| |
| |
| |
Michel Boll
‘Mijn enige criterium is: een goeie film maken’
In gesprek met Rudolf van den Berg, regisseur van de speelfilm De Avonden
‘Ja,’ dacht Frits, ‘de man, die dat heeft gemaakt, heeft het gezien. Geloofd zij zijn naam.’ Hij voelde zijn armen en benen trillen, boog zich voorover, opende de mond en haalde diep, maar geluidloos adem, de ogen strak op het doek gericht. ‘De mensen lachen, zonder dat er ook maar de geringste aanleiding tot lachen bestaat,’ dacht hij.
Toen de film drie kwartier aan de gang was, voelde hij zijn ogen nat worden. Hij keek opzij naar Jaap en Hoogkamp, maar dezen letten op het doek. ‘Mensen, die snel tot tranen komen, hebben in de regel een oppervlakkig en wreed karakter,’ dacht hij. ‘Het is verachtelijk.’ Hij snoot zijn neus, slikte en hield het hoofd schuin naar rechts. ‘Laat ik zorgen, dat niemand iets aan mijn gezicht kan zien,’ dacht hij. Hij bette met zijn zakdoek zonder wrijven zijn ogen, maar voelde ze opnieuw vochtig worden. ‘Het moet zo zijn,’ zei hij bij zichzelf, ‘het doet er niet toe. Laat ik me overgeven.’
(De Avonden, p. 147)
Overgeven, maar dan in anti-peristaltische zin, was ook de reactie van een aantal zich Avonden-adepten noemende columnisten en literatuurkenners. Nog voor er ook maar een halve meter film belicht was wisten ze al dat het nooit iets zou worden met Rudolf van den Bergs verfilming van Reve's meesterwerk. Menig column neuzelden ze vol met hoe prachtig hun Avonden wel was, en dat niemand daar aan mocht komen; het lijkt haast alsof ze zich beschouwen als de aandeelhouders van het copyright van de NV De Avonden. Zo langzamerhand is er rond De Avonden en Reve een zelfde soort giebelende en weeë kliek aan het ontstaan als tien jaar geleden rondom Nescio, waar Jeroen Brouwers indertijd tamelijk doeltreffend zijn kanon op afvuurde. Zelfs een meesterwerk als De Avonden kan op den duur gaan lijden onder de overwaardering en puberaal lezerssentiment van een spraakmakende groep lezers.
De Avonden verdient een prachtige verfilming, en of Rudolf van den Berg in geslaagd is valt eerst na de première te beoordelen. Waar we ons nu wel al aan kunnen zetten, vooruitlopend op de discussie die ongetwijfeld zal losbarsten rond de verfilming, is een vergelijking tussen het door Rudolf van den Berg geschreven scenario (te weten de zesde, herziene versie) en Reve's boek, om na te gaan hoe Van den Bergs visie is op De Avonden, welke keuzen hij heeft gemaakt en hoe hij zijn ingrepen - o jee - motiveert.
Een scenario, waarvan het in het begin even schrikken is (het opent met een drietal flauwe scènes in een taxi, die niet uit het boek stammen - uiteindelijk heeft Van den Berg gelukkig nog voor een andere opening gekozen), maar dat uiteindelijk toch respect afdwingt voor de behendige manier waarop het erin slaagt de belangrijkste elementen van het boek binnen een beperkt tijdsbestek (de film duurt twee uur) een plaats te geven.
Maar er is méér: zoals Rijk de Gooijer, vader Van Egters, die het ijzersterke Goeie jus.... ligt stil toevoegde; de schoolreünie in het Berendsgymnasium, die drastisch is aangepast en alwaar Frits ene Wim ontmoet, een toegevoegd personage dat tegen het einde van de film de hand aan zichzelf zal slaan; de film bevat enkele erotische scènes (wel ja); Louis Spanjaard is afwezig, en niet wegens gezondheidsredenen; ook de oorspronkelijke dromen zijn verdwenen, net als de vele morbide anekdotes die de vrienden elkaar vertellen, om maar eens een paar dingen te noemen. Ook is het einde het einde en het begin het begin niet meer - is De Avonden nog wel De Avonden?
| |
| |
| |
De afkeerreacties
De aankondiging dat eindelijk iemand zich aan de verfilming van De Avonden waagde, maakte nogal wat reacties los.
