| |
| |
| |
Jana Beranová
De groteske glimlach van de geschiedenis
Over Milan Kundera en zijn werk
Tot het uiterste van twijfels
tot het uiterste van hoop
tot het uiterste van hartstocht
tot het uiterste van wanhoop
Pas dan bij elkaar tellen
dat de optelsom van je leven
Dat je als een kind eeuwig
in kleine getallen blijft steken
altijd tot het uiterste gaan
‘Er lag een bundeltje van 5 × 8 cm op de boekenplank. Bij een landgenote van me, regisseuse, die ik met een Nederlandse toneeltekst had geholpen. Ik nam het van de plank, bekeek de titel Monology (Monologen), sloeg het vervolgens nieuwsgierig open en vergat de wereld. Opgekruld in een stoel in de hoek van de kamer tot mijn ogen brandden, mijn nek verkrampt raakte en mijn hoofd tolde.
Die liefde begon in januari 1976.’
Zo begin ik mijn nawoord bij een selectie van Kundera's poëzie, in het Nederlands gebundeld onder de titel De dood zal me omhelzen bij de jasmijn - een regel uit een van de gedichten. Wat boeide me dan zo? De gedichten zijn geschreven op het klassieke thema liefde en dood, maar dan vanuit het oogpunt van de permanente mislukking, een extreme schipbreuk van alle betrokkenen in hun onmacht om elkaar te bereiken. Een rode draad die in Kundera's latere boeken een nog veel belangrijker rol zou spelen. In Tsjechoslowakije veroorzaakten de Monologen een ware golf van verontwaardiging bij de critici, want gedichten over communicatiestoornissen pasten niet in een klimaat van verplicht optimisme (zelfspot was helemaal uit den boze) en van heilige liefde tussen socialistische helden en heldinnen, met lachende kinderen die een stralende toekomst tegemoet rennen. Een voorbeeld dat later als het prototype van kitsch wordt aangehaald. Bij mij veroorzaakten de Monologen honger naar meer. Toen ik in datzelfde jaar - 1976 - enkele gedichten vertaalde en op blauw gehamerd papier in een cahier bundelde, kende in Nederland vrijwel niemand de naam van Milan Kundera. En nu hij internationale faam geniet als romancier en essayist, wisten tot voor kort slechts weinigen dat hij in de jaren vijftig zijn schrijversloopbaan begon als dichter. Na twee dichtbundels en een lang poëem wilde hij daar zelf trouwens ook weinig meer van weten.
In De grap hekelt hij de ‘lyrische leeftijd’ als een toestand, waarin de mens nog alle energie nodig heeft om zichzelf te ontraadselen. In Het leven is elders noemt hij lyriek een gebied waarop alle bewering waarheid wordt. Maar Kundera wilde juist het bestaan onderzoeken. Zijn generatie (Kundera is geboren op 1 april 1929) werd volwassen onder het stalinisme dat gebaseerd was op grootse, humanistische motieven, maar na verloop van tijd alle idealen en deugden juist in hun tegendeel veranderde: liefde voor de mens in wreedheid, liefde voor de waarheid in verklikkerspraktijken enzovoorts, enzovoorts. Dat schiep een situatie van totale twijfel, want alle zekerheden waren weggevallen. En juist deze totale twijfel veranderde de wereld in vragen. Alle existentiële waarden moesten opnieuw worden onderzocht, men moest ook in deze scepsis ‘tot het uiterste gaan’, zegt Kundera in 1967 in een interview met de Tsjechische literaire historicus Antonín Liehm. Poëzie was hiervoor niet toereikend. De schrijver wil ‘het menselijk leven onderzoeken in de val die de wereld geworden is.’ De roman onderzoekt het bestaan in al zijn facetten, en daarvoor is meer
| |
| |
nodig dan een rechtlijnig verhaal. Kundera bewondert Broch en Musil om het essayistische karakter, waarmee ze de roman hadden vernieuwd. Ook om het onvoltooide erin. En hij is zeer geporteerd voor de filosofie van Sartre, die zijn volgende stap beïnvloedt.
/ Z rukopisu /
Uit het manuscript De sleutelbezitters met tekeningen van Kundera, waarvan hij later in verschillende variaties olieverfschilderijen zal maken. Op de omslagen van Het leven is elders en Afscheidswals in het Tsjechisch (68 publishers, Toronto) staan twee van Kundera's schilderijen afgebeeld
Kundera verrast zijn publiek door het toneelstuk De sleutelbezitters dat in 1963 in de regie van de bekende Otomar Krejča veel succes boekt en in verschillende landen wordt gespeeld. In deze ‘eenakter in vier visies’ - zoals de auteur zijn toneelstuk aanduidt, confronteert hij een eenzame enkeling met de gesloten cirkel van een leger conformisten, gesymboliseerd door de bezitters van sleutels van hun woning, voor wie persoonlijke zekerheid het hoogste goed is. Het stuk speelt weliswaar tijdens de oorlog, maar heeft duidelijk een veel wijdere strekking. De hoofdfiguur ontkomt uiteindelijk aan de kuddementaliteit van de domme mensen. Wat ons bijblijft is de vraag, onder welke omstandigheden men zich moet verzetten, tegen wie en welke mensen in staat zijn de juiste weg naar vrijheid te zoeken.
