Bzzlletin. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| ||||||||
Jana Beranová
| ||||||||
[pagina 107]
| ||||||||
Jaroslav Seifert, in 1985
| ||||||||
[pagina 108]
| ||||||||
Ik ga bewust niet in op de hele levensloop van Seifert - dat heb ik in de bundel En vaarwel! reeds gedaan - maar beperk me tot enkele markantere feiten die ik voor de vuist vertel, want zo doe ik dat het liefst. Seifert was een van de grote krachten achter de liberalisering van de kunsten begin 1968. Tijdens de Russische inval was hij de laatste gekozen voorzitter van de schrijversbond. En toen geleidelijk de censuur weer werd ingesteld, bedankte hij zelf voor de functie. En hij ging gewoon door met schrijven. Waarom werd dan zijn nieuwe bundel, die hij begin jaren '70 klaar had, niet gepubliceerd? Het manuscript bevatte jeugdherinneringen, mijmeringen over het leven en over de liefde - een onderwerp dat tot op zijn sterfdag in januari 1986 in zijn verzen door zal klinken. Wat was er aan de hand? De titel van die bundel luidde De pestzuil. In de middeleeuwen zijn in veel steden barokke beelden opgericht in de hoop de pest te weren of als dank dat de pest voorbij was. De pestzuilen, vaak omringd door een spuitende fontein, waren het symbool van rampen. Vlak bij de Praagse Burcht staat ook zo'n monument en dat was een van de lievelingsplekken van de dichter, die vaak aan de rand van de fontein zat en wegdroomde. De verantwoordelijke staatsuitgever vond die titel maar niets. De pestzuil zou de indruk kunnen wekken van een verkapte aanval op het regime, het belachelijk maken ervan. De gedichten waren goedgekeurd, maar de titel moest worden gewijzigd. Seifert weigerde: óf men accepteerde het manuscript in zijn geheel, óf niet. Dus werd de bundel officieel niet uitgegeven. Maar wel officieus. In Tsjechoslowakije waren ondertussen verschillende samizdatedities opgericht. Teksten van monddood gemaakte schrijvers, filosofen en historici werden daarvoor met veel doorslagen overgetypt. Zo'n boekje werd dan om praktische redenen meestal van een harde kaft voorzien en de auteur schreef er het zinnetje in: overgetypt voor mijn vrienden. Dat was normaal gesproken niet verboden. Je kunt toch een kopie van wat je geschreven hebt aan een vriend geven om te lezen! Zo verscheen dus De pestzuil van Seifert voor het eerst in de zgn. Edice Petlice - de Grendel Editie. Deze samizdat-uitgaven bloeiden enorm. Binnen enkele jaren waren er al meer dan 200 verschillende titels, waarvan een groot aantal naar het Westen is gesmokkeld en bij emigrantenuitgeverijen gepubliceerd. Seiferts bundel ging gretig van de hand. Vooral zijn ode aan de vrouw - Tsjechoslowakije, raakte de ziel van menig landgenoot.
Het ergste ligt achter me,
denk ik soms, ik ben al oud.
Het ergste ligt voor me,
ik leef nog.
Maar wilt u het met alle geweld weten:
ik was gelukkig.
Soms een hele dag, soms hele uren,
soms maar een paar minuten.
De liefde bleef ik altijd trouw.
En als vrouwenarmen meer zijn dan vleugels
wat zijn dan hun benen?
Graag beproefde ik hun kracht
die teder is als ze je omklemmen.
Laat die knieën maar mijn hoofd
vermorzelen. Ja, ik wil!
Sluit ik mijn ogen in deze omhelzing,
dan is mijn hoofd niet zo dronken
en bonst het niet zo waanzinnig
in mijn slapen.
Maar waarom ogen sluiten?
Met open ogen
trok ik door dit land.
Een prachtvrouw - dat is buiten kijf.
Misschien wel grootser dan
al mijn liefdes samen
en haar omhelzing duurde mijn leven lang.
Toen ik honger had,
at ik bijna dagelijks
de woorden van haar liederen.
Zij die weggingen
en naar alle windstreken zijn weggewaaid
zullen het wel weten:
de wereld is verschrikkelijk.
Je geeft noch krijgt liefde
Wij hebben tenminste lief.
Laat haar knieën maar mijn hoofd
vermorzelen!
