Bzzlletin. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Gerrit Jan Kleinrensink
| |
[pagina 20]
| |
dacht van meisjes. Zijn littekens vormen het aanknopingspunt. Twee meisjes krijgen de meeste aandacht: Hermione en Maria. Met hen zal Hoorweg naar Londen reizen. Al zijn vriendinnen wil hij meenemen naar het schilderij van Burne-Jones in de Tate Gallery om hun reacties op dit werk te noteren. Dat is het materiaal voor het verhaal dat hij zal schrijven. Inmiddels woont Hoorweg in een wereld die bedreigd wordt door kernenergie en door steeds nieuwe gifschandalen. Demonstraties formeren zich in en rond het park. Er is ook voortdurend sprake van nieuwe religieuze sekten die het heil van het individu prediken. Hoorweg laat dat allemaal ongestoord aan zich voorbij gaan en reageert er alleen op om zijn vriendinnen gunstig te stemmen. Hoorweg is een vrouwenman, zijn leven en lot worden bepaald door de relaties met vrouwen. De reacties van zijn vriendinnen op het schilderij zullen bepalend zijn. Maria herkent zich geheel en al in het bedelmeisje, maar haar onderdanige houding staat Hoorweg niet aan. Hij probeert haar dat duidelijk te maken door te wijzen op de uitleg van het schilderij die hij ontleent aan het gedicht van Bloem. Bij Bloem kiest de bedelares tenslotte voor de vrijheid, ze onttrekt zich aan de onderdanige relatie die in deze ongelijke situatie voor de hand ligt.Ga naar eindnoot7. Een volgende reis naar Londen waar de lezer over geïnformeerd wordt is die met het meisje Hermione. Zij waardeert het schilderij met reserve en is ook verder in bed op de hotelkamer weinig toeschietelijk. Juist daardoor blijft ze voor Hoorweg aantrekkelijk, met andere woorden: haar reactie beantwoordt aan de uitleg die Hoorweg aan Bloem heeft ontleend. Hoe eigenzinniger ze zich gedraagt, hoe aantrekkelijkerze wordt. Als Hermione korte tijd later besluit om Hoorweg te verlaten, raakt hij in een nieuwe crisis. Hij wordt ziek, voelt zich zwaar, stram en breekbaar. Hermione volhardt in haar afwijzing. Maria, de afgewezene, dringt daarentegen steeds meer bij Hoorweg aan. Er breekt een onrustige tijd voor hem aan: hij hoort vreemde geluiden, het rumoer van de wereld dat hem verontrust. Het park blijkt aangelegd op een bodem van gif en afval en moet tijdelijk worden ontruimd. Bij een latere ontmoeting met de steeds maar aandringende Maria wordt het Hoorweg te veel. Hij wurgt haar, en niet alleen omdat zijn het is, maar ook omdat alles tot mislukken gedoemd is en hij zijn lot niet in eigen hand heeft. Daarna voelt hij zich vrij en verlaten, een toestand waarnaar zoveel van Siebelinks personages hebben gestreefd: het besef van onthechting, ‘als iemand op wie niet meer wordt gewacht’.
Een rechtbank die de lezer er aan het eind van het verhaal zelf bij kan betrekken, zou Hoorweg onder de gegeven omstandigheden zeker ontoerekeningsvatbaar verklaren en hem weer laten opnemen in de inrichting waarin hij aan het begin van het verhaal zat. Hier ligt ook een niet gering punt van kritiek dat men op het verhaal kan hebben, want wanneer de hoofdpersoon niet goed bij zijn hoofd is, en de lezer is daar van meet af aan van op de hoogte, dan is er in het verhaal ook alles mogelijk zonder dat dat verbazing mag oproepen. In het geval Hoorweg verkeren we in een twijfelgeval. En moeten we zijn schrijverschap serieus nemen? Het schilderij van Burne-Jones en de aanmoedigingen van de drie idioten doen hem besluiten schrijver te worden. Aan het eind van het verhaal ziet hij er geen gat meer in. ‘Die duizenden aantekeningen thuis. Die dozen met notitieboekjes. Vormloosheid. Doelloosheid.’ Het is Hoorweg niet gelukt om dit verhaal te schrijven omdat het hem eigenlijk om de meisjes ging en niet om de kunst. Toch zijn er twee schrijvers die er wel in geslaagd zijn: Jan Siebelink en Julien Gracq. Julien Gracq publiceerde zijn verhaal ‘Le roi Cophetua’ in de bundel La Presqu'ile die in 1970 verscheen. Gracq werd geboren in 1910, bracht zijn jeugd op het platteland door en studeerde geschiedenis en aardrijkskunde. Tot aan zijn pensioen in 1970 was hij leraar in Parijs. Hij schreef een klein oeuvre van romans, verhalen, gedichten en essays waarin zich een langzame ontwikkeling voordoet van surrealisme - zo men wil Magisch-Realisme - naar een realistischer en lyrischer aanpak. Zijn roman Au château d'ArgolGa naar eindnoot8. bracht hem in contact met André Breton en dus met de Surrealisten. Tegenover Siebelink verklaart Gracq dat hij nooit bij een groep heeft willen horen, aan het individualisme de voorkeur is blijven geven. In 1951 verscheen zijn bekendste roman Le rivage des Syrtes. Siebelink heeft diverse malen over Gracq geschreven. In 1978 interviewde hij hem voor de Haagse Post, een gesprek dat in bewerkte vorm in 1981 verscheen in de bundel De reptielse geest. In 1980 schreef Siebelink over de novelle ‘Le roi Cophetua’ in de Volkskrant, een bewerkte versie daarvan verscheen in 1985 in de bundel De prins van nach- | |
[pagina 21]
| |
telijk Parijs onder de titel ‘Vrouw en vlam. Mijmering over Le roi Cophetua’. Tenslotte schreef Siebelink in 1982 het verhaal ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’. Het werd het titelverhaal van de gelijknamige verhalenbundel die in 1983 verscheen. Siebelink heeft zich dus een vijftal jaren met Gracq bezig gehouden. We zullen zien wat daarvan de uitkomst is geweest voor zijn verhaal over de koning en het bedelmeisje.