Het drama is gebaseerd op twee tegenovergestelde aspecten: het absurdisme van Ionesco (Kundera bewondert Ionesco) en een gevoel voor de geschiedenis. Maar daar waar Ionesco de clichés van de petit-bourgeois uitlacht, deformeert Kundera de taal van zijn personages niet. Hij laat ons heel eenvoudig het contrast voelen tussen de tragische situatie en het domme gepraat die hij zonder commentaar, parallel naast elkaar zet.
De sleutelbezitters wordt in 14 landen gespeeld. Ook in Moskou wordt het stuk uitbundig ontvangen en vele lovende reacties volgen. De verwarring is compleet. Waar Kundera vooral doelde op hen die zich aan het stalinisme conformeerden en elke nieuwe ontwikkeling in de weg stonden uit angst om persoonlijke zekerheden te verliezen, wordt het stuk in Rusland heel anders begrepen. De hoofdfiguur wordt voorgesteld als een held die vecht voor 's lands belang en tegen wie daar de reactionairen worden genoemd. Het lijkt bijna een practical joke.
In ongeveer dezelfde periode schrijft Kundera een serie korte verhalen voor literaire bladen die later worden gebundeld onder de titel Lachwekkende liefdes. Daarin onthult hij de talloze motieven van edele en onedele aard die in de liefde een rol spelen. De ware liefde bestaat slechts uit flitsen en momenten. In deze verhalen draait alles om het spel als middel om aan het keurslijf van de orde te ontkomen. Maar een spel of een grap loopt altijd uit de hand om zich uiteindelijk tegen de bedenker ervan te keren (een thema dat in De grap nog wranger wordt uitgediept). Alle menselijke drijfveren worden hier haast op een kille manier ontleed, elke situatie eindigt met de keerzijde van de medaille. Als een verliefd stel een weekje met vakantie gaat, maar ook in die week niet aan de partij-controle kan ontkomen, begint het meisje te spelen dat ze als liftster bij een vreemde man in de auto is
| |
| |
gestapt. Tijdens het liften verleiden ze elkaar en veranderen niet alleen de richting van hun reis, maar ook die van hun relatie. Ze raken zo verstrikt in het mechanisme van het spel dat ze hun eigen identiteit verliezen en figuranten worden in een hun onbekend toneelstuk. Ook de klassieke personages Tristan en Don Juan worden in enkele verhalen volledig ontmythologiseerd en veranderen in hun tegendeel.
De jaren zestig staan in het teken van een eindelijk niet meer te stuiten destalinisatie. ‘Het was een vrolijke tijd,’ zegt Kundera zelf, ‘want als een regime van binnenuit instort, heerst er voor de burgers meestal een aangename sfeer waarin - vanwege het uiteenvallende landsbestuur - veel mogelijk is.’
Dank zij deze destalinisatie kon dan ook in 1967 Kundera's eerste roman verschijnen, De grap, waarmee hij op slag beroemd werd. In Tsjechoslowakije werden er ruim honderdduizend exemplaren van verkocht en het boek werd in dertig talen vertaald. Behalve in het Nederlands, want de uitgevers alhier waren toen maar matig geïnteresseerd in de Tsjechische moderne literatuur.
Kundera grijpt in zijn roman weer terug naar de jaren vijftig, maar niet met de bedoeling om historische feiten over het stalinisme te onthullen. Die periode intrigeert hem vanwege de eigenzinnige experimenten die de geschiedenis met de mens uithaalde. En vanwege zijn superieure spotvogel-mentaliteit, die de enige redmiddel is uit een beklemmende situatie. En hierin zit de volgende literaire inval van de schrijver: de geschiedenis is nooit het terrein geweest voor een komedie, maar plotseling, vanuit een bepaalde invalshoek, wordt de geschiedenis lachwekkend. De mens als object van de historie.
