6. Spanje in Mexico
In Cancún bezoekt G het wekelijkse stieregevecht. Vier stieren worden er geofferd, het is een ongelijke strijd. De stier is al gewond, een plastic buisje dat volloopt met bloed zit ergens op zijn rug vast. Hij stormt de arena binnen, woest en imposant, de uitdagers verbergen zich achter houten schotten, die doorbuigen onder zijn geweld. Als de stier met zijn tong uit z'n bek afwachtend op het zand staat, maakt G een foto. Het bloed stroomt nu uit zijn rug langs zijn voorpoten, de ondergaande zon laat het glinsteren.
Dit is niet mooi, maar wel fascinerend, omdat er in deze dodendans een macabere schoonheid zit, de spanning van het serieuze spel met zijn rigide regels, de matador die elegant met zijn heupen draait, het aanstormende vlees ternauwernood ontwijkt en in een zigzaglijn op de stier afrent en twee gekleurde pluimen in zijn rug plant.
Er staan acht jongens achter elkaar in het midden van de arena. Ze roepen ‘toro, toro, toro’ en stampen met hun voet op het rode zand. De voorste stort zich tussen de horens van de getergde stier, de anderen trekken hem weg.
Hemingway schreef, dat er twee soorten toeschouwers zijn bij het stieregevecht, degenen die zich met de stier identificeren en zij die de matador willen zijn.
G wil zelfs niet de matador zijn als de stier de genadestoot met de dolk krijgt. De zon schijnt recht in zijn gezicht, het is dertig graden boven nul. In Alaska klappen de autobanden, alsof de lucht zucht. Een ijskoude rilling glijdt als een slang langs zijn ruggegraat als hij de arena verlaat.
Bij het zwembad van het hotel zitten twee Canadezen, de ene leest Cat's Eye van Margaret Atwood, de andere In the Skin of a Lion van Michael Ondaatje. G zegt dat hij dat boek heeft vertaald.
Hij mist zijn vliegtuig naar het Noorden. Wil hij niet weg?
De twee Canadezen nemen hem mee uit eten.
Soms klopt de wereld.