Het interview met Gracq uit de Haagse Post geeft duidelijk de richting aan van Siebelinks belangstelling. Als goed letterkundig reporter informeert hij de lezers over de in Nederland tamelijk onbekende Gracq en diens werk en legt daarbij de nadruk op de outsiderspositie die Gracq in de Franse literatuur wenst in te nemen. Hij weigerde de Prix Goncourt voor Le rivage des SyrtesGa naar eindnoot9. en ontmoet bekende Franse schrijvers in de buurtwinkel zonder dat ze hem herkennen. ‘Alle personages in mijn boeken zoeken het isolement,’ zegt hij. ‘U bent vrijgezel?’ merkt Siebelink. op, waarop Gracq onverstoorbaar antwoordt: ‘Het is mij, geloof ik, nog nooit overkomen dat ik 's morgens wakker werd en een ander in mijn slaapkamer vond. Die gedachte is volstrekt onverdraaglijk.’ Een diplomatiek antwoord zoals we na het lezen van zijn verhaal kunnen vaststellen. Het gesprek wordt afgerond met een aforistische uitspraak van Gracq die niet alleen toepasselijk is voor het verhaal ‘Le roi Cophetua’, maar voor een groot deel van de literatuur van deze eeuw. ‘Het moderne avontuur is de afwezigheid van avontuur.’
De novelle van Gracq is een prachtige vertelling en voldoet geheel aan de eis - of constatering - dat het moderne avontuur bestaat uit het ontbreken ervan. Het is geen verhaal uit de Bouquet-reeks waarin de captains achter de stewardessen aanzitten, want tot zulk een uitwerking levert het niet vrij van kitscherige ondertonen zijnde Cophetua-gegeven zich heel goed. Nee, ook al komt er in Gracqs verhaal een piloot voor, we krijgen hem niet eens te zien. De niet nader benoemde ik-figuur begeeft zich op de avond van Allerzielen van het jaar 1917 per trein op weg naar het huis van zijn vriend de componist en militair vlieger Neuil. Novemberstormen gaan te keer. De reis voert in een verlaten gebied omdat de vriend achter het front woont waar de meeste mensen al zijn geëvacueerd. In de krant leest de reiziger dat de bommenwerpers waarbij zijn vriend dient, die nacht Duitsland hebben gebombardeerd, maar aan het bericht ontbreekt de gebruikelijke toevoeging dat alle toestellen zijn teruggekeerd. Over de piloot vernemen we niet veel. Neuil behoorde voor de oorlog tot een elite die zich bezig hield met kunst, automobielen en vliegtuigen. Toen de oorlog was uitgebroken had de luchtmacht zijn eerste piloten geworven in de kring van die ‘sportsmen de 1910 - un peu anglomane, un peu snobs, parlant entre eux leur langage secrète.’ Deze vooroorlogse kant van Neuil herinnert zijn vriend aan de zomers van toen, aan de tijd van Apollinaire en Maurice Chevalier.Ga naar eindnoot10. Vriend Neuil is ook componist, dat is een kant die de ik-figuur veel minder goed heeft leren kennen, maar hij bewondert hem er des te meer om. Bij aankomst in het landhuis in het gehucht Bray-en-Fôret is de vriend nog niet thuis. De ik-figuur wordt ontvangen door de zwijgzame dienstbode, van een maaltijd voorzien en aan zijn lot overgelaten in de werkkamer van de componist. De atmosfeer van een lange avond wachten wordt bepaald door zware regens, herfststormen en het verre gerommel van het front dat het glaswerk op de schoorsteenmantel doet rinkelen. De ik-figuur raakt in bedrukte stemming door dit alles, bovendien rijst het vermoeden dat de zo bewonderde vriend is omgekomen. Een schilderij waarop hij in het spaarzaam verlichte vertrek twee figuren ontdekt versterkt het besef van de irreële situatie waarin hij is beland. Hij weet de voorstelling thuis te brengen, iets uit Shakespeare: ‘When king Cophetua loved the beggar maid’. Zijn fantasieën over de zwijgzame dienstbode of maîtresse van zijn vriend nemen nu duidelijker vormen aan. In gedachten is hij al lang met een ontmoeting bezig, maar wie is ze? ‘Une femme, c'est a dire une question, une enigme pure.’ Bovendien heeft hij haar tot nu toe alleen en profil kunnen zien, een silhouet, een enorme haardos. Later op de avond komt hij haar tegen, ze is gekleed voor de nacht zoals men zich kleedt voor een bal. Nu neemt zij het heft in handen, want zij wist en ze besloot! Hij volgt haar naar haar kamer. ‘Le plaisier qu'elle me donna fut violent et court.’ Als hij de volgende morgen naast de vrouw ontwaakt voelt hij zich bevrijd van angst en zorg. De ontmoeting was een loutering die hem in staat stelt het huis schuldeloos en zorgeloos te verlaten.
