Simon Vinkenoog
‘Er was geen ijs te breken’
Het was een vreemd weekblad, waar ik begin 1957 terechtkwam: de Haagse Post. Ik was eind 1956 uit Parijs teruggekeerd en constateerde dat het geld van mijn pensioen, dat ik van de UNESCO had opgenomen, slonk als sneeuw voor de zon.
Bij café Scheltema had ik mijn oude vriend Hans Gabriël getroffen, die buitenland-redacteur bij de HP was.
‘Is er voor mij iets te doen bij jullie?’ vroeg ik hem, waarop hij nee schudde. Toen ik hem een paar dagen later weer ontmoette, deelde hij me echter mee: ‘Sylvia Brandts Buys zou het leuk vinden als je eens langs kwam.’ Zo gezegd, zo gedaan - en ik mocht meteen mijn gang gaan. Na een korte kennismaking, waarbij zowel zij als ik onze nieuwsgierigheid konden botvieren, wees ze mij op een kast vol recent verschenen boeken en gaf me de opdracht er een aantal uit te zoeken om een pagina met boekbesprekingen te maken, mijn eerste medewerking.
Het blad stond onder hoofdredactie van mr. G.B.J. (De toestand in de wereld) Hiltermann, maar diens bijdrage bestond louter uit een politiek hoofdartikel op pagina drie, terwijl hij de dagelijkse leiding had overgelaten aan zijn echtgenote Sylvia B.B.
De redactie werd door drie vrouwen bemand: Sylvia en haar zuster als redactiesecretaresse, en Els den Hartog die voor het persklaar maken van de kopij zorgde, die meestal door losvaste medewerkers geleverd werd.
Het blad hadden zij niet zo lang daarvoor overgenomen van een stichting, die het eens florerende blad had laten versukkelen; het trof dus dat ik mijn diensten aanbood. Het waren vergrijsde koppen die de rubrieken verzorgden: Rico Bulthuis voor literatuur, Harry Prenen voor toneel, Paul van de Wetering voor muziek - en de overigen ben ik op dit moment vergeten. Remco Campert droeg soms humoristische verhaaltjes bij, er waren correspondenten in Parijs, Londen en Washington; terwijl Miel van Konijnenburg zorgde voor ‘mensen, dieren, dingen’, en ander roddel en p.r.-werk.
Het blad was aan een redactie-uitbreiding toe; op een recente reis naar Frankrijk hadden Guus en Sylvia (die nooit als zodanig werden aangesproken; het zou op een u-basis blijven) L'Express gelezen, het toen juist nieuw verschenen weekblad - en daaraan (en aan TIME Magazine's snelle, korte berichtgeving) wilden de eigenaars-hoofdredacteuren zich spiegelen: een flitsend blad voor jonge en intelligente lezers, die ruimschoots geïnformeerd wilden worden.