ro, de inspecteur Stub in plaats van Chandler, de hospita heet Ms. Barlow (consequent ‘Ms’, een afkorting overigens die geen Engelse titel, maar het woord ‘manuscript’ dekt; veelbetekenend voor het onderhavige boek). Maar Stub mag zich evenals de huurder in de niet-belangeloze interesse van mevrouw Barlow verheugen. De plot van Belloc is dus in Brakmans novelle behouden, er heeft hoogstens een stoelendansje plaatsgevonden.
Aanvankelijk had ik het idee met Heer op kamer louter een Brakmanniaanse bewerking van Bellocs roman te lezen, zo groot was de overeenkomst in details. Later bleek dit mee te vallen - daarover straks.
De introductie van mevrouw Barlow is vrijwel identiek aan die van de hospita in The Lodger. Van haar keurige verschijning en inrichting, tot de fraaie, op burgermansveilingen verworven gordijnen en het ‘Axminster-tapijt’ toe.
Andere details uit het begin van Bellocs roman zien we wat later in de novelle terugkeren. De trots van mevrouw Barlows huiskamer is bijvoorbeeld een stoel van 37 shilling, bij Brakman kost hij er weliswaar zeven minder, maar het blijft dezelfde stoel. Heerst er een nijpende armoede in huize Barlow omdat er maar geen huurders opdagen en wordt de hospita door de geheimzinnige Boldero uit deze onprettige toestand gered, het was allemaal al te lezen bij Belloc. Letterlijk hetzelfde is het symbool van die armoede: mevrouw Barlow was een verwoede krantelezeres en had deze liefhebberij het laatst van alles opgegeven (in 1913 was dat de heer Bunting). De hospita was in haar vorige werkkring, op een Brits landhuis, ooit door de politie verhoord. Ook dit verhoor vinden we in Brakmans novelle terug.
Vergelijkbare overeenkomsten met The Lodge Zien we in de huurder Boldero. Ook in Heer op kamer is de commensaal bij aankomst bang dat de voordeur niet gesloten is, heeft hij de ‘acht etsen van Victoriaanse schonen’ (hetzelfde aantal, sic) die in zijn kamer hangen bij de eerste gelegenheid omgedraaid en is hij een fanatiek bijbellezer. Zijn geheim ontdekt de hospita al snuffelend in de huurkamer als hij afwezig is.
Een ander detail dat Brakman heeft verplaatst is de meest angstige scène in The Lodger. Mr. Sleuth had aan zijn hospita gevraagd of hij 's nachts voor een keer haar oven mocht gebruiken en de arme mevrouw Bunting werd bijna waanzinnig vanwege de verdachte geuren die uit haar keuken opstegen naar de slaapkamer. Brakman heeft deze ovenscène verschoven naar mevrouw Barlows vorige werkkring. Stoker was deze maal de moordenaar Hearn, voor wie de hospita lustgevoelens koesterde, maar over wie ze evengoed, toen ze door de politie aan de tand werd gevoeld, een hele serie belastende verklaringen aflegde. Dit zijn wat overeenkomsten, het zijn niet alle die ik heb gesignaleerd. Wat ik er niet bij heb gezegd is de manier waarop Brakman de van Belloc afkomstige details naar zich toebuigt.
De vroegere baan van mevrouw Barlow bijvoorbeeld biedt alle gelegenheid om uit te weiden over het wezen van het dienen. Typisch voor Brakman is hoe hij de opmerkingen van Belloc over de dienende stand tot een prachtig en creatief betoog over het perfecte theater van het dienen weet te transformeren. Nooit is hij zo gedetailleerd op onderwerpen als het veelbetekenende zwijgen, het zich onzichtbaar maken etc. ingegaan.
Zo past Brakman ook het geheim aan dat de hospita in de kamer van haar huurder moet vinden. Geen met bloed besmeurd voorwerp, maar een lange brief met een bekentenis. Een Brakman-bekentenis. Want is het wel waar, dat de huurder Mary Kelly uit een merkwaardig soort liefde heeft vermoord en haar vervolgens elegant gekleed in zijn kamer ziet verschijnen? Mevrouw Barlow reageert op Boldero's bekentenis met minachtende desinteresse, ze gelooft niet dat hij de moordenaar is. ‘Een dichter,’ merkt ze laatdunkend op. Ze meende eerst, op grond van zijn naam, dat de man in een circus werkte, maar houdt het later op een onderwijzerschap dat veel van zijn krachten vergt.
Die dichter is niet eens zo'n onwaarschijnlijke vondst, getuige het poëem waarmee Londen een eeuw geleden werd opgeschrikt: ‘I'm not a butcher, I'm not a Yid/ Not yet a foreign skipper,/ But Fm yor own true loving friend,/ Yours truly - Jack the Ripper.’
De naam en de achtergronden - Boldero suggereert dat hij uit de Russische adel stamt - wijzen inderdaad op de oplichters die zo vaak door Brakmans proza heen wandelen. Iemand die mooie praatjes kan verkopen. Honderduit, in tegenstelling tot Bellocs Mr. Sleuth, die er liever het zwijgen toe deed. Ook de hospita zelf heeft Brakman veranderd: van een stille, bange huismus in een dame die niet te beroerd is in haar eentje door de sloppen te wandelen en het nodige haar op de tanden bezit.
Wat die spraakzaamheid aangaat, vraagt de lezer zich het een en ander af, zoals hij dat bij een boek van Brakman ook behoort te doen. Zijn sommige details die mevrouw Barlow over het gedrag van haar commensaal aan de politie bekent, niet verzonnen? Lijkt haar getuigenis niet verdacht veel op die zij vroeger in het landhuis aflegde? Lijken haar lustgevoelens tegenover de vroegere moordenaar niet heel erg op de huidige voor de huurder, of voor de inspecteur? Zijn Stub en Boldero een soort dokter Jeckyll en mister Hyde? Is deze Stub soms de moordenaar en wordt hij door mevrouw Barlow beschermd? Heeft het duo misschien zelfs de onschuldige huurder vermoord voor zijn geld?
Want iedereen acteert er op los: de geheimzinnige huurder, de hospita, maar ook de onhandige inspecteur, spelen hun partij met meer of minder succes (in een prachtige passage wandelt mevrouw Barlow met haar Stub: ze wijst hem omstandig op een fraaie bos bloemen die hij toch - nog - niet koopt). De vraag is alleen, wie hun rollen schrijft. Want het geheel loopt flink door elkaar: de brieven van de huurder Boldero, diens lectuur van het bijbelboek Jona en zijn eten van vis, de gedachten van de hospita - zonder op de vorige raadsels antwoord te geven, werpt