Zeer veel. Ik vind het zo jammer dat die kritiek vooral zo moraliserend was en is. Het heeft allemaal zo'n ontzettend toontje van: dit is van ons en daar blijf je met je vingers vanaf.
Gerard Soeteman, die door velen en vooral door zichzelf beschouwd wordt als de meest vooraanstaande scenarioschrijver van Nederland, heeft in een interview uitgeroepen dat hij een exemplaar van de eerste druk van De Avonden zal opeten als de verfilming niet uitdraait op een totale mislukking.
Dat is nu precies wat ik bedoel met dat moraliserende. Er wordt niet gezegd: ‘volgens mij is het te moeilijk’ of ‘het is een boek dat zich niet bij uitstek voor verfilming leent’, dat soort uitspraken zijn namelijk bediscussieerbaar, zijn van filmtechnische of literaire aard. Schreef er maar iemand een ijzersterk essay waaruit blijkt dat het boek niet te verfilmen is, maar nee, het enige dat je voortdurend hoort is: het mag niet, en daar begin je niets mee. Ik heb ook helemaal niet gereageerd op uitspraken zoals die van Soeteman. Ik dacht, laat mij nu eerst die film maken, en als het een slechte film wordt, geef me er dan van langs.
Is er eigenlijk nog wel een objectieve beoordeling te verwachten van het groepje Avonden-adepten dat zich van meet af aan tegen de verfilming heeft gekeerd?
Nee natuurlijk niet. Het beste zou zijn de film te laten zien aan filmcritici in New York of Japan, die hebben namelijk geen boodschap aan de roman De Avonden, die kijken alleen of het een goeie film is. En dat is steeds mijn enige criterium geweest: een goeie film maken. Als ik er in slaag een goeie film te maken, dan doe ik het boek vanzelf recht.
Of u het boek recht doet is voor u een kwestie van de tweede orde?
Ja - daar is het mij niet om begonnen. Ik had De Avonden ooit eens gelezen toen ik 17 was en het was me wel bijgebleven, maar het was niet het boek van m'n leven, zoals bij heel veel anderen, ik had er niet een speciale idool-achtige band mee. Het was niet zo dat ik jarenlang rondliep met het plan om De Avonden te verfilmen, nee het kwam gewoon op m'n weg. Toen ik 1 1/2 jaar geleden gevraagd werd om het te verfilmen was mijn eerste reactie: waarom moet nou juist De Avonden verfilmd worden, dat is toch vooral een mooi boek, met heel veel literaire kracht? Ik kon me daar in eerste instantie geen film bij voorstellen. Ik heb echt een paar maanden bedenkttijd nodig gehad voor ik ja kon zeggen. Ik ben begonnen met het oorspronkelijke script van Jean Ummels te bestuderen en het boek te herlezen, en langzaam maar zeker begon er iets op te doemen en kreeg het een zekere bekoring. Ik was eigenlijk niet meteen zo weg van het script. Er zaten wel leuke dingen in hoor, maar het was meer zo dat het script, waar ik vaak om moest lachen, me ertoe bracht om het boek weer te pakken. Het boek heeft me in feite verleid. In het boek ontdekte ik een thematiek die me aansprak, en die me eerder niet was opgevallen.
Veel mensen zien De Avonden als een tijdsdocument of het portret van een generatie - daar zou ik geen film op kunnen baseren. Ik beschouw het boek als een poging om de menselijke natuur te doorschouwen, het boek beschrijft een wijze van de wereld beleven door een jongen die Frits van Egters heet, toevallig in Amsterdam woont, in een bepaald milieu, met zulke ouders en die vrienden. Ik zie het boek ook niet als ‘een naoorlogse schreeuw om liefde’. Ik was gefascineerd door dat individu, dat worstelt met hele fundamentele adolescentie-vragen, mensen-vragen, problemen die in feite van alle tijden zijn.