Siebelink legt in zijn commentaren op dit verhaal de nadruk op twee onderwerpen. Ten eerste plaatst hij het in het kader van het overige werk van Gracq, waarvan de kennis hem in staat stelt te signaleren welke constanten er zijn, d.w.z. vast te stellen welke passages tot het motievenbestand van de schrijver gerekend moeten worden. Zo is er de graalmythe die de personages van Gracq altijd op doortocht doet zijn. ‘Gracq laat zijn personages altijd weer alleen vertrekken. Ze blijven in geografisch en in affectief opzicht onthecht en zijn daarna opnieuw beschikbaar voor een kortstondige integratie met de wereld.’ De rol van de vrouw in deze dooltocht of queeste is volgens Siebelink dat ze de man toerust voor het voortzetten van de eenzame tocht. Met alle respect voor het verhaal van Gracq moet hier gezegd worden dat Siebelink op dit punt toch wel al te piëteitsvol op de suggesties van Gracq ingaat, wat al te snel de sacrale en rituele kanten benadrukt zonder in te gaan op de psychologie van het verhaal die juist in een geval als dit zo duidelijk voor de hand ligt.Ga naar eindnoot11. Want Gracq heeft veel voor de hand liggende psychologische overwegingen uit het verhaal weggelaten. En misschien heeft hij daarin ook wel gelijk gehad, omdat dit nachtelijk avontuur met de dienstbode van de vriend die niet thuis is gekomen, al gauw beperkt blijft tot een mager avontuurtje, waaruit Guy de Maupassant een buitenge- | |
[pagina 22]
| |
woon pikante geschiedenis had kunnen brouwen. Hoewel Gracq mij niet heeft weten te overtuigen van de hooggestemde of dieptragische aspecten die hij de queeste van dit herenleven toedicht, kan ook weer niet ontkend worden dat er een respectabele literatuur bestaat waarin de gedragingen van de personages niet direct via een psychologische inleving navoelbaar zijn. In de literatuur van Joyce tot Mulisch wordt de psychologie van het karakter vooral afgeleid uit gegevens uit de mythologie of uit de bijbel. We zullen straks zien dat dat in de novelle van Siebelink het geval is. Wat de rol van het schilderij van Burne-Jones in het verhaal van Gracq is, is wel duidelijk. De voorstelling van de koning die het bedelmeisje aanbidt treedt in de plaats van de psychologische taal waarin de ik-figuur zou kunnen nadenken over zijn verhouding tot haar. En sterker nog, het schilderij vervangt de psychologie van de hoofdfiguur niet alleen, het wordt als een teken van hogere orde dan het menselijk brein gezien. Wie symbolen presenteert in plaats van een aan het realisme ontleende psychologie, is in staat om de beschrijving van de psyche te voorzien van bovenpersoonlijke aspecten zoals de verhouding tot al wat het hier en nu overstijgt. Het tweede aspect dat Siebelink naar voren schuift is het Surrealisme. Het is iets beter in de tekst aan te wijzen dan de graal-geschiedenis, en elk verhaal dient met enig goodwill zijn kans te krijgen, maar ook van het Surrealisme dat Siebelink in Gracqs verhaal wil laten zien ben ik niet overtuigd. Met verve schildert hij hoe door atmosferische inwerking de besloten ruimte in Gracqs verhaal tegelijk een andere wereld wordt, een surreële ruimte waarin andere wetten gelden. Het Surrealisme biedt, aldus Siebelink, de mogelijkheid om in het concrete het abstracte, algemeen geldige te ontdekken, in het ‘hier’ het ‘overal’ en in het ‘nu’ het ‘altijd’. Zoals de lezer straks zal zien houdt Siebelink zich in zijn eigen verhaal ook met deze kwestie bezig. Daarmée ik ook zijn verhaal nog geen surrealistische tekst. Naar mijn mening zou Gracq zelf zich ook hier beperkt hebben tot de verwijzing naar Baudelaires ‘leer der Correspondences’ - het ontdekken van het algemene in het bijzondere - waarmee hij ook het gesprek met Siebelink in De reptielse geest besloot. Bovendien verwacht men bij het Surrealisme zoveel meer uit een brein te zien komen dat zich - als in Gracqs geschiedenis - geplaatst ziet voor een nacht met een geheimzinnige vrouw. Een kuis man dus, Julien Gracq. Gelukkig maar, want anders had hij dat ‘elders’, die andere wereld ook nog letterlijk in zijn verhaal moeten aanbrengen als een tovertuin, of als Atlantis, nog erger. In ieder geval wil ik nog laten zien dat Siebelink zich in zijn eigen verhaal niet heeft laten meeslepen door deze theorieën en dat hij bovendien een intelligent gebruik heeft gemaakt van een aantal aspecten van dit Surrealisme die verhaaltechnisch gezien heel reëel zijn.