Erotiek en poëzie lijken voor Seifert de middelen bij uitstek om zich staande te houden en de ‘pest’ van de politiek te weren. De pestzuil spant een boog tussen zijn jeugd, zijn ouder worden en het steeds veranderende leven, terwijl de geschiedenis zich eigenlijk herhaalt. De gedichten zijn onmiskenbaar ondubbelzinnig. Hoewel de volgende regels door enkele | ||||||||
[pagina 109]
| ||||||||
westerse journalisten prompt als politiek getint zijn geïnterpreteerd, ondanks de uitdrukkelijke verzekering van de dichter dat hij alleen het uitzicht beschreef, toen hij in het ziekenhuis lag. Zijn raam keek uit op het lijkenhuisje.
Laat u vooral niet wijsmaken
dat de pest niet meer bestaat.
Veel lijkkisten heb ik al zien
rijden door deze stadspoort
en er zijn meer poorten.
De pest raast nog steeds maar artsen
geven de ziekte blijkbaar andere namen
om paniek te voorkomen.
Ondanks het feit dat De pestzuil als zijn afscheid was bedoeld - het laatste gedicht heet En vaarwel, waaraan de titel van de Nederlandse uitgave van Seiferts werk is ontleend en eindigt met de woorden Mijn verzen waren soms verschrikkelijk dwaas/maar daarvoor verontschuldig ik me niet./Ik geloof dat het zoeken naar mooie woorden/beter is dan doden en moorden - circuleert in 1979 een nieuwe bundel in binnen- en buitenland. Uiteraard weer eerst officieus. De dichter ondertekende namelijk Charta '77, waarin de Tsjechische regering werd opgeroepen de akkoorden van Helsinki over de mensenrechten na te leven. Maar wonder boven: heel snel na de publikatie in München volgt een officiële uitgave in ČSSR. De nieuwe dichtbundel heet Paraplu van Piccadilly, poëzie vol milde humor, maar ook een bijzondere manier om over de dood te schrijven en na te denken. Want, zoals hij in een van zijn verzen zegt: De dood weren kan natuurlijk niemand/maar niemand hoeft/wanhopig ongewapend/voor de dood te staan./Alleen zo kan men zijn minachting uitspreken/en de dood vernederen./En daar gaat het om. Ook deze titel verdient enige toelichting. Daarvoor citeer ik een fragment uit het lange, gelijknamige gedicht:
Wie met liefde geen raad weet
moest eens verliefd raken op
bij voorbeeld de Engelse koningin.
Waarom niet?
Haar gezicht staat op elke postzegel
van het stokoude koninkrijk.
Maar als je haar vraagt
om een afspraak in Hyde Park,
kun je er vergif op innemen
dat je vergeefs zult wachten.
Ben je een beetje verstandig,
dan zul je wijselijk zeggen:
Wel ja, dat is ook zo,
in Hyde Park regent het vandaag.
Toen mijn zoon uit Engeland terugkeerde
kocht hij voor mij in London op Piccadilly
een zondagse paraplu.
Zo nodig
heb ik nu boven mijn hoofd
een eigen kleine hemel,
zwart, dat is waar,
maar ook door de strak gespannen draden
kan Gods genade stromen
als elektriciteit.
Het tweede fragment, voor Seifert een pure constatering, zonder enige pathos, zal misschien een kleine schok teweegbrengen. Bij sommigen misschien de schok der herkenning.
Mijn hele leven verlangde ik naar vrijheid,
Eindelijk ontdekte ik de deur
naar haar toe.
Het is de dood!
Een schok temeer als je beseft dat deze regels twee jaar later bijna letterlijk zouden zijn uitgekomen. Seifert kreeg bij zijn 80ste verjaardag in 1981 gelukwensen van de Tsjechische premier die hem zag als een soort rots in de branding, waar men uiteindelijk toch niet omheen kon: hij droeg niet alleen al vanaf 1966 de titel Nationaal kunstenaar, de hoogste onderscheiding waarmee in Tsjechoslowakije een kunstenaar kan worden geëerd, maar was onbetwist de populairste dichter en zijn poëzie verkocht in het buitenland in grote oplagen. Dat was de regering een doorn in het oog en ze wilde vrede sluiten. Alleen voegde de premier bij zijn gelukwensen nog een ander verzoek, namelijk dat Seifert zijn handtekening onder Charta '77 zou intrekken. De dichter, wiens gezondheid al lange tijd te wensen overliet, kreeg kort daarop een tweede hartaanval. Seiferts oude werk, zowel zijn proletarische poëzie uit de beginperiode als zijn poëzie die hij tijdens de Duitse bezetting schreef, wordt wel officieel herdrukt. Alleen zijn experimenteel poëtisme (geïnspireerd door het Franse surrealisme) uit de jaren '20 laat de regering links liggen. Seiferts bundel Op TSF-golven | ||||||||
[pagina 110]
| ||||||||
bijvoorbeeld (TSF = Telégrafie Sans Fil, draadloze telegrafie). Want het Tsjechische poëtisme schiep destijds een nieuwe dimensie van innerlijke vrijheid.