In dat geval valt de noodzaak weg om het verhaal in 1946 te laten spelen.
Voor mijn film was dat inderdaad niet essentieel. Maar iets is natuurlijk nooit alleen maar een universele beschouwing over de mens, het blijft natuurlijk voor een deel ook een tijdsdocument, daarom heb ik de film wel vlak na de oorlog gesitueerd en in die stijl aangekleed, hoewel ik het niet cruciaal vind voor het verhaal, ik denk dat de kijker al snel vergeten is dat het 1946 is. Daarbij vind ik dat je rekening moet houden met de herkenbaarheid voor de mensen die van het boek houden. Mijn grote wens is dat iemand in Tokio of New York zich aangesproken voelt door de film, maar dat ook degenen voor wie De Avonden het belangrijkste boek van de wereld is zeggen: wow.
| |
| |
Rudolf van den Berg, foto: NOB
| |
Het scenario
Producent René Solleveld is jarenlang bezig geweest om De Avonden verfilmd te krijgen, eerst bij de Avro, als televisiedrama, en later als speelfilm. Op het moment dat scenarioschrijver Jean Ummels met een bruikbaar scenario aan kwam zetten kwam het project in een stroomversnelling en werden enkele regisseurs benaderd van wie Rudolf van den Berg uiteindelijk akkoord ging. Hij maakte de film naar de zesde, herziene en door hem zelf geschreven versie van het scenario. Dat Ummels in de credits van de film als enige scenarioschrijver wordt genoemd is ongetwijfeld een contractkwestie, in werkelijkheid schreef Ummels alleen de eerste versie.
Het is wel zo dat mijn scenario gebaseerd is op het scenario van Jean Ummels, hij heeft veel voorwerk gedaan waarvan ik heb geprofiteerd. Van zijn scenario kon ik onmogelijk een speelfilm maken. Ik heb nog een paar keer geprobeerd met hem samen een nieuwe versie te maken maar dat leidde tot niets. Niet omdat hij geen goed vakman is maar omdat hij een fundamenteel andere film wilde maken dan ik. Ummels was een Avonden-idolaat en ik niet. Hij wilde het boek zien, en dat kon mij niets schelen, ik hoef dat boek niet te zien. Hem ontbrak de afstand tot het boek.
Een Avonden-idolaat wil per se Jaap en Frits op die en die avond, dat en dat horen zeggen in die bepaalde bioscoop, hij wil dat zien gebeuren omdat dat zijn lievelingsmoment is, hij kan zich volstrekt niet voorstellen dat hij het weglaat. Ik had niet van dat soort lievelingsmomenten, het was meer van: dit is leuk en bruikbaar en het past binnen het thematisch raamwerk dat ik voor de film heb ontworpen. Ummels zag een heel andere thematiek. Hij zei letterlijk toen ik met mijn aantekeningen aankwam: ‘ja, maar dat gaat niet meer over verveling.’ Ik zei: dat klopt, maar voor mij gaat het boek helemaal niet over verveling, verveling is een symptoom van iets anders, van ontreddering of vertwijfeling. Een film over verveling, daar kan ik me alleen maar een vervelende film bij voorstellen. Bij Ummels zaten er bijvoorbeeld erg veel scènes in van Frits en zijn ouders aan tafel die iets van verveling uitdrukten, daar is flink in geschrapt.
Alle bizarre verhalen die de vrienden elkaar vertellen zijn ook verdwenen.
Maar dat is literatuur. Ik dacht: ik vind het ontzettend leuk, maar als ik bijvoorbeeld de Van Egters drie keer samen aan tafel heb gezien dan heb ik het wel verteld. Ik vind dat je dat één keer goed moet neerzetten, de tweede keer hoef je het alleen nog maar aan te duiden, en als je het een derde keer laat zien valt er echt niets meer aan toe te voegen. Terwijl Ummels het er zes keer instopte, steeds maar weer dat gezeur over het weer en
| |
| |
de zoldersleutels, en bovendien steeds uitgebreider.