In Siebelinks verhaal ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ dienen zich twee thema's aan die strijden om de voorrang en waarvan de samenhang niet onmiddellijk gegeven is. Het ene is de relatie tussen de individuen, tussen man en vrouw in dit geval, het andere thema is de relatie tussen individu en groep, tussen individu en maatschappij en de geschiedenis. Het is ook duidelijk dat Sieblink beide thema's aan elkaar koppelt en van elkaar afhankelijk maakt. Het verhaal levert gegevens die de begrippen voor het algemene in verband brengen met individuele trekken van de personages. Voor ik die overeenkomsten analyseer dient eerst te worden vastgesteld dat de relatie tussen het verhaal van Siebelink en dat van Gracq allereerst via het schilderij van Burne-Jones loopt. In beide verhalen heeft het schilderij een voorspellende functie ten aanzien van de relatie tussen de mannelijke en de vrouwlijke hoofdpersonen. Siebelink en Gracq merken beiden ook op dat de vrouw het beste is toegerust om de wereld te begrijpen. Hoorweg zegt het letterlijk tegen Maria: de vrouw is beter voorzien om het mechanisme van de wereld te begrijpen omdat zij het wezen van het voorgevoel is. In ‘Vuur en vlam’ illustreert Siebelink het Surrealisme van Gracq met een voorbeeld dat hij niet aan Gracqs verhaal ontleent, maar aan Novalis en André Breton. Gracq zou als goed surrealist de tegenpolen vuuren water tot een eenheid brengen, een surreële eenheid. Gracq doet dat in zijn verhaal echter niet, maar Siebelink wel in het zijne. Novalis heeft het water beschreven als een vochtige vlam en Breton zegt in Nadja: ‘Water en vuur zijn hetzelfde.’ ‘Die opheffing van tegenstellingen blijft op alle niveaus van de tekst meespelen,’ constateert Siebelink (De prins van nachtelijk Parijs, blz. 103). In zijn verhaal voorziet hij Hoorweg en Hermione van de metaforen water en vuur. De verteiler onderstreept zodoende de samensmelting tussen de tegengestelde figuren Samuel en Hermione door in de vijver van het park waarin Hoorweg zich altijd bevindt, karpers te beschrijven die door hun kleur aan vuur doen denken. ‘Het water vatte vlam, karpers sprongen in scholen omhoog, wentelden zich in het licht.’ (blz. 16) Dat Hermione, de afwijzende, rationele en met de klassieke beschaving gelieerde vrouw, hier het water vertegenwoordigt en Hoorweg, de verliefde, het vuur, is in dit geval niet essentieel. Water en vuur: de spreekwoordelijke tegenstelling wordt door Siebelink op surrealistische wijze opgeheven in het verrassende beeld van de vis die juist in het water in zijn element is. De vis stelt daarbij het vuur voor. Samuel en Hermione kunnen zich op het niveau van deze beeldspraak wel verenigen. Het is dus mogelijk dat hun temperamenten die aan elkaar tegengesteld zijn, toch een eenheid kunnen vormen. Blijft alleen de vraag waarom het met Hermione dan toch tot een breuk komt? Daarvoor moeten we naar een andere betekenislaag van het verhaal kijken.