Omslag van ‘Op TSF-golven
Tijdens de Duitse bezetting bezong Seifert de hoop en de smart van het Tsjechische volk en hij was daardoor een enorme morele steun. Maar ook decennia na dato blijft de Tweede Wereldoorlog hem intrigeren en associatieve beelden oproepen:
Wees gerust, al het kwaad
keert weer tot kwaad.
Ook de wolf is slecht, en zeker de mens.
Dicht bij ons werd een huis uitgemoord.
In de geschrokken ramen
zat afschuw.
Maar al gauw hing men daar nieuwe gordijnen
en omrandde het pad met violen.
Vervloekte violen!
In de vesting van Terezín
waren de bloemperken vol
en hun verbaasde oogjes
volgden de laarzen.
Arme violen treft geen blaam!
Terezín, in het Duits Theresienstadt genoemd, is een vesting ten noorden van Praag, door de nazi's tot een concentratiekamp gemaakt. In de Paraplu van Piccadilly verweeft Seifert flash backs uit de oorlog met onze christelijkjoodse geschiedenis. De mens is immers onlosmakelijk met zijn verleden verbonden. Dat levert Verloren Paradijs op, een lang vers van merkwaardige tegenstellingen, zoals wellicht het leven zelf.
Jaroslav Seifert, in de jaren '20
De herinnering begint op het oude joodse kerkhof dat een waar boeket is van grijze stenen/betreden door de tijd. Het oude joodse kerkhof dateert uit de eerste helft van de vijftiende eeuw en is niet alleen voor buitenlanders een bezienswaardigheid. Ook Pragers vertoeven daar graag. De schoonheid ervan ligt vooral in de door de eeuwen heen ontstane beeldengroepen van de twaalfduizend grafstenen. Op sommige plekken liggen er zelfs tot twaalf lagen boven elkaar, want in een bepaalde periode kregen de joden geen toestemming voor meer ruimte. Interessante episode uit het leven van de gestorvene, familiesymbolen en symbolen van de bijbelse namen sieren de meeste zerken. Seifert vervlocht de oude geschiedenis met die van deze eeuw. Een fragment uit het gedicht: | ||||||||
[pagina 111]
| ||||||||
Ada is het Ornament en Orpa
is de Ree,
Naomi is de Welgevallige
en Michal is de Beek.
Abigail is de Bron van blijdschap.
Maar als ik bedenk
hoe machteloos we toekeken
bij het wegslepen van de joden
met hun huilende kinderen,
huiver ik nu nog van ontzetting
en lopen de koude rillingen me over de rug.
Jemima is de Duif en Thamar
is de Palmboom.
Tirza is de Bevallige
en Zilpa de Vallende druppel.
God wat is dat mooi!
De hel was al min of meer losgebroken,
maar niemand durfde het wapen
van die moordenaars weg te rukken.
Alsof we afkerig waren
van elk beetje menselijkheid.
De naam Jecholia betekent:
de Heer is almachtig.
Maar hun gefronste god
keek achter het prikkeldraad
en stak geen vinger uit.
Delila is de Lieflijke, Rachel
is het Ooilam,
Debora is de Bij
en Esther de Heldere ster.
Je borst
is net 'n appel uit Australië
Je borsten
zijn net 2 appels uit Australië -
wat houd ik van dit telraam der liefde! -
| ||||||||
[pagina 112]
| ||||||||
Ter gelegenheid van Seiferts 80ste verjaardag verschijnen Seiferts memoires Al de schoonheid van de wereld. Eerst in het buitenland en twee jaar daarna in zijn vaderland. Het boek bevat een schat aan informatie over Praag en het Praags cultureel leven. En over veel kunstenaars, die Seifert al vanaf zijn prille jeugd persoonlijk heeft gekend. Hij was in de jaren '20 een van de oprichters van de avangardistische kunstenaarsbond Devětsil (Negen krachten = negen muzen). En zoals ik al in het begin zei, was hij in de periode 67/68 een van de stuwende krachten achter de liberalisering van de kunsten. Er is nog een derde link met de kunst: In Tsjechoslowakije worden vrijwel alle poëziebundels verlucht door een bekende kunstenaar. Vormgeving en grafische kunst staan op een hoog peil. Op de Internationale Buchmesse in Frankfurt valt Tsjechoslowakije dan ook bijna elk jaar in de prijzen op de tentoonstelling van het mooiste boek. Kunstenaar verlucht een gedicht. Dichter schrijft een vers bij een kunstwerk. Of over een kunstenaar. Ook Seifert heeft dat vaak gedaan. Nog onlangs vertaalde ik voor een Hollandse kennis van een moderne Tsjechische kunstschilder een door Seifert speciaal voor hem geschreven lang vers:
Bij de kunstschilder Vladimír Komárek
Onderweg riep ik in het vogelgerucht:
Leve de schilderkunst!