Iets anders was dat in zijn scenario zeer lang uitgesponnen dialogen voorkwamen, bijvoorbeeld de bekende kinderverjaardag bij Jaap en Joosje, die besloeg bij hem wel 5 pagina's, dat is een minuut of zes film en dat is lang. Bij mij werd het uiteindelijk één pagina. Ummels had naar mijn smaak te veel aan het stramien van het boek vastgehouden, hij had bijvoorbeeld het nevenschikkende karakter van het boek te consequent gehandhaafd. Voor mijn gevoel is de volgorde van de gebeurtenissen in het boek volstrekt willekeurig, behalve dan het slothoofdstuk. Je kunt wel een film maken met een nevenschikkend karakter, waarin alle scènes min of meer hetzelfde betekenen en niet die ene scène naar de volgende leidt, maar ik kan daar een publiek niet mee boeien. Ik vind een dramatische lijn nodig, je moet als kijker zien en voelen dat die jongen een ontwikkeling doormaakt, hoe klein ook, er moet een dwingende kracht zijn van de ene scène naar de andere. Toch merkte ik zelf tot op de montage-tafel hoe dwingend zo'n roman kan werken, dat nevenschikkende karakter bleef me tot het einde toe achtervolgen en beïnvloeden.
Een in het oog springende verandering is het verdwijnen van het archaïsch taalgebruik.
Eén van de eerste dingen die ik merkte bij de repetities met acteurs is dat al die taalachtige humor, waar het boek in uitblinkt en waardoor het bij herlezing alleen maar leuker wordt, in de film niet werkt, dat krijg je niet over het voetlicht. Een hoop aardige uitspraken zijn zo gesneuveld. Niet omdat ze niet leuk zijn, want als je ze leest zijn ze enig, maar als je het gaat spelen wordt het studentikoos, oubollig, je neemt afstand, het wordt Hollandse film. Als je het wel consequent vol zou houden dan zou het een art-film worden waarvan een heel klein publiek zou zeggen: ‘goh wat een rare, bizarre, unieke film is dat.’ Maar ik zou zo'n film niet kunnen maken, ik zou hem in de bioscoop zelf ook niet uitzitten.
In het boek speelt de manier waarop Frits praat een nogal grote rol - u zegt: het kan best zonder.
Zonder zou ik niet willen zeggen. Een klein deel ervan is toch in de film terechtgekomen. Ik heb geprobeerd voor die bezweringstechniek, want dat is zijn manier van praten, visuele equivalenten te vinden.
Het in zichzelf praten heeft u daarentegen wel gehandhaafd.
Ja, dat werkte wel. Je kunt iemand best in z'n kamertje in zichzelf laten praten en het ontzettend naturel over laten komen. Ik vind dit een veel betere oplossing dan een voice-over. Als je Frits in zichzelf hoort praten: ‘mijn haren zitten nog goed vast, als de Almachtige mij genadig is dan...’, enzovoorts, dan denk je wel: rare snoeshaan, maar niet: wat staat hij toneel te spelen. Er zullen allicht Reve-adepten zijn die ze,.en: ‘voor mij is daarmee de essentie van het boek volstrekt verdwenen.’ Dan zeg ik: jammer.
| |
De verfilming
Tussen het scenario en het boek bestaan al aardig wat verschillen, maar ik heb begrepen dat er vervolgens ook nogal wat verschil bestaat tussen het laatste scenario en de film.
Het verschil tussen de laatste versie van het scenario en de uiteindelijke film is zeer groot. Hecht daarom niet te veel belang aan zo'n scenario, ik beschouw het zelf als een soort receptenboekje, meer status heeft het bij mij niet. Tijdens de repetities met de acteurs ontdek je bepaalde dingen waarvan je niet wist dat ze er ook nog in zaten. Ook tijdens de opnamen verander je nog dingen. Wekenlang heb ik lopen mijmeren over het slotbeeld, ik wilde echt met een beeld eindigen, en niet op de literaire manier van het boek. En dan heb je nog de derde fase, van de montage, waarin je gaat zien - en daarin - manifesteert zich misschien mijn achtergrond als documentairemaker - dat het materiaal nog hele andere betekenislagen heeft dan ik er in dacht te leggen toen ik het opnam. En die verborgen betekenislagen zijn misschien wel veelzeggender dan wat tevoren rationeel bedacht is. Dat is het aardige van film, het brengt dingen uit je onderbewuste boven, de film toont zo trekken van mijn eigen preoccupaties met de wereld, waar ik mezelf maar tenauwernood van bewust ben geweest.
