Moore truien en Beale
and Inman overhemden.
Door de Spuistraat terug richting Spui lopend il n'y a qu'un pas naar Vroom en Dreesmann, waar zich, weet ik, op de begane grond de afdeling papeterie bevindt. Alweer tot mijn grote vreugde tref ik er een set zelfklevende, goudgekleurde sierletters aan, waaruit de betreffende Luther-tekst - alle letters van het alfabet zijn getweeën aanwezig - kan worden samengesteld. Als ondergrond kies ik een aquarelblokje, waarvan de afzonderlijke vellen, indien men er niet heftig aan rukt, samengekleefd blijven. Het geheel kost mij exact hetzelfde als het boek over Luther, f 15.50, zodat ik inderdaad voor een schijntje mijn kooplust heb kunnen bevredigen.
Ik besluit Vroom en Dreesmann aan de voorkant te verlaten en betreed zodoende de Grote Marktstraat, pal tegenover Piet Kramers Bijenkorf, voor mij na de kapel van King's College in Cambridge het mooiste gebouw van Europa - mijn voorkeur zal wel even idiosyncratisch zijn als die van de man uit de eerste regel van Nescio's verhaal De uitvreter, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond. Ik sla links af, richting Kalvermarkt. Voor de tweede maal die dag frappeert me hoe onbezorgd ik flaneer. En ineens gaat mij, rijkelijk laat voor iemand die dagelijks is overgegeven aan speculatie over zichzelf, een licht op. Het is natuurlijk het slot van mijn droom, waarin ik mij door de genade Gods en mijn geloof gerechtvaardigd voel, dat mij zo zorgeloos maakt. Ik heb aan die droom gedurende mijn voorafgaande wandeling wel gedacht maar dan steeds geamuseerd: ik realiseerde me hoe de manier waarop ik in die droom de lucht in schiet, deed denken aan de hemelvaart van de H. Johannes op Giotto's fresco in de Peruzzi-kapel in de Florentijnse Santa Croce. Mijn geamuseerdheid had wel iets gehad van de verontwaardiging die Mr. Emerson uit E.M. Forsters roman A room with a View bij de aanschouwing van dit fresco ondergaat: ‘En wat de fresco's betreft, ik zie er geen waarheid in. Kijk eens naar die dikke man in het blauw! Hij moet evenveel wegen als ik en hij schiet de hemel in als een luchtballon’. (Deze aardige episode is, meen ik, niet opgenomen in de overigens prachtige verfilming van Forsters roman).
Maar nu realiseer ik mij iets geheel anders over mijn ‘hemelvaart’ en de daarmee gepaard gaande gevoelens. Was dat niet exact Luthers Turmerlebnis geweest, waarbij deze ineens als door de bliksem getroffen werd door Paulus' woorden ‘De rechtvaardige zal door het geloof leven’, zodat voor de toekomstige hervormer in één klap alle roomse werkheiligheid overbodig werd? Luther had deze ervaring gehad in de toren van zijn augustijnerklooster in Wittenberg. ‘Alwaar zich zijn studeerkamer bevond’, schrijven alle brave protestantse theologen. Maar Norman O. Brown laat in zijn boek Life against Death overtuigend zien dat Luther op de plee in de kloostertoren zat toen hij deze epochemachende belevenis had. Luther zijn Turmerlebnis boven zijn stront, ik het mijne boven mijn zich reeds samenpersende geil.
Maar nu is ook duidelijk, beter gezegd: psychoanalytisch duidbaar, waarom ik een halve middag een portret en tekst van Luther heb lopen zoeken. En ik begrijp ineens weer waarom W.H. Auden, die freudianisme en orthodox christendom in zich verenigde, een van mijn lievelingsdichters is.
Nu helemaal opgewekt, ja schier manisch, door de dubbele ontdekking over mezelf die ik heb gedaan, wandel ik door de Grote Marktstraat, met aan de overzijde C & A, dat in Greshofs gedicht Weemoed - voor mijn waarschijnlijk overtrokken gevoel ineens met een jungiaanse synchroniciteit - rijmt op ‘Gods genâ’. Kwiek met mijn regenscherm manoeuvrerend steek ik het Spui over en beland zodoende bij de hoek van Kalvermarkt en Spui waar Mozart in de winter van 1765 op 1766 heeft gelogeerd en waar ik altijd Pawlowiaans geconditioneerd Leporello's aria Madamina, il catalogo è questo uit de eerste akte van Don Giovanni begin te neuriën, waarin Don Giovanni's bediende de vele veroveringen van zijn meester - ‘en Espagna mille e tre’ - opsomt. Overigens is er bij mij sinds mijn bekering tot het christendom in 1966 van echte identificatie met de grote verleider geen sprake meer - volgens Søren Kierkegaard vormen Don Juan, Faust en de Wandelende Jood de drie grote levensontwerpen buiten het christendom en bij mijn ‘veroveringen’, woord dat ik voor mezelf ook niet meer bezig, kerf ik dus al lang geen strepen meer op mijn fallische kolf.
Ik vervolg mijn weg over de Kalvermarkt en waan mij welhaast de ridder des geloofs uit Kierkegaards Vrees en beven - ja, die Deen zit mij hoog. Maar dan schiet ineens pijnlijk door me heen: moet een ridder niet zorgen voor