Het boek ligt sinds december in de boekhandel en het verhaal is ondertussen bekend. In het kort komt het er hierop neer: Ludvík, een jonge, veelbelovende student, stuurt zijn communistisch orthodoxe vriendinnetje een briefkaart met de tekst: ‘Optimisme is opium van het volk. 'n Gezonde geest riekt naar domheid. Leve Trotski.’ Het is een pure grap, bedoeld om haar te kwetsen, omdat ze naar een cursus voor politieke scholing is gegaan in plaats van de vakantie met hem in Praag door te brengen. De kaart wordt onderschept, Ludvík wordt van de universiteit getrapt en moet als soldaat vijf jaar in de kolenmijnen werken. Wanneer hij terugkeert, verleidt hij vijftien jaar na dato bij wijze van een wraakzuchtige grap de vrouw van de man, die hem toen als partijvoorzitter van de studentenbond zo wreed had veroordeeld. En wat blijkt? De man zat allang op een misstap van zijn vrouw te wachten om zijn vrijheid te herkrijgen. Dezelfde omkering van het spel, maar deze keer verteld door vier personages in een strakke, bijna mathematische indeling. Driekwart van het boek bestaat uit monologen, terwijl de meest intrigerende personage, het meisje Lucie met wie Ludvík in zijn diensttijd een pijnlijke liefde beleeft, alleen door de overige personages stukje bij beetje wordt belicht. In De grap introduceert Kundera een specifieke structuur van zeven afgeronde delen, die als in een muziekcompositie in lengte en vertelsnelheid wisselen. Al zijn latere romans zullen varianten blijken van deze zelfde, op het getal zeven gebaseerde architectuur. Door middel van verschillende personages belicht hij een aantal thema's die hij tot een eenheid smeedt. Hij noemt dat de romaneske polyfonie.
Kundera betrad de wereld van de kunst door de deur van de muziek en hij is daar zeer door beïnvloed. Hij studeerde piano aan het conservatorium waar zijn vader, pupil van de vermaarde componist Leoš Janáček, doceerde. Ook Kundera is een groot bewonderaar van Janáček, die in zijn composities steeds meerdere thema's naast elkaar zette.
Een thema betekent voor Kundera een existentiële vraagstelling (zie de Kunst van de roman).
Na augustus 1968 wordt Kundera uit de Schrijversbond gestoten. Als een hommage aan Diderot schrijft hij voor zijn persoonlijke genoegen het toneelstuk Jacques en zijn meester, waarin hij drie liefdesgeschiedenissen met elkaar vermengt door deze techniek van de polyfonie. Het stuk kan slechts in typoscript onder vertrouwd publiek worden verspreid en zal pas in 1981 in Parijs zijn première beleven. Kundera blijft zes jaar lang zonder werk, wat hij ook probeert. Hij wilde zelfs taxichauffeur worden om aan de kost te komen, maar ook dat is hem slechts gedurende twee etmalen gelukt. Door bemiddeling van een goede kennis maakt hij onder een pseudoniem horoscopen voor een geïllustreerd weekblad voor de jeugd; hij maakt op verzoek - nog steeds onder een pseudoniem - een horoscoop voor een bekende communistische functionaris en laat zich daar heel goed voor betalen: in plaats van het geboden honderdje vraagt hij duizend kronen. Daarmee maakt hij gebruik van het
| |
| |
feit dat een marxist er niet openlijk voor kan uitkomen in waarzeggerij te geloven - totdat dit grapje uit zelfbehoud zich tegen Kundera keert en zijn identiteit lekt uit. Het paradoxale is dat ondanks de moeilijkheden - of moeten we zeggen: dank zij - Kundera zich naar zijn eigen zeggen in die periode uitstekend kon concentreren. Toen in oktober 1981 zijn roman Het boek van de lach en de vergetelheid in Nederlandse vertaling in het Maison Descartes in Amsterdam aan de pers werd voorgesteld, zei hij schertsend: ‘Ik denk met nostalgie aan de Russische inval. Excuseer me. Excuseer me. Want toen schreef ik Het leven is elders.’
Milan Kundera
En zo zijn we beland bij een van zijn meest opvallende romans. Het leven is elders - de titel is ontleend aan een leus die in 1968 op de muren van de Sorbonne was gekalkt - is het laatste boek dat Kundera in Tsjechoslowakije voltooide in 1970, maar dat pas voor het eerst in Frankrijk kon worden gepubliceerd. Dat gebeurt in 1973 en Kundera valt de prijs voor de beste buitenlandse roman te beurt, de prix Médicis. Een jaar later krijgt hij - op aandringen van de universiteit in Rennes - een uitreisvisum voor een jaar om daar als gastdocent colleges te geven in vergelijkende literatuur. Hij besluit niet meer naar Tsjechoslowakije terug te gaan. Sinds die tijd leeft Kundera met zijn vrouw Věra in Frankrijk en in het najaar van 1981 bood de Franse president Mitterrand hem de Franse nationaliteit aan.