Zo wordt het steeds meer uw werk - en het boek zal u verder worst wezen?
Nou nee, het merkwaardige is dat als je later weer door het boek bladert, dat je merkt dat het er ook in zit, zodat je toch trouw blijft aan het boek. Maar inderdaad: mijn eerste zorg is het maken van een goeie film, mijn film, een film die iets toont van mijn preoccupaties.
| |
| |
U heeft in de film, meer nog dan in het scenario, de chronologie van het boek losgelaten.
Er heeft een forse ingreep in volgordes plaatsgevonden. Dat heeft te maken met het nevenschikkende karakter van de elementen in het boek. Die volgorde blijkt zo willekeurig als de pest. Als je al die scènes op kaartjes zet kun je ze op 1000 manieren ordenen. Zo willekeurig was het leven van Frits, het maakte allemaal niet zo veel uit, dat was namelijk de essentie van zijn ellende, dat het volstrekt willekeurig was.
Ik heb ook op die manier gedraaid. Dus het verbaasde me niet dat ik in de montage dacht: ja, dit is wel een scène die gedacht is voor oudejaarsmiddag, maar het blijkt ineens veelbetekenender te zijn vlak voor hij naar Bep gaat, ik noem maar wat. Soms blijkt dat iets een emotionele betekenisinhoud heeft die op een heel andere plaats in de film thuishoort en die associatief op een andere plek in de film beter te rij men valt. Dat is de oorzaak van het feit dat het materiaal zo door elkaar gehusseld is. Niet omdat het niet goed was maar omdat het lagen bleek te bevatten, die ik niet had vermoed. Wat voorop staat is dat het de kijker duidelijk wordt wat er aan de hand is met Frits, dat ik een helder verhaal vertel.
Ik heb in het stadium van de montage nog echt grote ingrepen gepleegd, de scènevolgorde omgegooid om een bepaalde thematische lijn te versterken. Pas tijdens de montage ontdekte ik hoe belangrijk het laatste hoofdstuk was, dat daar het cruciale moment zit van het verhaal, namelijk het moment dat Frits op oudejaarsavond kontakt probeert te leggen met zijn ouders. Die ontembare drift om het te zeggen en de verstikking die volgt als dat niet lukt. En omdat hij het niet tegen zijn vader kan zeggen, richt hij zich in godsnaam maar tot de anonieme lezer. Dat moment gaf mij aan wat de - dunne - dramatische lijn was die de film moest dragen.
Daarom begint de film met die scène, Frits stormt op oudejaarsavond de huiskamer binnen, wil iets zeggen tegen zijn vader maar dat lukt niet, en in plaats daarvan zegt hij: ‘Vader, alleen mensen kunnen zingen. Dat is verwonderlijk.’
Het loopt uit op een mislukking. Die eerste scène, zo blijkt al snel, is een droom, of een nachtmerrie, in ieder geval geeft het aan wat Frits bezighoudt, in die scène moet zijn diepe benauwdheid voor de confrontatie met zijn vader en het onvermogen met die man te communiceren voelbaar worden. Aan het eind van de film, als de oudejaarsavond echt aanbreekt, komt die scène terug - maar op zo'n manier dat je als kijker twijfelt: is dit nou droom of werkelijkheid. Dat is trouwens een basisgegeven van de film, dat droom en werkelijkheid wat door elkaar lopen.
Hoewel u, zo blijkt uit het scenario, oorspronkelijk van plan was de film op een traditionele manier te laten eindigen met de monoloog van Frits en vervolgens een Frits die zijn pen op het papier zet en gaat schrijven aan De Avonden, bent u ook daar op teruggekomen.
