Nico Scheepmaker
Droit de réponse II
Ja Tim, wat erg hè, nu heb ik eens een dichtbundel geschreven waarvan de eerste en tweede druk na een jaar bijna op zijn (Bert Bakkers Lotte Vinken vertelde me zojuist dat er nog 78 exemplaren over zijn van de tweede druk van 1306 exemplaren en dat de eerste druk van een jaar geleden 1200 exemplaren moet zijn geweest, omdat Bert met de natte vinger schatte dat er tot nu toe in totaal zo'n 2500 waren gedrukt) en nu vinden een paar anonymi de bundel niet goed genoeg voor een aanvullend honorarium!
Natuurlijk, verkoopcijfers zeggen niets, kijk maar naar Het Gouden Ei van jou, en als ik na een lezing in de bibliotheek van Leewarden over zowel mijn columns als mijn gedichten moet gedogen dat alle vijftig exemplaren van Het rijmt, dat scheelt die ik voor de daar aanwezige boekhandel had meegenomen worden verkocht, dan bewijst dat hooguit dat ik mijn gedichten op indrukwekkende en onontkoombare wijze voorlees, zodat mensen zich wel genoopt voelen ze aan te schaffen, ongeacht hun intrinsieke kwaliteit. Ik zou er ook op kunnen wijzen dat Hans Warren, toch niet de eerste de beste onder de poëziecritici, in zijn laatste Dagkalender 1989 Nederlandse Poëzie zes gedichten van me heeft opgenomen, waarvan vier uit Dat rijmt, dat scheelt en dat in de bundel De 200 bekendste, mooiste, tederste, leukste sonnetten, samengesteld door Robert-Henk Zuidinga, het maximum van vier sonnetten is opgenomen (van Vondel staat er maar één in), waarvan drie ook in Het rijmt, dat scheelt staan, dan mogen we in ieder geval de conclusie trekken dat de drieschaar die mijn bundel voor het ministerie van WVC tegen het licht der eeuwigheid moest houden, niet Hans Warren en Robert-Henk Zuidinga tot zijn leden telde.
Wie blijven er dan nog over?
Zal ik de lezers eens over mijn schouder mee laten lezen hoe zo'n afwijzende brief van de Stichting Fonds voor de Letteren is opgesteld? Altijd aardig voor de literaire geschiedenis:
Geachte heer Scheepmaker
Namens het bestuur van de Stichting Fonds voor de Letteren moet ik u tot mijn spijt berichten, dat het besloten heeft u voor de door u ingezonden publikatie getiteld ‘Het rijmt, dat scheelt’ geen aanvullend honorarium toe te kennen. De afwijzing houdt verband met het kwaliteitsoordeel over uw publikatie.
De ingezonden publikaties zijn in rubrieken (proza, poëzie, kinder- en jeugdboeken, Friestalige publikaties en toneel-, radioen televisiespelen) ingedeeld en ter beoordeling voorgelegd aan adviescommissies, bestaande uit een bestuurslid en twee externe deskundigen. Deze commissies hebben het bestuur geadviseerd over de literaire kwaliteiten van de aan hen voorgelegde werken. In de meeste gevallen heeft het bestuur de adviezen gevolgd.
In zijn vergadering van 6 oktober j.l. heeft het bestuur besloten