Ik begon de interpretatie van Siebelinks verhaal met de beschrijving van twee thema's: de relatie man-vrouw en die tussen individu en maatschappij. De meest voor de | |
[pagina 23]
| |
hand liggende manier om beide thema's met elkaar te verbinden is door het ene in het andere in te bouwen, door het individuele een plaats te geven in het algemene, het persoonlijke deel te laten zijn van maatschappij of geschiedenis. Je kunt dat met name doen door eigenschappen van personages zodanig te beschrijven dat daarin zowel de individuele trek als de algemene tendens ondergebracht kunnen worden. Jan Siebelink in zijn klaslokaal, najaar 1988
Het is een aloude gewoonte van schrijvers om in de naam van hun personages informatie onder te brengen waarop de lezer beslist geattendeerd moet worden, ook al gedraagt de betreffende figuur zich er geheel en al naar. Batavus Droogstoppel uit de Max Havelaar is een voorbeeld. Een dergelijke naamgeving heeft Siebelink in zíjn verhaal toegepast. Een kind kan de was doen: Hermione vertegenwoordigt de klassieke beschaving en in het bijzonder de zelfstandig oordelende vrouw in die cultuur. Ze gedraagt zich er óók naar door net als haar naamgenoot een keus te maken tussen twee partners. De Hermione van Siebelink kiest voorde roeicoach van de vereniging Nereus, een verstandige keus. Haar verbintenis met het element water wordt er nog eens mee onderstreept. In deze naam heeft Siebelink dus samengevoegd: de wilskracht op het persoonlijk vlak en het vertegenwoordigen van de klassieke beschaving op historisch-maatschappelijk niveau. Daarmee is in de naamgeving een bovenpersoonlijk element ingevoerd. En met behulp van dat element is de verdere ontwikkeling van de relaties die Hoorweg met zijn vriendin heeft te verklaren. Samuel Hoorweg is voor wie enigszins op de hoogte is met het werk van Siebelink, onmiskenbaar te verbinden met het Oude Testament. Daarin treffen we twee bijbelboeken aan die de naam Samuel dragen. De profeet Samuel is in het verhaal terug te vinden. Hij kwam ter wereld onder de belofte van zijn moeder dat geen mes zijn hoofdhaar zou afsnijden. Bij Hoorweg, die door een winkelruit is gedrukt, is de hoofdhuid in het ziekenhuis grotendeels vervangen; glasscherven zullen hun messcherpe werk wel gedaan hebben. Een tweede voorval is het misverstaan van de stem die hem driemaal roept. Dat overkwam de profeet in zijn jonge jaren. Driemaal riep God hem in de nacht, driemaal wekte Samuel zijn leermeester Eli, in de veronderstelling dat deze hem geroepen had. Hoorweg wordt driemaal geroepen door een stem die hij aan Hermione toeschrijft, maar het is Maria (blz. 29). De achternaam Hoorweg kan in verband staan met het falende gehoor uit het laatste voorbeeld, het kan echter ook wijzen op het falen van de profeet die er in Hoorweg schuilt, in de gedaante van zijn fel begeerde schrijverschap. Hoorweg mislukt als schrijver omdat hij zijn verhaal over het schilderij niet kan voltooien. Hij mislukt ook als schrijver die als een profeet weet moet hebben van maatschappij en wereld. Hermione vraagt hem ernaar: is hij geen geëngageerd schrijver? ‘Je leest nooit kranten. Een schrijver moet toch weten wat er in de wereld gebeult.’ Samuel schaamt zich: ‘Je praat me een schuldgevoel aan. Het is misschien een verouderd idee... de schrijver die het volk voorgaat op de weg naar de toekomst.’ (blz. 24) Samuel Hoorweg is in alle opzichten een gefnuikt profeet, een mislukt schrijver. Dat schrijverschap was toch al onder siechte voortekenen ontstaan. Hij was met het maken van notities begonnen toen hem geen enkele weg meer openstond om publiek aan zijn voeten te krijgen. Ooit droomde hij ervan als concertpianist succes te hebben, als sportkampioen. Bovendien zijn het de drie didoten in het park die hem bevestigen in zijn roeping voor het schrijven. Beroerder kan het niet. Samuel Hoorweg is iemand die zich uit de samenleving heeft teruggetrokken. Het park waar hij dagelijks te vinden is, is een paradijs waaruit hij nog net niet met een vlammend zwaard verdreven is.Ga naar eindnoot12. Toch streeft hij naar een come-back, namelijk als schrijver van een verhaal waarvan de publikatie een opzienbarende gebeurtenis moet worden. Daarom is hij ook van mening dat kunst de barbarij niet kan stuiten. Daar is kunst en kunstenaarschap niet voor bestemd. Het schilderij van Burne-Jones dient hem dan ook niet tot esthetisch genot, maar als een waarzeggend symbool, als een orakel, en geweten. Hoorweg is niet in staat aan zijn materiaal vorm te geven omdat hij er geen eigen mening op na houdt, zonder ideologie of ethiek schijnt te leven. Hij brengt die houding onder woorden in de passage waarin hij vertelt dat het plukken van een bloem een handeling is die, of hij hem nu nalaat of niet, | |