Het leven is elders vertelt over een verstikkende moeder-en-zoonrelatie. Het is het cynisch-ironische relaas van de opkomst en ondergang van het moederskindje Jaromil dat bij zijn geboorte al tot dichter werd uitgeroepen en dat onmachtig is de liefde anders te bedrijven dan in de pseudo-lyriek die hij schrijft. De moeder controleert alles, hoe haar zoon op- | |
| |
groeit, hoe zijn dichterschap zich ontwikkelt, ze legt zelfs elke dag zijn ondergoed klaar, lelijke onderbroeken met wijde pijpen die Jaromil verafschuwt, maar waaraan hij niet kan ontkomen. De moeder is sterk vergelijkbaar met de ijzeren greep die de Tsjechoslowaakse staat op de kunstenaars heeft. En kunst in de eigenlijke betekenis van het woord kan nooit functioneren in dienst van welke ideologie ook.
Jaromils kansen op een vrije ontwikkeling worden steeds kleiner. Alleen in zijn droomwereld maakt hij zich waar - in zijn dubbelganger Xaver. De twee verhalen lopen naast elkaar, want de schrijver streeft niet naar een fusie tussen droom en werkelijkheid, maar naar een confrontatie van die twee. Jaromil droomt van een heldendood in vlammen. De dood als een boodschap. Maar zijn dromen staan in schril contrast met wat hij werkelijk doet; hij vlucht namelijk in een steeds radicaler gedrag en verklikt uit jaloezie het enige vriendinnetje met wie hij vrijt aan de veiligheidsdienst.
Niets is absoluut, zegt Kundera, en al degene die zich aan het absolute wijden - een bezitterige moeder, een roemzieke dichter, een machtzieke Stalin vernietigen de existentiële waarden en uiteindelijk zichzelf.
De tijd vloeit door het boek omgekeerd evenredig met het werkelijke leven: hij vertraagt zich. Het eerste deel omvatte vijftien jaar van Jaromils leven, de tweede helft van het boek omvat minder dan één jaar.
De dood ligt op de loer en heeft haar eigen semantiek. Het eigenlijke verhaal wordt onderbroken door korte filosofische bespiegelingen.
Magister Johannes Hus en Giordano Bruno konden onmogelijk door het zwaard of door de strop hun levenseinde vinden, doch alleen op de brandstapel. Hun leven veranderde in signaalvuur, in het licht van een vuurtoren, in een fakkel, brandend door de eeuwen heen; want het lichaam is tijdelijk en de gedachte eeuwig, en het trillende wezen van de vlam is het beeld van de gedachte. Jan Palach, die zich twintig jaar na Jaromils dood op een plein in Praag met benzine overgoot en in brand stak, had als drenkeling het geweten van het volk niet wakker kunnen schreeuwen.
Ophelia daarentegen is ondenkbaar in vlammen en zij moest verdrinken, want de diepte van het water is hetzelfde als de diepte in de mens; water is het doodselement van hen die zich in zichzelf verloren hebben: in hun liefde, in hun gevoel, in hun waanzin, in hun spiegels en draaikolken; in het water eindigen meisjes uit volksliedjes, meisjes wier geliefde niet terugkwam uit de oorlog; in het water sprong Harriet Shelley; in de Seine verdronk Paul Celan.
Terug naar Jaromil. Zoals hij zijn geliefde verraadt, zo verraadt hij óók zijn kunstenaarschap. Scherp, maar ook poëtisch schetst Kundera hoe de eerst avantgardistische dichter als een blad aan een boom omdraait wanneer Stalin het socialistische realisme voorschrijft en hoe de veiligheidsdienst, waaraan hij zijn geliefde heeft uitgeleverd, een grote rol speelt in zijn nieuwe plotselinge carrière. Een dichterlijk optreden voor een groep politieagenten maakt Jaromil beroemd. Maar wordt hem ook noodlottig. De geschiedenis en de mens als object van die geschiedenis komt weer om de hoek kijken. Jaromil maakt daar kennis met een mooie cineaste die een film over hem zou maken. Maar op haar feestje, kort nadat zijn rooie vriendinnetje werd gearresteerd, wordt hij uitgelachen om zijn grootspraak, waarmee hij een kunstschilder die hij vroeger bewonderde en van wie hij les had, nu van decadentie beticht - iets dat met zoveel kunstenaars (onder andere de dichter Vladimír Holan) in Tsjechoslowakije in de jaren vijftig gebeurde. Jaromil wordt op het balkon gezet en een andere man vrijt met de cineaste. En in plaats van als een held in gloed en vuur te sterven, sterft Jaromil aan een longontsteking. Een grap van het lot?