Dat idee voor het einde is tijdens het draaien gewijzigd. Ik blijf nu inhoudelijk nog heel dicht bij het einde van het boek, maar geef er een draai aan, die in het licht van de rest van de film goed te begrijpen is; het is een interpretatie van wat ik denk te begrijpen van het wezen van Frits van Egters, van wat hij wil, zijn relatie tot zijn ouders is daarin heel fundamenteel. Om dat duidelijk te maken opent de film nu met een shot van een Egyptisch Isis-beeld, een moederfiguur die haar kind de borst geeft, daarmee geef je al aan: we gaan een heel oud verhaal vertellen, namelijk over een jongen die er niet overheen kan komen dat hij niet meer zo dicht bij z'n ouders is, dat vind ik een heel wezenlijk gegeven van het boek en ook van het latere werk van Reve, waarin de moeder-zoon verhouding voortdurend terugkeert.
Dan over het einde: na het mislukte contact zoeken met zijn vader gaat Frits nog even de straat op, dan volgt de beroemde slotmonoloog die eindigt met ...ik beweeg dus ik leef... Hij kruipt in bed en valt in slaap. Dan hoor je de stem van zijn moeder die ‘Fri-hits’ roept, en vervolgens verschijnen in een prachtig visioen, heel ontspannen en op hun mooist gekleed, zijn ouders. Zijn moeder zegt: ‘Frits, het is gezien’, en vader zegt: ‘Ja jongen, het is niet onopgemerkt gebleven’. Hij denkt het natuurlijk zelf, maar in die droom laat hij het zijn ouders zeggen. En dan beweegt het beeld van zijn ontroerend glimlachende ouders naar Frits, die aangekleed aan zijn bureau zit en de pen op papier zet. En dan vriest het beeld.
En begint het gesodemieter. Er zullen zonder twijfel Reve-adepten opstaan die vinden dat u een nationaal monument beklad heeft.
Dat zal ongetwijfeld, ja. Maar wat heb ik aan objectiviteit te verwachten van mensen die
| |
| |
vooraf al roepen dat het een mislukking zal worden? Iemand met een dergelijke instelling zal altijd een mislukte film zien, hoe goed die ook is. Ik denk dat het een hele goeie film is geworden. De reacties op de ruwe versie waren buitengewoon positief. Ik verwacht en hoop dat er tegenover die paar sceptici een grote tegenstroom zal ontstaan van mensen die het een goeie film vinden. Ik heb zelf het gevoel, meer dan bij mijn vorige films, dat ik iets echt goeds heb gemaakt, god geve dat ik me niet vergis.
Niet alleen het einde van de film zal aanleiding geven tot de klassieke het-boek-is-beter-dan-de-film-discussie. Zo komen de vrienden van Frits, en met name Jaap, er nogal bekaaid vanaf.
Ik mag die stukken in het boek ook graag lezen, vooral Jaap is erg leuk om wat hij vertelt, maar als je hem naar de film overbrengt blijkt hij een wat vage, niet zo belangrijke figuur. Het is jammer dat hij in de film weinig tot zijn recht komt, want in het boek vind ik hem enig. Ik heb Louis en Viktor samengevoegd, ook zij zijn als karakters een beetje diffuus. Viktor is daardoor in de film belangrijker geworden dan Jaap. Viktor is de enige persoon in de film met wie Frits een normaal, serieus gesprek voert.
‘Dat blijkt dus nul te zijn’, foto: NOB
Die vrienden spelen wel een belangrijke rol, maar dienen in de film eigenlijk alleen om bepaalde hersenspinsels of driften van Frits te veruiterlijken. Zo heb ik Bep gebruikt om Frits z'n seksualiteit te laten exploireren.
| |
Erotiek
In de roman heeft dat bezoek van Frits aan Bep ook wel een erotische broeierige onderlaag, maar daarvan wordt in het geheel niets uitgesproken, laat staan dat er naar gehandeld wordt. In het scenario lees ik dat Bep na een wat onhandige toenaderingspoging van Frits enkele niet mis te verstane initiatieven ontplooit: ze laat haar bloesje opengevallen, probeert hem te kussen en ze legt zijn hand op haar borst, waarna Frits zich losrukt, enzovoorts. En ook een andere scène met Pim, een vrouwelijke collega van Frits z'n kantoor, heeft in het scenario enkele erotische aspecten.
