Bzzlletin. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| ||||
Hanneke Eggels
| ||||
[pagina 17]
| ||||
tingen over een androgyne wetenschap. In deze lezing getiteld ‘De eenvoudigste zaak van de wereld’ verwijt hij Multatuli als schrijver en representant van de verbeel-dingskracht niets van Darwin, de wetenschapper, af te weten. Ook Multatuli verwijt hij een metafysisch verlangen naar ordening. Dit verwijt kreeg Burnier al eerder van hem te horen. Dat mensen verlangen koesteren naar een zinvolle ordening kan't Hart begrijpen, maar men moet niet uit het oog verliezen dat het tegelijkertijd grot onzin is: ‘Zowel bij Multatuli als in De composite van de wereld van Mulisch (...) ziet men hoe bezwaarlijk het is als literatoren kennis-nemen van natuurwetenschappelijke feiten.’ De bioloog/schrijver Dick Hillenius zag daarentegen wel veel in een synthese tussen de kunst en de wetenschap. Hij signaleerde in een interview in 1986Ga naar voetnoot3. dat de kunst de neiging heeft om tegenstellingen die niets met elkaar te maken hebben volgens de wetenschap, tot een eenheid te maken. Grote kunst is dan grote tegenstellingen tot een synthese te brengen. Wetenschap doet het tegenovergestelde van kunst. Ze zoekt geen synthese, maar is bezig met het uit elkaar halen van zaken. Helemaal zonder elkaar kunnen wetenschap en kunst niet, want als de wetenschap zo door zou gaan, dan komt men uiteindelijk tot een volstrekt zinloze gespecialiseerde kennis van te kleine gebieden. Er zijn mensen nodig die in de wetenschap op een ‘kunstmanier’ dingen tot grotere eenheden proberen te verenigen. Hillenius vindt dat nu juist broodnodig voor de verdere ontwikkeling van de wetenschap. Maakt hij hier hetzelfde onderscheid tussen de ziener en de zwoeger in de wetenschap als Van Oostrom? Het lijkt erop. Hillenius geeft de ziener zijn sympathie, terwijl't Hart zich meer tot de zwoeger voelt aangetrokken. Op het eerste gezicht onttrekt Burnier zich aan een dergelijke classificatie vanwege het gebruik van de beladen termen masculinistisch-feministisch in haar essay ‘Van masculinistische naar humane wetenschap’. Ik heb met haar stereotypering verbeeldingskracht vrouwelijk enige moeite. Er zullen immers vrouwen zijn van wie de linkerhersenhelft, met het vermogen tot analyseren/ het verstand, meer is ontwikkeld dan de rechterhelft, de afdeling van de creativiteit. En omgekeerd. De ontwikkeling van één bepaalde hersenhelft bestempelt een mens kennelijk tot ‘vrouwelijk’ of juist tot typisch ‘mannelijk’, maar wat deze begrippen precies inhouden is ook maatschappelijk bepaald. ‘Vrouwelijkheid’ is ook een normatief begrip. Maarten 't Hart maakt in zijn kritiek op de vrouwenhaat van Andreas Burnier een biologisch onderscheid tussen mannen en vrouwen als hij beweert dat vrouwen door haar maar mondjesmaat bewonderd en mannen daarentegen uitbundig geprezen worden. Heel precies turft hij het aantal malen dat vrouwen genoemd worden in haar boek en trekt vervolgens bovenstaande conclusie. Moraliserend zet 't Hart zijn badmeestersfluitje aan de mond: waarom noemt ze geen schrijfsters in plaats van schrijvers? Heeft ze soms geen erg hoge pet op van vrouwen? Het is heel lief van Maarten 't Hart het zo op te nemen voor De Vrouwen, maar Burnier en hij hanteren volstrekt andere begrippen. Laten we afzien van termen als masculien en feminiem, dan houden we bij nader inzien Burniers waardevolle pleidooi voor herijking van de verbeeldingskracht in de wetenschap over. Voor Andreas Burnier ligt de waarheid tussen ziener en zwoeger in, in de synthese, de androgyne wetenschap. | ||||
Literatuur:
|
|