De volgende roman Afscheidswals is een regelrechte thriller, verdeeld in vijf dagen. De verpleegster Růžena in een kuuroord beeldt zich in dat ze zwanger is geworden door een slippertje met een beroemde trompettist, en ze meent daarin een mogelijkheid te zien zich te bevrijden van haar provinciaals milieu. Al snel blijkt dat de vrijheid waarnaar ze verlangt niet bestaat. De trompettist is geestelijk een gevangene van zijn jaloerse echtgenote. Terwijl beide personages hun spel van bedrog spelen, worden beide onderwerpen - ongewild vaderschap en gewild moederschap - totaal oncontroleerbare krachten die het leven van iedereen in het boek gaan beheersen.
De mensen die de auteur beschrijft bedienen zich van alle mogelijke en fantastische middelen om hun eigen lot te manipuleren. Terwijl Sartre en Malraux in hun romans een reeks stellingen over het menselijke lot ontwikkelen,
| |
| |
stelt Kundera een serie vragen die tot in het konimsche worden doorgetrokken. Bij voorbeeld zoals dr. Škréta het algemene welzijn dient door de zogenaamd onvruchtbare vrouwen, die voor genezing naar het kuuroord zijn gekomen, heimelijk met injectienaald zijn eigen sperma in te spuiten. Paradoxaal is dat juist deze dokter, die vastbesloten is om zoveel mogelijk leven te schenken, onbewust de oorzaak wordt van de dood van de verpleegster. De personages worden achtervolgd door spijt over verloren kansen. Maar zodra het hen lukt om die kansen te grijpen, blijkt de oorspronkelijke inhoud verdwenen. Alle figuren leven in een klucht waaruit ze niet kunnen ontsnappen. De verpleegster, die haar eigen klucht met een onbeduidend vriendje voor een andere wilde ruilen, sterft. Niet omdat ze aan haar lot is bezweken, maar omdat ze eraan medeplichtig was.
De luchtigheid waarmee Kundera ook de moord in dit boek beschrijft, is geheel in stijl met zijn streven om de uiterste ernst van een vraagstelling te verbinden met de uiterste lichtheid van de vorm. De moord lijkt uiteindelijk triviaal en zonder gewicht. Veel verschrikkelijker lijkt het streven naar orde. In een verlangen de wereld aan hun wil te onderwerpen, proberen gepensioneerden de maatschappij te zuiveren door honden met een soort lasso te vangen en ter dood te veroordelen. De episode is geïnspireerd op een krantebericht dat in een provinciestadje alle honden zouden worden uitgeroeid om vervuiling (en luxe) tegen te gaan. De terreur tegen de bevolking na de Russische inval in 1968 blijkt te zijn voorafgegaan door een officiële afslachting van honden. Jacht op de mens wordt jacht op bevoorrechten. Van de mens die honden bezit tot de mens die boeken leest.
‘Bij de stoep stopte een busje, en erachter een gesloten groene vrachtwagen waaruit gejank en geblaf van honden tot Růžena doordrong. De deur van het busje ging open en een oude man met een rode band om de mouw stapte uit. Růžena keek uitdrukkingsloos en realiseerde zich even niet waarnaar ze keek.
De man schreeuwde een of ander bevel in de richting van het busje en een andere oude man stapte uit; hij had ook een rode band om de mouw en in zijn hand een drie meter lange staak met aan het eind een lus van ijzerdraad. Na hem sprongen nog meer mannen naar buiten en ze stelden zich in een rij voor het busje op. Ze waren allemaal oud, hadden allemaal een rode band om de mouw en hielden allemaal een lange staak met een lus van ijzerdraad aan de punt in de hand. De man die er als eerste was uitgesprongen en geen staak had, gaf bevelen, zodat de oudere heren als een compagnie van merkwaardige speerwerpers een paar maal in de houding van ‘geef acht’ en ‘rust’ gingen staan. Daarna riep de man weer een bevel en de compagnie grijsaards rende het park in. Daar verspreidden ze zich en iedereen holde in een andere richting, sommigen over de paden, anderen dwars over het grasveld. In het park wandelden patiënten van de badplaats, kinderen holden heen en weer, maar nu stonden allen stil en keken met verbazing naar de oude heren die met de staak in de aanval langsstormden. Ook Růžena schrok wakker uit de starheid van haar gepeins en observeerde wat er gaande was. In een van de oude heren herkende ze haar vader en ze bekeek hem met weerzin, maar zonder verbazing.
Bij een berk midden in het grasveld dribbelde een keeshondje. Een van de oude heren rende naar het dier toe en de hond keek hem verbaasd aan. De grijsaard stak de staak naar voren en probeerde de lus over de kop van de hond te schuiven. Maar de staak was lang en de oude armen waren zwak, zodat de grijsaard niet in staat was goed te richten. Het oog van ijzerdraad zwaaide onzeker rond de kop van de hond en het hondje hield het nieuwsgierig in de gaten.