Zeer erotisch.
En die zijn te zien ook, neem ik aan, die aspecten. Het is natuurlijk makkelijk gezegd: die scènes heeft u nodig om te laten zien wat er in Frits omgaat, maar zijn ze niet vooral toegevoegd om de film publieksgericht visueel aantrekkelijk te maken?
Nee, ik denk niet dat je daar tegenwoordig nog extra kijkers mee trekt. Als ik een scenario schrijf ben ik nog helemaal niet bezig met het publiek, het publiek is ook altijd een afgeleide van mezelf, ik kan alleen maar denken aan waar ik zelf naar wil kijken. Ik wilde
| |
| |
wel eens meemaken dat die jongen met z'n seksualiteit bezig is, dat hij zich afvraagt: ‘hoe zit het met vrouwen, heb ik daar wat mee, wat doe ik ermee’. Dat blijkt dus nul te zijn. Ik herinner me dat ik 17 was en De Avonden las en toen al dacht: hoe zit dat met vrouwen, en dat dacht ik nu bij herlezing weer - dus dat wil ik gewoon laten zien. Frits komt dus bij Bep op visite en raakt onder haar bekoring - en is er vervolgens heel onhandig mee, weet niet goed wat hij moet.
Iets dergelijks geldt voor de fantasie die hij heeft over Pim, die met Wim vrijt. Dat is geënt op wat ik uit het latere oeuvre van Reve ken, het is in principe een zeer Reviaanse scène, toekijken als de verafgode vriend de liefde bedrijft met een ander. Ik moet wel toegeven dat ik op die scène al mijn visuele lusten heb gebotvierd, het is een ontstellend leuke scène geworden. Dat is geen behaagzucht aan het publiek maar aan mezelf, ik vind dat een prettig soort scène om naar te kijken. Ik heb als regisseur de behoefte om die film toch meer te laden met handeling, met een bepaalde heftigheid, omdat er anders alleen maar binnenskamers wordt geneuzeld.
Bovendien moet je je realiseren dat film fundamenteel anders werkt dan literatuur. Als je de roman uit hebt realiseer je je: hé, er stond niets in over Frits en vrouwen - het zal wel zo zijn dat die jongen niks met vrouwen kan. Wil je dat in een film overbrengen dan zul je in een scène moeten laten zien dat het nooit wat zal worden tussen Frits en vrouwen.
En of het allemaal nog niet mooi genoeg is verschijnt er in de film ook nog ene Wim ten tonele, een oud-klasgenoot die oude talen studeert en bij een herenmodezaak werkt, en zich ophangt. Dat is eigenlijk alles wat we over hem te weten komen. Ik kreeg de indruk dat hij alleen wordt opgevoerd opdat er later een zelfmoord kan plaatsvinden in Frits z'n kennissenkring.
Wacht maar af. Het werkt.
Wim spreekt niet erg aan, hij heeft ook een minimale hoeveelheid tekst.
In de film kan één blik meer zeggen dan 10 pagina's dialoog. De plotlijn van Wim die ik heb ingebracht maakt iets voelbaar van Frits z'n hunkering en gevoelens. Frits schrikt van die zelfmoord, en heeft dan even een moment geen afstand tot zijn gevoelens, hij wordt er zich bewust van. De figuur van Wim heeft ook iets met homoseksualiteit te maken. Wim was voor mij in de film onmisbaar - maar ik weet nu al dat daar eindeloos over gepraat gaat worden.
‘Die Wim hoort niet in ons boek’ lijkt me inderdaad een voor de hand liggende reactie van de veelgeplaagde Avonden-adepten. lk vrees dat u voortdurend verantwoording af zult moeten leggen over deze film.
