Ruud A.J. Kraaijeveld
Lezen voor de lijst II
Een reactie
illustratie: Fred Geven
Voor iemand die het lezen van hooggestemde literatuur zo belangrijk vindt, is Hans Neervoort een verbazend slechte en, naar ik vrees en zal aantonen, een kwaadwillige lezer.
Hij reageert in BZZLLETIN 159 op een artikel van mij in BZZLLETIN 155 over het lezen voor de lijst. In zijn reactie laat hij duidelijk blijken, het niet met mij eens te zijn. Dat is best, maar hij moet mij geen uitspraken in de schoenen schuiven die ik niet geschreven heb. Bovendien zal ik laten zien dat zijn standpunt funest is voor het literatuuronderwijs.
Neervoort meent dat ik ervóór zou zijn de leerlingen alleen jeugdboeken te laten lezen en dat er alleen maar naar ervaringen met het verhaal gevraagd zou moeten worden. Beide conclusies zijn onjuist.
Ik heb beweerd dat het verstandig zou zijn, gezien de belevingswereld van jongeren, ook jeugdboeken op de lijst toe te staan naast literatuur. Bovendien heb ik laten zien dat ik jeugdboeken op het oog heb die passen bij de leeftijd en de ervaringswereld van de leerling. Dat Neervoort aankomt met voorbeelden als Pietje Bell en Kruimeltje getuigt van kwaadwilligheid. Ik doel op een ander type jeugdboek, zoals duidelijk wordt voor wie een normale leesvaardigheid bezit. Ik zal nog maar enkele voorbeelden geven voor alle duidelijkheid: Miep Diekmann, Marijn bij de lorredraaiers, Guus Kuijer, De zwarte stenen, Imme Dros, Lange maanden, Selma Noort, Meer dan een zwijgend schoolkind of Alet Schouten, De zeeridder. Je kunt ook aan vertaalde jeugdboeken denken als: Cynthia Voight, De hardloper, Rhodi Jones, Vals beschuldigd of Hadley Irwin, Abby.
Neervoorts tweede conclusie, alleen maar vragen naar leeservaringen, laat opnieuw zien dat hij niet kan lezen, ondanks de indrukwekkende reeks schrijvers uit de wereldliteratuur die hij aan het eind van z'n artikel noemt (25% van zijn leerlingen doet wat minder potsierlijk door het dunne boekje Het gevaar van Jos Vandeloo te lezen: hoe hoogstaand literair!). Van die schrijvers zal Neervoort ook wel niets begrepen hebben; ik raad hem aan eerst eens te lezen wat hij ‘aan kan’: goede jeugboeken voor 15-plus bijvoorbeeld.
In mijn artikel toon ik uitvoerig aan dat de docent nu juist niet alleen maar moet vragen naar de mening van de leerling. Ik geef een voorbeeld waaruit blijkt dat die aanpak onverstandig en onjuist is en zeg dan: ‘De leerling moet steeds weer terug naar de tekst gebracht worden.’ Neervoort verdient een onvoldoende voor leesvaardigheid én voor samenvatten (dat hij zijn leerlingen moet leren; daar zal wel niet veel van terecht komen).
Bij het type vragen dat ik voor ogen heb, gaat het, ik zeg het nog maar eens voor de minder intelligenten onder ons, om de tekst én om de leeservaring van de leerling, om de relatie van de leerling met de tekst. Elke uitspraak die de leerling doet, gaat over de tekst en over de manier waarop hij de tekst gelezen en ervaren heeft. Het is werkelijk kletskoek om hier over psychologie en dergelijke te gaan bazelen, zoals Neervoort doet. Maar ja, wie slecht leest, belandt uiteindelijk op de vreemdste paden.
De afwijzende reactie van Neervoort op mijn voorstel ook jeugdboeken toe te laten op de lijst, verwondert me niet. Bij lezingen en forumgesprekken heb ik gemerkt dat docenten Nederlands in eerste instantie vaak zo plegen te reageren. Pas bij nadere beschouwing en verdere toelichting ziet men in waarom mijn voorstel wel degelijk nut kan hebben. Het doet van mijn artikel was ook een hernieuwde discussie over de lijst in het openbaar in gang te zetten.
Bij die discussie gaat het mij erom te laten zien op grond van praktijkervaringen dat