[pagina 24]
| |
een onherroepelijke daad is. Het is alsof Hoorweg daarmee wil zeggen dat hij geen morele verantwoordelijkheid neemt voor zijn doen en laten, dat er niets is waarvoor hij kan kiezen. (Want zowel het kiezen als het niet kiezen heeft een onherroepelijk gevolg.) Het gevolg van deze opstelling - die ook in Enjoeg de vossen door het staande koren wordt beleden - is een complex van passiviteit, leugenachtigheid, zelfbedrog en ieder naar de mond praten. Geen wonder dat Hoorweg zich voelt aangetrokken tot de wilskrachtige Herminone. Ook de naam van de derde hoofdpersoon brengt een hele geschiedenis mee. Maria, zowel moeder als maagd, wordt door Samuel liefkozend omschreven als een ‘klein, lief, pervers, gelovig meisje’. Bij het bezoek aan het schilderij in Londen reageert Maria uiterst meegaand; ze vindt het schilderij mooi en gedraagt zich tegenover Hoorweg net zo serviel als de bedelares tegenover de koning op het schilderij. Maar Hoorweg is niet voor die uitleg geporteerd. Zijn voorkeur gaat uit naar de interpretatie die de dichter Bloem aan de geschiedenis heeft gegeven. Hoorweg legt Maria het gedicht uit: ‘Ze voelt dat ze in de val zit en breekt uit. Ze ontdoet zich van de koning. Aan het eind van het gedicht wordt het kolossale - de rijkdom en de luxe - heel klein en het kleine - de vrijheid - kolossaal.’ Maar Maria laat zich aan die indirecte oproep tot onafhankelijkheid niets gelegen liggen. Het liefst zou ze Hoorweg voor altijd trouw blijven. Deze neemt zich dan voor met haar te breken, maar doet dat pas op het moment dat hij door Hermione wordt afgewezen, en daardoor des te meer naar haar verlangt; pas dan begint hij een hekel aan Maria te krijgen. De reden daarvoor is dat Hoorweg zich nu in dezelfde situatie als Maria bevindt: bedelend om liefde. Maar de afkeer en de angst voor Maria is gecompliceerder. Siebelink draagt daar al ver van te voren materiaal voor aan. Dat materiaal levert een fundamentele tegenstelling tussen Samuel en Maria op, maar het bevindt zich merkwaardig genoeg niet in de psychologische laag van het verhaal. De moord die Hoorweg aan het eind pleegt is dan ook nogal onverwacht en weinig gemotiveerd, zo niet uit de lucht gegrepen, voor de lezer die het verhaal ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ leest als een psychologische novelle. Al eerder in dit artikel heb ik laten zien dat belangrijke gegevens over de relatie Hoorweg-Hermione zich niet bevinden in de denk- en gevoelswereld van deze personages, maar in de beeldspraak waarin de Verteiler hun omgeving beschrijft: het vuur- en watermotief. Dergelijke gegevens zijn er ook over Hoorweg en Maria. Nadat Hoorweg door Hermione is afgewezen krijgt hij last van een niet nader genoemde ziekte, waarvan de voornaamste symptomen het zwaar, stijf en breekbaar worden zijn. Vooral de zwaarte die het hem bijna onmogelijk maakt zich te verplaatsen, is opvallend. Maria heeft inmiddels ook een ziekte onder de leden. Hoewel Siebelink ook hier geen naam noemt, lijdt zij onmiskenbaar aan anorexia nervosa, zij wordt steeds lichter. Nu is de zwaarte van de een en de lichtheid van de ander ook nu nog geen reden voor moord. We moeten dus verder zoeken in de symbolenwereld van deze in eerste instantie zo realistische vertelling waarin het vele actuele straatrumoer zelfs een grote herkenbaarheid voor de lezer suggereert. Om de interpretatie van het zware en het lichte te voltooien is er maar een kleine tussenstap nodig. De smid die hier de sleutel kan aanreiken is Milan Kundera.
Nadat Hermione hem verlaten heeft blijft Hoorweg verslagen achter. In de tekst staat hier dat zij ‘geschiedenis’ in hem heeft gemaakt. Eerder in het verhaal heeft Hoorweg zijn pessimisme onder woorden gebracht over deze vermoeide en onbestuurbare wereld. ‘De mens wilde God zijn, wilde eten van de boom der kennis en viel in de geschiedenis.’ ‘Viel’ vanwege het op deze plaats in de bijbel gebruikte woord ‘zondeval’. ‘Er kwamen tijdperken, Perioden, momenten. Maar het lijkt of de mens het gewicht van de geschiedenis niet meer kan dragen.’ (blz. 25) Het is deze zwaarte der geschiedenis die wij ook in het lichaam van Hoorweg aantreffen, als bij sergeant Masura van Mulisch. Voor Hoorweg is het een gevoelig onderwerp, omdat het leek alsof hij zonder verleden leefde, wat te vertalen is als: zonder ideologie, vrij. Deze zwaarte van de geschiedenis doet denken aan de roman De ondraaglijke lichtheid vanhetbestaanGa naar eindnoot13. van Milan Kundera. Siebelink heeft tweemaal over Kundera geschreven, in zijn beide essaybundels staat een interview met de schrijver. Beide stukken dateren van voor de roman van Kundera die ik hier ter sprake breng. De zwaar en licht-metafoor van Siebelink lijkt dan ook alleen maar op die van Kundera, is niet helemaal dezelfde. Kundera leidt een en ander af uit Nietzsches opvatting dat er een eeuwige terugkeer van gebeurtenissen is: de geschiedenis herhaalt zich. In de wereld van de eeuwige terugkeer rust dus op elke handeling het gewicht van een ondraaglijke verantwoordelijkheid. Maar wij ervaren geen eeuwige terugkeer en zijn daarom eerder doordrongen van de vergankelijkheid van onze daden; die houding doet ons ons leven als een betrekkelijk leven, als een licht en zo mogelijk decadent leven ervaren. Evengoed is die lichtheid van ons bestaan ondraaglijk, omdat wij toch zoeken naar echtheid, naar zingeving. Zwaarte is de waarborg voor echtheid, voor de onherroepelijkheid waarmee we onze daden willen legitimeren. ‘De zwaarste last breekt ons, laat ons struikelen, drukt ons tegen de grond. (...) De zwaarste last is ook het beeld van de meest intense levensvervulling. Hoe zwaarder de last, des te dichter bij de grond, des te werkelijker en echter is ons leven.’Ga naar eindnoot14. Het is ongetwijfeld een verdienste van Kundera dat hij in zijn roman een poging doet om een gedachte van Nietzsche in romanvorm uit te werken. Zijn roman is daarom een echte filosofische romans of een ideeënroman.Ga naar eindnoot15.. De aanpak van Siebelink van deze problematiek is minder filosofisch en meer dichterlijk van aard. De doorwerking van de filosofische problematiek is in zijn verhaal minder consistent dan bij Kundera; daar staat de verdienste tegenover dat Siebelink het Nietzscheaanse onderwerp | |
[pagina 25]
| |
meer op het niveau van de taal uitwerkt. Siebelink gaat veel verder in het onderzoek van de beeldspraak die Nietzsche met zijn omschrijving van ‘das schwerste Gewicht’ heeft ingezet. De verhouding tussen het zware en het lichte is bij Siebelink extra gecompliceerd, omdat hij zowel van de letterlijke als van de figuurlijke betekenis van de begrippen licht en zwaar gebruik maakt.
Maria, het meisje dat in letterlijk zin almaar lichter wordt (anorexia) is een studente geschiedenis. En de geschiedenis is de zware last die we niet meer aankunnen. Niet alleen de last van het verleden, maar ook die van de verantwoordelijkheid voor de wereld. Zij neemt de geschiedenisstudie weinig serieus en wekt de indruk dat haar serviele liefde voor Hoorweg de weg is van iemand die geen verantwoordelijkheid meer wil nemen en al haar belangen en eigenwaarde ondergeschikt maakt aan de zwaarte, het gewicht dat Hoorweg aan haar leven kan toevoegen. In die zin is zij een licht meisje geworden, letterlijk, maar geen lichtzinnig meisje.Ga naar eindnoot16. Het verband dat Siebelink hier legt tussen de zingevingsproblematiek en de ziekte anorexia nervosa komt me waarschijnlijk voor, maar kan ik niet beoordelen. Het meisje Hermione heb ik beschreven als een realistisch en aards type. Ze is via de beeldspraak ook verbonden met de elementen: ze studeert geologie, ze is verbonden met het element water en met het element aarde. Haar realistische levenshouding doet haar betrokken zijn bij het maatschappelijk gebeuren. Daar is allemaal niets op aan te merken, maar wat er aan schort is dat zij zich weinig ontvankelijk toont voor de minder aardse en meer met de geest en het vuur verbonden Samuel Hoorweg. Hermione ziet ook in dat Hoorweg een gefnuikte profeet is, aan zijn vermeend schrijverschap hecht ze weinig waarde. Geen wonder dat ze op den duur omgang zoekt met een gespierde roeitrainer. Onbreekt het haar aan spirituele zwaarte? Geschiedenis heeft ze niet gestudeerd, het verleden heeft haar niet veel te zeggen, maar ze is wel betrokken bij het actuele maatschappelijk gebeuren. Hoorweg is op dit onderdeel zeer onduidelijk. Ooit bij een demonstratie in elkaar gedrukt, is hem de lust vergaan om zich verder met het heil en de verdere Verlichting bezig te houden. Hij praat Hermione liever naar de mond dan zichzelf in moeilijkheden te brengen door met haar een discussie aan te gaan over een geëngageerde opstelling.