Mijn gevoel zegt: daar heb ik helemaal geen zin in. Kijk maar naar de film en doe er maar mee wat je wilt, zou ik tegen iedereen willen zeggen. De aanwezigheid van Wim heeft te maken met een gevoelskwestie, ik kan niet alles gaan uitleggen.
U kunt zich, neem ik aan, toch wel iets voorstellen bij die onlustgevoelens, net zo goed als het te begrijpen is dat Jehova's getuigen niet bepaald staan te juichen als de Bijbel verfilmd wordt met een dertiende apostel Henk toegevoegd.
De maker van de film heeft recht op z'n intuïtie, z'n eigen interpretatie van het werk. Ik heb iets toegevoegd, maar het boek en het andere werk van Reve bieden daar aanknopingspunten toe.
Heeft Reve zich in enig stadium van de film met de inhoud bemoeid?
Hij heeft het scenario gelezen, mijn laatste versie die uiteindelijk verfilmd is.
En hij heeft het zijn zegen gegeven.
Hij zei: ‘Meneer, ik zal u vertellen, mijn intuïtie zegt mij dat dit een hele mooie film wordt.’ Geen woord over de verschillen met de roman, niks in de trant van ‘vindt u dat personage Wim nou wel nodig’ of ‘zou de erotiek niet wat minder expliciet kunnen’. Hij had iets van: het is een heel ander vak, uw enige opdracht is een goeie film maken, een mooie film, daar gaat 't om, want die mevrouw op de 3e rij heeft twaalf-en-een-halve gulden betaald voor haar kaartje - en denkt u eraan dat u mooie muziek gebruikt.
Hij wilde zich er per se niet mee bemoeien. Hij gaf als voorbeeld dat hij in het scenario van De Vierde Man een passage las over een personage aan het kruis, toevallig ook gespeeld door Thom Hoffman, en die scène ging een beetje ver, maar toen Reve 'm later in de film zag had hij 'm voor geen goud meer willen missen.
| |
| |
Int./huiskamer/nacht
(Lichtelijk verbaasd kijken vader en moeder op, als Frits binnenvliegt.)
Frits: Vader!
Vader: Ja mijn jongen.
(Frits zwijgt. Zijn ademhaling versnelt. Zijn hart bonst bijna uit zijn lichaam.)
Frits: Vader...
Moeder: Gerard, Frits praat tegen je!
Vader: Jaja, dat hoor ik ook wel.
Frits (zacht): Nu kan ik niet meer terug. Vader...
Vader: Ja jongen?
Frits: Vader.......... alleen mensen kunnen zingen. Dat is wonderlijk. Zingen kunnen alleen mensen.
(Frits zucht diep en draait zich naar de radio toe.)
Frits: Ik heb het niet durven zeggen.
Moeder (doorbreiend): Vogels die kunnen toch ook zingen?
Vader: Ja, vogels die zingen heel mooi, zelfs.
Frits: Ik bedoel, vader...
(Hij draait zich weer naar zijn vader. Het duizelt hem.)
Frits: Ik bedoel... begrijp je niet wat ik bedoel?
Vader: Nee, dat alleen mensen kunnen zingen, dat is niet waar. Vogels kunnen ook heel mooi zingen.
(Frits is de kluts kwijt, maar wil het niet laten merken.)
Vader: Toen ik klein was, ging mijn vader, als het zomer werd, vinken vangen. Dat was een heel feest....
(Frits verbergt zijn mond achter zijn hand. Hij luistert niet meer.)
Frits: Ik heb het niet durven zeggen.
Moeder: Is het waar, dat ze die dan ook blind maken?
Vader: Jaja, ze maakten ze blind, dan zongen ze beter. Dat heb ik mijn vader nog wel zien doen... met een gloeiende breinaald brandde hij ze de ogen uit. Blinde vinken.
Moeden: He jasses... Frits let jij op radio. Het is bijna zover.
(Frits kijkt op zijn horloge. Hij draait aan de knop van de radio. We horen de omroeper.)
|
|