Tim Krabbé
Droit de réponse (2)
Nico, het is inderdaad beroerd met je geheugen. Nergens meld je dat ik precies dat experiment zo'n 15 jaar geleden met je heb gedaan. Ik heb toen een passage uit een zo oud mogelijk stukje van je genomen (een jaar of 10 op dat moment), ik heb daar een paar niet zo ingrijpende wijzigingen in aangebracht, en jou de opdracht gegeven die aan te wijzen. Je haalde een tien bij die nu vergeten geheugentest. Ik moest bij wat je aansnijdt in de eerste plaats denken aan schaken. Ik ben wel eens in een oud tijdschrift een partij van mezelf tegengekomen met een diagram erbij dat me niets zei. Toen ik die partij naspeelde riep ook dat niets wakker. En het was nog wel een tamelijk spectaculaire partij die ik ten onrechte, maar vrij ingenieus had gewonnen. Ik ben natuurlijk geen grootmeester. Jan Timman is dat wel. Een paar jaar geleden bracht ik hem in herinnering dat wij (het wordt ingewikkeld met die verledens van verledens) 15 tot 10 jaar daarvoor, tussen zijn 15e en 20e, in totaal zes serieuze partijen hadden gespeeld. Drie remises, drie overwinningen voor hem, een zijn jeugd ten spijt niet oneervolle score voor mij. Ik beschreef hem vijf van die partijen, de zesde wist ik niet meer. Zonder ook maar een seconde te denken vertelde Timman hoe die zesde partij was gegaan. Die heb ik toen thuis opgezocht en nagespeeld. Timmans beschrijving klopte, verder zei die partij me niets.
En voor mij was die partij een gebeurtenis geweest, ik schaakte niet iedere dag tegen een aankomend kampioen, terwijl het voor Timman niet meer dan een onbetekekend stapje was in de aanloop tot zijn werkelijke carrière.
Aan de andere kant heb je Donner; een uitgesproken natuurtalent als schaker (hij leerde het op de voor een grootmeester extreem late leeftijd van 14 jaar) maar vreselijk slordig. Hans Ree heeft geschreven dat die slordigheid misschien aan dat late begin is te wijten, en dat geloof ik ook. Zoals later begonnen wielrenners de hardste fietsers kunnen worden, maar nooit meer de stuurtechniek en leepheid van de jong begonnenen zullen verwerven.
Donner verloor rond 1958 eens een beroemde partij in 14 zetten tegen Carel van den Berg. Hij heeft het later vaak over die partij gehad; hij wilde er een boek van 200 bladzijden over schrijven waarin alles zou staan wat hij tijdens het spelen had gedacht. Toen moest hij weer een keer tegen Van den Berg, en hij verloor nagenoeg dezelfde partij. In het dagelijks leven komt dit vaak voor. Ik heb eens drie achtereenvolgende jaren een vriend hetzelfde cadeau op zijn verjaardag gegeven, en als jongeman heb ik tweemaal op een avond hetzelfde meisje met hetzelfde lulverhaal aangesproken. Maar met schrijven voel ik mij zekerder; ik heb het idee dat ik in een stuk van twintig jaar geleden nog altijd kan zeggen waar een woord is weggehaald en welk woord dat was, of welk woord door een bemoeizuchtige redacteur in een ander woord veranderd is dat ik zelf nooit zou hebben gebruikt. Maar toen ik niet zo lang geleden mijn eerste roman uit 1967 De werkelijke Moord op Kitty Duisenberg herlas drong het gaandeweg tot mij door dat ik niet meer wist wie Kitty Duisenberg had vermoord.
Zoals er woorden zijn die je maar één maal per stukje kunt gebruiken zijn er beelden die je maar één keer per carrière kunt gebruiken. Ik las eens een verhaal waarin een jongen ‘op de Noordpool van zijn