Maar toen kwam er van de andere kant al een tweede gepensioneerde te hulp die sterkere armen had, zodat het hondje eindelijk in de halsband belandde. De grijsaard gaf een ruk aan de staak, de draad sneed in de behaarde hals en het hondje jankte. Beide gepensioneerden lachten en trokken de hond over het grasveld naar de geparkeerde auto's.
Ze trokken de deuren van de vrachtwagen open waaruit een machtige golf van hondegeblaf stroomde; ze gooiden het keeshondje naar binnen.
De Geschiedenis - bij Kundera met hoofdletter geschreven - speelt een grote rol. ‘De geschiedschrijving schrijft de geschiedenis van de samenleving en niet die van de mens. Daarom worden historische gebeurtenissen waarover het in mijn romans gaat, vaak vergeten door de geschiedschrijving.’ zegt Kundera in een interview met Christian Salmon.
Het boek van de lach en de vergetelheid begint meteen al met een stukje historie, ter illustratie
| |
| |
hoe een volk zijn geheugen kan worden ontnomen.
In februari 1948 betrad de communistische leider Klement Gottwald het balkon van een barok paleis in Praag om honderdduizenden burgers toe te spreken, die waren samengestroomd op het Oude Stadsplein. Het was een historisch moment in de geschiedenis van Tsjechoslowakije. Een noodlottig moment dat zich een of tweemaal per eeuw voordoet.
Gottwald was omringd door zijn kameraden en dicht bij hem stond Clementis. Er viel wat sneeuw, het was koud en Gottwald was blootshoofds. De zorgzame Clementis deed zijn bontmuts af en zette deze op het hoofd van Gottwald. De propaganda-afdeling vermenigvuldigde in honderdduizenden exemplaren de foto op het balkon, waarop Gottwald, een beremuts op het hoofd en kameraden aan zijn zijde, het volk toespreekt. Op dat balkon begon de geschiedenis van communistisch Tsjechoslowakije. Elk kind kende die foto van affiches, uit leerboeken en musea.
Vier jaar later werd Clementis beschuldigd van verraad en opgehangen. De propaganda-afdeling schrapte hem ogenblikkelijk uit de geschiedenis en natuurlijk ook van alle foto's. Vanaf die tijd staat Gottwald alleen op het balkon. Daar waar destijds Clementis had gestaan, is slechts de kale muur van het paleis. Van Clementis bleef niets anders over dan de beremuts op het hoofd van Gottwald.
Milan Kundera, tekening: David Levine
Hiermee begon de georganiseerde vergetelheid. President Husák zal in latere jaren honderdvijfenveertig Tsjechische historici uit de universiteiten stoten. Een van hen zei: ‘Volkeren liquideer je zo dat je ze eerst van hun geheugen berooft.’ Dat is iets verschrikkelijks. Het lijdt tot een totale verkinderlijking.
‘Waarom eindigt de hoofdfiguur op een eiland van kinderen?’ vroeg ik Kundera, toen ik een interview met hem maakte voor de Volkskrant naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van het boek. Zijn antwoord luidde: ‘Ik werd jarenlang achtervolgd door een nachtmerrie: midden in een droom belandde ik op een plek waar alleen maar kinderen waren. Het was een waanzinnige hel om als een volwassen en intelligent mens plotseling omringd te worden door naïeve wezentjes zonder geheugen die je als een kind behandelen. En opeens realiseer je je dat een kinderlijke wereld een verschrikking is, in tegenstelling tot de mythologische waarde ervan - een eiland van geluk, leven zonder zorgen als kinderen.’
In het beeld van Kundera is elk totalitair systeem een waanzinnige wereld van kinderen. Europa, eens koningin van de cultuur, lijkt omringd door een wereld die nog niet volwassen is. Terwijl volgens zijn visie juist in het volwassen Europa een verkinderlijking begint: ‘Onze moderne cultuur ondergaat een journalistieke vereenvoudiging, men richt zich meer op de actualiteit dat op de continuïteit. Het geheugen ontbreekt. En dat is precies zoals bij kinderen; kinderen zijn naïef, onschuldig en zonder verleden.’
Het verleden speelt een grote rol. Deze Tamina, die op het eiland van kinderen eindigt, is een emigrante, wier man in het buitenland is overleden. Ze probeert hardnekkig haar dagboeken uit Tsjechoslowakije te krijgen, omdat haar geheugen in de loop van de tijd vervaagt. ‘Vergetelheid is één van de meest schokkende dingen in het leven,’ zegt Kundera in hetzelfde interview.
| |
| |
De andere personages gaan eveneens gebukt onder de last van het verleden en staan voor het dilemma: in hoeverre moet je het verleden blijven koesteren, wanneer het alleen maar schril afsteekt bij het vervreemde heden? Ook de lach, vooral de provocatieve lach fascineert Kundera. In Het boek van de lach en de vergetelheid heeft de duivel de ware lach uitgevonden. Hij spot met dingen die plotseling beroofd zijn van de veronderstelde betekenis, van de plaats die ze in de vermeende orde der dingen hebben gekregen. De duivel wijst op de onzinnigheid, terwijl de engel zich erop verheugt dat op deze wereld alles verstandelijk geregeld, goed bedacht, mooi, rechtschapen en zinvol is.
