schep, als schrijver, bestaat geen moraal, bestaan geen normen, bestaat geen behoefte tot zingeving. Daar wordt alles volstrekt open gelaten en is alles mogelijk. Daar dwaal je in.
Na de proloog gaan twee broers, Albert en Alfred, elkaar verhalen vertellen. In het middenstuk van het boek vertelt de zij-figuur verhalen. Wie zijn die twee broers?
Die twee broers kun je zien als these en antithese, twee punten waartussen beweging tot stand komt, in dit geval een voortdurend heen en weer springende beweging. Als ik schrijf moet het altijd gaan over één persoon en nog iets, anders blijft het statisch. Bijvoorbeeld één persoon en zijn verleden, of één persoon en zijn vrouw. Ik heb het met opzet zo abstract gemaakt, die Alfred en Albert zijn ook helemaal geen personen, ze zetten alleen die beweging in gang. Als je twee spiegels tegenover elkaar zet, zie je een eindeloos spiegelend beeld. Enerzijds hangt dit boek samen, anderzijds kun je je voorstellen dat het zich tot in het oneindige voortzet.
Die twee broers gingen langzamerhand een krachtenveld oproepen, waarin die vrouw als het ware tot beweging kwam. Ze eiste haar ruimte op. Daardoor ervoer ik het als een gebrek, toen ik bijna klaar was, dat die vrouw niet haar verhalen vertelde. Daar is het middenstuk uit ontstaan.
Compositorisch bleek dat ook belangrijk te zijn: alles heeft zijn tegendeel in het boek. Zo moesten de twee broers ook een tegendeel hebben, en dat is dus één zus, die als tegendeel weer de opsplitsing in twee zussen heeft.
In de verhalen over Broer en Zoon heb je het Kaïn-en Abelverhaal en de Narcissusmythe gepersifleerd. Er is op een gegeven moment ook een personage dat alleen maar kan spreken in de termen van Het Boek. Moet ik daar een parodie op de godsdienstige mens in zien?
Het speelt er wel in mee, maar wat er meer in zit is het idee dat er een systeem zou zijn dat ons dwingt om te handelen volgens dat systeem. Er zit de vraag achter of we niet allemaal een of ander boek napraten. Dat is ook de onophoudelijke strijd die je voert als schrijver. Als ik zit te schrijven, merk ik op een gegeven moment dat ik een of ander boek zit na te praten, dat dingen beginnen te lijken op boeken die je gelezen hebt.
Het Kaïn-en-Abelverhaal zit erin omdat het over twee broers gaat, maar ook omdat het handelt over goed en slecht. In mijn interpretatie wint in dat verhaal het slechte, en wordt Kaïn daar bovendien niet voor gestraft. Dat dat aan de basis van onze samenleving staat vind ik een heel interessant gegeven.
Het verhaal over Narcissus, iemand die helemaal niemand nodig heeft, is weer het tegendeel voor die twee broers. Maar wat ik met dat verhaal precies bedoel is mij zelf niet helemaal duidelijk. Ik wilde wel het narcistische benadrukken wat in alle figuren zit.
Je interviewde voor Bzzlletin een aantal generatiegenoten. In de media spreekt men al van een nieuwe prozageneratie. Zie jij verwantschappen? Ik zie meer verschillen dan verwantschappen. Ik heb met bepaalde mensen wel persoonlijk contact, maar onze boeken zijn toch allemaal heel verschillend, denk aan het werk van Zwagerman, Bril en Van Weelden, Vernooy en anderen. Ik geloof wel dat we een bepaald mediabewustzijn gemeen hebben, het besef dat onze boeken snel en flitsend moeten zijn. De lezer moet voortdurend geprikkeld worden. Maar voor de rest vind ik de verschillen interessanter.
Bij mijn interviews was ik wel op zoek naar een mogelijke overeenstemming in ideeën of zoiets als een tijdgeest. Maar het enige gemeenschappelijke dat ik tot nu toe aantrof was een grote mate van conservatisme, dat tot uitdrukking kwam in de voorkeur voor een bepaald soort literatuur: realisme, Elsschot enzo. De boeken die ze op school hebben gelezen, die willen ze eigenlijk zelf ook schrijven. De ambitie om iets nieuws, iets anders te doen, is bij voorbaat al een cliché. Bril en Van Weelden en Vernooy zijn daar wel uitzonderingen op. Lanoye is eigenlijk weer een geval apart.
Ik vind dat je om je heen moet kijken - ook naar het buitenland, wat veel te weinig gedaan wordt - en dat je je de plicht moet stellen... (denkt)
Ik wil mezelf beslist niet gelijk stellen aan Beckett, maar die kwam met een een bepaald soort intensiteit, een nieuwe manier van naar de werkelijkheid kijken... Beckett vind ik een goed voorbeeld van iemand die het hele spel omdraait: die nieuwe spelregels maakt en daarmee nieuwe lezers. Dat is de ideale situatie en dat is ook de lange, tragische weg (lacht) die je als schrijver moet gaan.