Die duizeling van ogen,
eeuwige onrust van bloed.
Verlegen klop ik, de deur staat open.
Allereerst zie ik het bekende mandje.
Kleur roze.
De schilder heeft daarin ooit geschilderd
een half dozijn geslachte duifjes.
Maar in zijn raam wappert kant,
afgescheurd van de Eiffeltoren.
Leve Parijs! zei ik bij mezelf.
Die stad stort beeld na beeld,
kersvers,
net als de bijenkoningin haar eitjes
na de huwelijksrei.
Slaapt Parijs dan nooit?
De zoemende korf is een waterval
vanuit de verte.
Hier heerst rust. Vleermuisstilte
hangt met klauwtjes aan de vier muren,
het hoofd naar beneden.
Alleen de oude kast kraakt af en toe
en verlangt naar vroeger.
Maar de schilder vertelt al.
- Stel dat ik een naakt teken
en bij het doek wacht een vrouw
zoals in de spreekkamer een patiënte
op zilveren acupunctuur naalden.
Dan schilder ik misschien nog liever
het stille verdriet der dingen
die me hier omringen
dan de warme meisjeshuid
in wier zoete schaduwen
lente haar begerige ogen doopt
als in een vijver.
- In de omtrek der dingen die ik bekijk
schilder ik
wat de ogen niet zien.
Dat is kunst.
- Maar een visser wrijft uit levende vissen
doorschijnende kuit,
zo ook dwing ik uit dingen, desnoods met geweld, tranen.
Dat is poëzie!
Al op het punt van vertrek,
het was bijna avond,
vroeg ik Vladimír Komárek
me de weg de wijzen
uit zijn pastellandschappen
naar het busstation.
- De trappen af,
de brug over,
hooguit tot de helft,
tot bij de bomenwolkjes.
En wie houdt van duivengrijs
staat voor de Notre-Dame.Ga naar eindnoot**
Tot slot nog dit. Ik vertelde hoofdzakelijk over de periode 1968 tot nu. Ondanks de Perestrojka is er in Tsjechoslowakije nog niet veel veranderd. Kortgeleden was oud-minister Max van der Stoel in Praag. Charta '77 wilde een kleine conferentie houden, maar daar werd door autoriteiten een stokje voor gestoken. En terwijl ik nu mijn verhaal van het cassettebandje uitwerk, worden in Praag betogingen ter herinnering aan de zelfverbranding van Jan Palach twintig jaar geleden uit elkaar geknuppeld. Een televisiebeeld. In lan- | ||||||||
[pagina 113]
| ||||||||
den, die door politieke rampen worden geteisterd, heeft de dichter vaak een profetische blik. En zoals Seifert altijd al de dingen bij de naam heeft genoemd, schrijft hij in de zomer van 1968, nog vóór de Russische inval, deze ware woorden:
Ik wilde in dat tumult
een paar onthutsende woorden uitspuwen.
Opdat iemands hand de angst weg zal vagen
van mensenogen die wachten,
want ik geloof dat nu de tijd is gekomen
om een moord recht in het gezicht te zeggen:
Je bent moord.
Laagheid, ook met een lauwerkrans,
blijft laagheid,
leugen blijft leugen, zoals vanouds.
En een pistool in de hand
zal nooit meer
een onschuldige deur openen.
Maar ik wilde te veel
in deze eeuw en in dit land,
waar de bloeiende boom van zinsbegoocheling
snel verandert in zand.
In januari 1986 sloot Seifert voorgoed de ogen. Maar niet de mond. Zijn poëzie, met haar harmonie en haar natuurlijke levenswijsheid, blijft voor velen een stukje vrijheid in een wereld vol knechting.
|
|