‘Zo stonden ze daar, de duivel en de engel, met open mond tegenover elkaar, en ze produceerden bijna hetzelfde geluid, alleen drukte elk iets volslagen verschillends uit. En de duivel keek naar de lachende engel en lachte hoe langer hoe meer, hoe beter en oprechter - omdat de lachende engel eindeloos belachelijk was.
Een lach die belachelijk is, dat is een debâcle. Toch hebben de engelen iets bereikt. Ze hebben ons allemaal misleid door hun semantische bedrog. Zowel hun imitatie van de lach als de oorspronkelijke (duivelse) lach wordt met een en hetzelfde woord aangeduid. Mensen realiseren zich vandaag de dag niet meer dat dezelfde uiterlijke vertoning twee totaal tegenovergestelde innerlijke houdingen herbergt. Er bestaan twee soorten lach en we komen een woord te kort om ze te onderscheiden.’
Het is Kundera's duivelse grappigheid die de zere plekken blootlegt.
Het boek bestaat wederom uit zeven delen, maar deze keer zijn het geheel op zichzelf staande verhalen, variaties op dezelfde thema's, die echter ogenschijnlijk weinig met elkaar te maken hebben. De New York Times schreef erover: ‘Men noemt het een roman, hoewel het voor een deel een sprookje, voor een deel een literaire kritiek, voor een deel een politiek traktaat, voor een deel musicologie en voor een deel autobiografie is.’
Naast de vergetelheid dus de lach, de engelen, de grens en de zwaarte van lichtheid. Dit laatste onderwerp kwam in De grap al ter sprake. Hier krijgt het gestalte in het eerder genoemde hoofdstuk over het eiland van kinderen:
‘En de domheid der gitaren klinkt en de kinderen dansen, hun buikje koket naar voren stekend, en Tamina is ziek van de dingen die niets wegen. De lege holte in haar maag is juist die ondraaglijke afwezigheid van gewicht. En zoals een uiterste op elk moment in zijn tegenpool kan veranderen, is de maximale lichtheid een verschrikkelijke zwaarte van lichtheid geworden en Tamina beseft dat ze die geen seconde langer kan dragen. Ze draait zich om en rent weg.
Ze rent door de bomenlaan naar het water.’
Milan Kundera, tekening: David Levine
Kundera's beroemdste boek is ongetwijfeld De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, waarover al vele recensies en polemieken zijn geschreven. Vandaar dat ik er goed aan meende te doen juist het eraan voorafgaand werk uitgebreid te behandelen om het schrijfproces en enkele achtergronden zichtbaar te maken.
Dit boek is meer dan alle eerdere romans opgebouwd uit heel veel lagen. Het is een liefdesverhaal - feitelijk van vier mensen, al zijn Tomas en Tereza de hoofdmoot - waarin de Geschiedenis het leven van mensen drastisch verandert. Aan dit thema zijn we ondertussen gewend geraakt. De kleine Middeneuropese landen zijn geobsedeerd door het
| |
| |
spookbeeld van de verdwijning van hun cultuur, een onderwerp dat uitgebreid aan bod is gekomen in de essays over Midden-Europa. Ook voor de Tsjechen is de Geschiedenis langzamerhand een trauma geworden. En daar Kundera dezelfde Geschiedenis als een van zijn belangrijkste thema's uitlicht, spelen ook de boeken die hij in ballingschap schreef altijd gedeeltelijk in Tsjechoslowakije. ‘De Geschiedenis dient in zichzelf begrepen en geanalyseerd te zijn als bestaanssituatie,’ zegt hij in zijn essay De kunst van de roman.
Bijvoorbeeld: Alexander Dubček komt terug in Praag, na door het Russische leger gearresteerd, gekidnapped, gevangengezet en bedreigd te zijn en daarna gedwongen te onderhandelen met Brezjnev. In augustus 1968.
Hij spreekt voor de radio, maar hij kan niet spreken, hij hapt naar adem, midden in zijn zinnen maakt hij lange en gruwelijke pauzes. Wat deze historische episode (die overigens geheel vergeten is, want twee uur later werden de radiotechnici verplicht de pijnlijke pauzes uit zijn rede te knippen) voor mij onthult, is de zwakheid. De zwakheid als een zeer algemene categorie van het bestaan. ‘Je bent altijd zwak als je geconfronteerd wordt met een sterkere macht; zelfs als je het atletisch lichaam van Dubček hebt.’
