνμναστικη) en de geestelijke (μονσικη). Van de laatste maken verhalen (λογοι) deel uit, die ten dele waar, ten dele onwaar zijn. Het is noodzakelijk dat er een zeer nauwkeurige selectie wordt gemaakt van geschikte verzonnen verhalen (μνθοι) (377c). Nu is het feit dat sommige verhalen verzonnen en dus onwaar zijn, op zichzelf geen bezwaar. De kritiek op Homerus betreft het feir dat zijn werk afkeurenswaardige onjuisthedenGa naar eind18. bevat, die de mensen een verkeerd beeld geven van goden en heroën, en ze bang maken voor de dood. Het grote bezwaar daarvan is, dat de verhalen over goden en heroën de mensen tot voorbeeld dienen en dat zij dus afkeurenswaardige zaken als model voor navolging nemen. Zo zou het feit dat goden met elkaar vechten (377b8 vv.), een volstrekt ongepaste gedachte, de wachters ertoe kunnen bren en om dat na te doen (378c1 vv. en 378c7 vv.). Het godenbeeld van Homerus wordt derha ve afgekeurd, zelfs als het Homerus' bedoeling was dat zijn woorden allegorisch opgevat zouden worden (378d3 vv.): Van kinderen mag immers niet verwacht worden dat ze de diepere betekenis uit de hen voorgelegde verhalen destilleren. Nee, wat de jeugd het eerste hoort moét προζ αρετην zijn, dus deugdzaamheid stimuleren (378e1 vv.). Ook de opvattingen die uit Homerus' werk naar voren komen over de dood en de onderwereld (386a vv.) kunnen Socrates' goedkeuring niet wegdragen, evenmin als het overdadige rouwmisbaar waaraan goden en heroën zich bij hem plegen over te geven (387d1 vv.). Bij iemand die ανταρκηζ (zelfstandig en onafhankelijk) is - en het doel van de opvoeding is om iemand die karaktereigenschap bij te brengen - past zulk gedrag niet, maar als jongeren dat gedrag voor zich zien bij Home- | |
[pagina 45]
| |
rus, zullen ze het nadoen (388d2 vv.). Weer is het de voorbeeldfunctie van de poëzie die het noodzakelijk maakt zeer kritisch te zijn bij het vaststellen van wat wel en niet toelaatbaar is. Opmerkelijk is, dat Plato Socrates wel een duidelijke scheiding laat aanbrengen tussen de ethische en de esthetische kwaliteiten van de poëzie.Ga naar eind19. De belangrijkste plaats is in dit verband 387b1 vv. waar gezegd wordt dat Homerus en de andere dichters het de inrichters van de staat maar niet kwalijk moeten nemen als die de ideeën over Hades en de dood etc. liever verwijderd zien uit hun opvoedingsmateriaal. Het is namelijk niet vanwege de gebrekkige poëtische kwaliteiten dat die passages geschrapt moeten worden, integendeel. De ongewenstheid van het lezen van deze verhalen is omgekeerd evenredig aan de poëtische kwaliteit ervan, m.a.w. als het rommel was geweest, zou de aantrekkingskracht niet zo groot geweest zijn. Overigens kraakt Socrates ook inhoudelijk bepaald niet de hele Homerus af: Homerus heeft de jeugd wel, degelijk ook goede voorbeelden te bieden,Ga naar eind20. maar de kwalijke passages krijgen de meeste aandacht in de discussie. In de tweede passage (Rep. X 595a-608b) toont Socrates aan dat Homerus zich niet kan baseren op enige vorm van kennis, maar dat het uitgangspunt voor zijn dichterlijke activiteiten de schijnbare werkelijkheid is, wat neerkomt op de gangbare meningen van de massa. Het is begrijpelijk dat die nu juist geen ideale bron van informatie zijn. Homerus is dus ongeschikt als leerstof of als model (606e1 vv.).Ga naar eind21. | |
De Christenen en Homerus.Als geen andere godsdienst in de Oudheid was het Christendom een godsdienst van het geschreven woord.Ga naar eind22. Toch duurt het opmerkelijk lang voordat de Christenen een eigen onderwijs ontwikkelen. Gedurende de gehele Oudheid was de normale gang van zaken dat jonge Christenen gebruik maakten van de pagane scholingsfaciliteiten. Natuurlijk kwam men daarbij in aanraking met Homerus en andere pagane klassieken en even natuurlijk was het dat meer en meer bezwaar gevoeld werd tegen het mythische godsbeeld waaraan de jeugd werd blootgesteld. Het probleem was dat goede scholing (en dat stond gelijk aan pagane scholing) onontbeerlijk geacht werd voor Bijbelse vervolgstudies. Christelijke alternatieven voor de bestudering van Homerus c.s. zijn zeldzaam. De moeder van Macrina stelde haar dochter - die dan ook een heilige zou worden - niet aan die pagane rommel vol slechte vrouwen bloot, maar zocht in plaats daarvan toegankelijke passages uit de Bijbel.Ga naar eind23. Een vergelijkbaar studieprogramma stelt Hieronymus op voor Paula, maar ook dit is een uitzonderlijk geval.Ga naar eind24. Een merkwaardig fenomeen doet zich voor als Julianus Apostata, de keizer die het Christendom weer in wil ruilen voor een pagane staatsgodsdienst, een decreet uitvaardigt dat er in de praktijk op neerkomt dat het Christenen onmogelijk wordt gemaakt om nog les te geven.Ga naar eind25. Verschillende kerkhistoriciGa naar eind26. leveren in dit verband het verhaal over dat de Christelijke vader en zoon Apollinaris, gedwongen nieuwe wegen te zoeken om ook de Christelijke jeugd de noodzakelijk geachte algemene vorming bij te brengen, ertoe overgaan om delen van de Bijbel in antieke vormen te gieten: De Pentateuch en de historische boeken van het Oude Testament worden in dactylische hexameters herschreven en ten dele bewerkt tot tragedies. Er worden komedies naar het model van Menander en Pindarische lyriek geproduceerd, en het Nieuwe Testament krijgt de vorm van Platonische dialogen. Kennelijk werden de klassieke vormen onontbeerlijk geacht.Ga naar eind27. De onderwijshervorming van de Apollinarissen stierf een zachte dood zodra men weer normaal naar school kon. Cruciaal bij discussies van Christelijke schrijvers over het pagane onderwijs was steeds het idee van de scheiding van vorm en inhoud, van bruikbare en onbruikbare elementen.Ga naar eind28. In dit verband wordt veelvuldig een allegorische interpretatie van de uittocht uit Egypte gebruikt (Ex. 3,22 en 12,35-6: Voorts deden de Israëlieten naar het woord van Mozes en vroegen van de Egyptenaren zilveren en gouden voorwerpen en klederen. En de Here bewerkte dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren, zodat zij hun verzoek inwilligden. Zo beroofden zij de Egyptenaren.). Zoals de Joden de Egyptenaren van gouden en zilveren voorwerpen en kledingstukken beroofden, zo mogen de Christenen oppikken wat voor hen bruikbaar is aan pagane verworvenheden. Dat geldt niet alleen voor materiële zaken: ook culturele verworvenheden, geestelijke schatten van de heidenen, moeten door de Christen ‘geroofd’ worden en toegepast op de manier die door God bedoeld was.Ga naar eind29. | |
[pagina 46]
| |
Basilius de Grote wijdt een heel tractaatje aan de manier waarop Christelijke jongeren een veilig - want kritisch - gebruik kunnen maken van de pagane literatuur, zodanig dat hun zieleheil erbij gebaat is.Ga naar eind30. Er zit veel afkeurenswaardigs in de klassieken, ze beschrijven slechte mensen, ze schelden, spotten en beschrijven drankmisbruik en sex en speciaal natuurlijk een godenwereld die volstrekt verwerpelijk is. Maar er valt ook veel goeds te halen. Grappig is de stijl van de verhandeling zelf, die volzit met literaire verwijzingen naar de pagane klassieken.Ga naar eind31. Wat betreft Homerus: diens hele poëzie is eigenlijk een lofprijzing van de deugd en zijn hele werk is daarop gericht. De rest is bijzaakGa naar eind32. - een opportune toevoeging. Als voorbeeld haalt Basilius Odysseus aan, die, slechts gekleed in zijn meer dan toereikende deugd, de prinses der Phaeacen confronteerde. Verder noemt hij diverse gevallen waarin pagane bekendheden een welhaast Christelijk gedrag ten toon spreidden.Ga naar eind33. Grote technische invloed van de pagane opvoeding blijkt bijvoorbeeld ook uit de manier waarop Christelijke schrijvers de Bijbel verklaren. De methodes die daar toegepast worden zijn die van de Griekse filologen. En tenslotte zien we zelfs het verschijnsel epimerismen optreden: Choeroboscus (750-825) onderwerpt de psalmen aan dezelfde woord-voor-woord analyse als de gedichten van Homerus al veel vroeger ondergaan hadden.Ga naar eind34. Maar dan zijn we kennelijk al in een tijd aangeland waarin ook grammatica met behulp van Christelijke leermiddelen onderwezen wordt. | |
[pagina 47]
| |
Attische beker, begin 5e eeuw v.Chr. Aias en Odysseus trachten Achilles tot deelname aan de strijd te bewegen. Phoenix luistert en kijkt toe.
|
|