Peter Swart
Jef Geeraerts: Sanpaku
Het gaat er niet alleen om hoe lang de lezer de vaste hoofdpersoon van een favoriete auteur gedoogt, het is zeker zo belangrijk hoe lang de schrijver zijn enthousiasme kan vasthouden.
Veel auteurs die zich met verve wierpen op de vervaardiging van serie-werk ontdekten na enige tijd dat ze, om met plezier en overtuiging te kunnen blijven schrijven, naar andere uitdagingen moesten omzien. Jacques Post liet zijn hoofdpersonen Maalbeek en Zuiderveld los en maakte een uitstapje naar de vorige eeuw. Tomas Ross raakte boek na boek verder verwijderd van zijn BVD-agent Martin Finch en ging snelle eigentijdse verhalen schrijven. Gerben Hellinga bracht na een onderbreking van bijna twintig jaar zijn Sid Stefan juist weer tot leven en kreeg daar zoveel aardigheid in dat hij zijn held nog wel meer avonturen wil laten beleven, maar dat is een op zichzelf staand voorbeeld.
Jef Geeraerts begon als schrijver met literair werk, waarvan de spraakmakende Gangreenreeks over zijn verblijf in het voormalige Belgisch Kongo de meeste lezers nog het sterkst in de herinnering zal zijn gebleven. Een vijfde deel in deze reeks, met als werktitel ‘Straat der Genade’ is overigens al jaren in voorbereiding, en zal ooit wel eens worden afgemaakt.
Vanaf 1979, toen het boek Kodiak.58 verscheen, heeft Geeraerts zich voornamelijk aan het schrijven van misdaadromans gewijd. In hoog tempo werd gebouwd aan een nieuwe reputatie, nu in de wereld van de thriller. De Belg begon niet met vaste hoofdpersonen, maar koos zich telkens thema's die hij ontleende aan de aktualiteit.
De Coltmoorden (1980) en Drugs (1983) spelen zich af in een toekomstig België waarin een vette toekomst is weggelegd voor rechtse coalities. Diamant uit 1982 heeft net als Kodiak.58 een Zaïrese connectie, en speelt zich voornamelijk af in het Antwerpse diamantenkwartier. De boeken werden zeer positief ontvangen; de (weinig) beargumenteerde kritiek richtte zich op Geeraerts uitbundige research, waarvan in het eindprodukt naar de smaak van velen al teveel herkenbare sporen waren achtergebleven. In De Trap (1984), en De Zaak Alzheimer (1985), dat direct de eerste Gouden Strop meepikte, treden voor het eerst de formule-helden Vincke en Verstuyft op. Hoewel beide boeken in de eerste plaats eenvoudige politieromans zijn zitten de plots dermate ‘geramd’ in elkaar, en is de sfeertekening rond de te onderzoeken misdaden zo goed getroffen, dat ze zich op gunstige wijze onderscheiden van de middelmaat. Beide hoofdpersonen beschikken over voldoende eigenzinnige persoonlijkheidskenmerken om voor de lezer als identifikatie-figuur model te staan. Wie meende de beide heren in de volgende titel Het Sigmaplan (1986) opnieuw te kunnen begroeten, werd teleurgesteld: in de complottheorie rond de Strijdende Communistische Cellen en de Bende van Nijvel, die beide zouden opereren in opdracht van de Belgische Staatsveiligheid en de CIA, was voor hen geen plaats. Romeinse Suite (1987), en Zand (1988) waren weer Vincke en Verstuyft-verhalen, waarbij het opviel dat de schrijver uitweek naar Italië en Amerika, alsof de Belgische politiemannen in eigen land reeds waren uitgekeken.
In deze boeken, die plottechnisch weer voorbeeldig in elkaar steken, gaat de couleur locale soms een geheel eigen leven leiden, en verwerft de lezer kennis over zaken die soms met de beste wil van de wereld niet met het eigenlijke verhaal in verband kunnen worden gebracht.
Het zijn desondanks goede misdaadromans, want Geeraerts verstaat de kunst een verhaal te vertellen dat sterk genoeg is om ondanks zwakke plekken overtuigend overeind te blijven. Die mening is kennelijk ook de BRT toegedaan, want kort geleden kreeg Thomas Ross de opdracht om de Vincke en Verstuyftboeken tot filmscenario's om te werken.