Zwakte en kracht lopen als een rode draad door het hele boek, net als lichtheid en zwaarte en spelen vooral in het leven van de hoofdpersonages een belangrijke rol. Tereza probeert haar provinciale geboorteplaats te ontvluchten, en in het bijzonder haar moeder die, lelijk en grof geworden, deze lelijkheid en grofheid steeds openlijker manifesteert. Haar veelvuldig bloot rondlopen in huis associeert Tereza met het concentratiekamp. De passages over deze moeder zijn zo geschreven dat je er gemakkelijk een metafoor in kunt lezen voor Tsjechoslowakije na de communistische machtsovername - parallel aan de moeder van Jaromil in Het leven is elders. Het land is oud en lelijk geworden, omdat het - net als Tereza's moeder - een verkeerde keuze heeft gemaakt.
Tomas en Tereza zijn beiden gepreocupeerd door het lichamelijke. Tereza door haar eigen lichaam - en de lelijkheid van haar moeder. Tomas houdt van Tereza, maar is haar aan de lopende band ontrouw. Hij werd als chirurg ontslagen vanwege een artikel over Oidipous dat hij nog vóór de Russische inval had geschreven, maar dat daarna verkeerd wordt geïnterpreteerd. En Tomas verlegt zijn interesse in het met een mes ontleden van lichamen in een niet aflatende behoefte om vrouwenlichamen bij wijze van spreken met een scalpel open te snijden.
Dat kwetst Tereza verschrikkelijk, maar ze kan het alleen in dromen vertellen. Deze dromen beslaan een belangrijk deel van het boek. Zo ook de filosofieën over de dualiteit van lichaam en ziel, over lichtheid en zwaarte, over zwakte en kracht. Met alle groteske beelden van dien.
Maar wat heeft dat voor zin zich vragen te stellen over het leven als dat toch maar één keer geleefd kan worden? ‘Einmal ist keinmal’, herhaalt Tomas het Duitse gezegde.
Het antwoord luidt: uit het stellen van al die vragen ontstaat de cultuur, ontstaat de mogelijkheid je het leven te denken als esthetisch geordend.
Het gruwelijke daaraan is dat de cultuur, zowel in Oost als in West, wordt teruggebracht tot kitsch. En kitsch is het esthetische gezicht van het totalitarisme en van de moderne massacultuur, omdat de meest vulgaire geesten - degenen die door politieke mechanismen aan de macht komen - het gebied van de cultuur definitief zijn gaan beheersen. Kitsch is de traan van de valse ontroering.
Het door kitsch opgeroepen gevoel moet uiteraard dusdanig zijn dat massa's dat kunnen delen. Kitsch kan daarom nooit stoelen op een bijzondere situatie, maar op basisbeelden die in het geheugen van de mensen zijn gegrift: ondankbare dochter, in de steek gelaten vader, kinderen die over een grasveld rennen, verradenvaderland, herinnering aan de eerste liefde.
Kitsch wekt vlak achter elkaar twee tranen van ontroering. De eerste traan zegt: Wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen!
De tweede traan zegt: Wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen!
De tweede traan maakt kitsch pas tot kitsch.
Broederschap van alle mensen op aarde kan alleen gebaseerd zijn op kitsch.
Niet het werkelijke verhaal, maar juist deze vele lagen die het completeren, maken het lezen extra de moeite waard. De thema's, die boven de romaneske vertelling worden ontwikkeld, vormen een hechte eenheid, iets dat
| |
| |
mijns inziens in Het boek van de lach en de vergetelheid minder goed is geslaagd. Een eenheid van filosofie, verhaal en droom. Ik durf te zeggen dat Kundera in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan zijn voorliefde voor de essayistische roman van Broch op zijn eigen manier volledig gestalte heeft gegeven.
Deze lezing is van de band uitgewerkt en aangevuld met materiaal, gebruikt op de Akademie Broek in Waterland.
In Nederlandse vertaling eerder verschenen: De dood zal me omhelzen bij de jasmijn. Gedichten, Cultura Slavica 1976. |
Het leven is elders, Het boek van de lach en de vergetelheid, Afscheidswals, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, Lachwekkende liefdes en De grap.
Romans, Agathon/Ambo, 1980, 1981, 1982, 1983, 1985, 1986 en 1988. |
BRT-radioprogramma, gebundeld in Moderne Tsjechische literatuur, 1984. |
De dood zal me omhelzen bij de jasmijn. Gedichten (uitgebreidere uitgave + nawoord), Ambo 1987. |
Alle romans en gedichten in de vertaling van Jana Beranová. |
Jacques en zijn meester. Toneel, Ambo, 1986, uit het Frans vertaald door Ivo Gay. |
De kunst van de roman. Essay, Ambo, 1987, uit het Frans vertaald door Ernst van Altena. |
|
|