Aan het begin van zijn verblijf in het park gedraagt Hoorweg zich als een geroutineerd versierder. Hij heeft zich teruggetrokken uit de wereld en laat zich bewonderen door vrouwen. Zijn relatie met de vrouwen kan verduidelijkt worden met een ander aspect uit de roman van Kundera die hier al eerder genoemd is. Als een goed digitaal denker - elke kwestie in tweeën splitsend, tot in het oneindige - onderscheidt Kundera twee typen minnaars: de lyrische en de epische minnaar. De lyrische is de Don Juan, die in elke verhouding zichzelf zoekt, zijn ideaal, en daarin keer op keer teleurgesteld wordt, omdat een ideaal niet te vinden is. De epische minnaar zoekt eveneens steeds nieuwe erotische ervaringen, maar hij doet dat als verzamelaar van zoveel mogelijk verschillende ervaringen. Hoorweg is een typische vertegenwoordiger van de tweede groep, van de epische minnaars. Zijn reisjes met vriendinnen naar het schilderij van Burne-Jones in de Tate Gallery hebben weliswaar tot doel om de reacties van de meisjes op het schilderij te verzamelen, maar de meisjes komen allemaal in hetzelfde hotelbed terecht. De aantekeningen over de receptie van het schilderij kunnen gezien worden als dekmantel voor de aantekeningen waar het Hoorweg in feite om te doen is, ze kunnen ook gezien worden als symbolische duiding. De reactie op het schilderij van koning en bedelares kan vertaald worden naar het erotisch gedrag. Dat is ook het verhaal van Gracq: de visie van de hoofdpersoon op het schilderij wordt dezelfde nacht nog bewaarheid. Met hulp van het schema der minnaars kan Hoorweg nu preciezer in het bovengenoemde licht-zwaar-schema ingepast worden. Met Nietzsches gedachte van de eeuwige terugkeer waaruit Kundera zijn schema's afleidde, heeft dit alles niet veel meer te maken, maar dat is eerder winst dan eenbezwaar. De epische minnaar is de figuur voor wie er geen herhaling kan bestaan, omdat hij er op uit is om van elk van zijn geliefden het bijzondere te registreren. Daarom is hij verbonden met de lichtheid en, om meer in termen van Siebelink te spreken: hij is te zeer onthecht, te decadent. Hoorweg is te licht om de ‘zware geschiedenis’, die de affaire-Hermione voor hem is, te kunnen dragen. ‘Gewogen, en te licht bevonden’, moet het oordeel over hem zijn. De verteller spreekt dat oordeel over Hoorweg niet uit, maar maakt met de slotzin wel duidelijk wat de voornaamste oorzaak is van het falen van Samuel Hoorweg. Over schuld wordt niet gesproken. Als Hoorweg Maria vermoord heeft lezen we over hem dat hij er bij stond als iemand op wie niet meer gewacht werd. En dat klinkt als een opluchting. De diagnose moet derhalve luiden dat Hoorweg, door zich van Maria te ontdoen, zijn rampzalige weg naar totale onthechting heeft voortgezet, en daardoor op een absoluut nulpunt is uitgekomen. Het verhaal ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ is in dezelfde tijd ontstaan als de roman En joeg de vossen door het staande koren (1982). Het Cophetua-verhaal zie ik als de uitwerking van een thema dat in de roman ook al een rol speelt. Het is de kwestie van engagement. Het gaat om de vragen: ‘is engagement zinvol of noodzakelijk?’ en, met name in het verhaal, om de vraag: ‘tot hoever kun je gaan in het onthecht zijn van mens en maatschappij, van verleden en toekomst?’. Hoorweg is duidelijk te ver gegaan. | |
Conclusie‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ is een verhaal dat veel verwantschap vertoont met En joeg de vossen door het staande koren. Toch kan het verhaal niet alleen realistisch gelezen worden. De lezer die inzicht wil krijgen in de loop | |
[pagina 26]
| |
van de gebeurtenissen moet ook gebruik maken van een tweede betekenislaag, een symbolistische, zonder welke de psychologie van de drie hoofdpersonages onduidelijk blijft. Siebelink heeft die tweede betekenislaag aangebracht om een meer omvattende samenhang aan te geven tussen het individu en zijn omgeving, zijn maatschappij en zijn geschiedenis. Om de symbolistische laag te ontsluiten heb ik gebruik gemaakt van commentaar dat Siebelink heeft geleverd bij het verhaal ‘Le roi Cophetua’ van Julien Gracq, een verhaal dat voor vergelijking in aanmerking kwam omdat er hetzelfde schilderij een rol in speelt: ‘King Cophetua and the beggar maid’ van Edward Burne-Jones. In beide verhalen fungeert het schilderij als model dat aan de inhoud van het bewustzijn van de hoofdpersoon grotere dimensies verleent dan waartoe een louter psychologische beschrijving in staat is. Voor de verklaring van de in het verhaal gebruikte symbolen kon ik eveneens gebruik maken van De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera, een roman die later dan het verhaal van Siebelink verscheen. De waardering van Siebelink voor Kundera bleek uit twee artikelen in zijn essaybundels. ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ is een beklemmend verhaal omdat het de geladen atmosfeer kent die ook het voorafgaand werk van Siebelink kenmerkt. Omdat in dit verhaal het verband tussen de personages en hun nadrukkelijk op de voorgrond geplaatste omgeving, niet direct duidelijk is, moet het beschouwd worden als een experimenteel verhaal. Niet alleen wat de vorm betreft, maar ook in het onderzoek naar de gevolgen van het onthechte leven dat in het verlengde ligt van het decadente leven. |
|