verbazen. Ik schrijf allang niet meer voor de goedkeuring van de recensenten, als ik dat überhaupt al ooit gedaan heb. Ik doe het in de eerste plaats voor mezelf. Als ik mezelf ga zitten herhalen wordt het tijd voor iets anders. Ik heb uitgerekend dat ik nog twee of drie boeken kan schrijven die volledig van elkaar kunnen verschillen. Maar als ik daarna niet meer iets kan schrijven wat afwijkt, moet ik iets anders gaan doen.
Hoe kun je zo zeker zijn over die twee of drie boeken?
Omdat ik het nog op stapel heb staan en al veel voorbereidend werk heb verricht. Van het boek De dingen die er niet toe doen had ik al veel klaar, zelfs het plot, voordat De Postperistaltici klaar was.
Wat wordt dat voor boek?
Een heuse roman. Wel met wat rarigheidjes, zoals het feit dat ik alle alinea's tot verzelfstandigde tekstblokjes heb gebombardeerd. Het heeft de schijn van een mozaïek. Ik krijg zo de flexibiliteit om er opeens hele korte blokjes tussenin te plaatsen. Er ontstaat zo een zekere verzelfstandiging van het moment. Maar ik denk dat het er typografisch modernistischer zal uitzien dan het in werkelijkheid is.
Komt het beestachtige van De Postperistaltici ook weer terug in de dingen die er niet toe doen?
Meer het sensuele. Het personage bestaat bij zijn zintuigen. In dit boek worden de mensen niet gedefinieerd door wat ze denken, maar door hun gedrag. Het gedrag als karakter, daar draait het om. Misschien laat ik de hoofdpersoon aan het einde afscheid nemen van ‘al die sensualistische shit’. Er staan veel zinnelijke zinnetjes in het boek. Zo is er een hele alinea gewijd aan het eten van een boterham. Dat zijn de dingen die er niet toe doen. Maar tegelijk kan je je afvragen of dat misschien het meest wezenlijke is wat er te beleven valt.
Vind je er ook de tegenstelling van De Postperistaltici in terug?
Nou, veel minder, omdat het zo'n polymorf personage is. Het ene moment trekt hij op met een vrachtwagenchauffeur, gaat helemaal op in dat wereldje, dan weer is hij in gezelschap van juristen en vindt hij het lekker om zich zo snel mogelijk het jargon en de maniertjes daarvan eigen te maken. Met evenveel gemak past hij zich aan bij leerlingen van een middelbare school, gaat hij om met een volksvrouw in een oude Amsterdamse wijk, is hij een moderne duivelskunstenaar, een jongleur, een knutselaar, een academicus, alles. De man die alles wil zijn, zoals een van de schertsende ondertitels luidt. Hij schiet door allerlei ervaringen heen en blijft toch aan zichzelf gelijk, dat wil zeggen aan de veranderlijkheid op zich, want het enige wat bij hem gelijk blijft is de veranderlijkheid. Er is een soort nivellering van de afwisseling ontstaan. Alles is inwisselbaar geworden.
Dat bewustzijn van de inwisselbaarheid lijkt me typisch iets van deze tijd.
Ja. Hij staat daarvoor. Een modern en pragmatisch, opportunistisch bewustzijn. Ik wil ook dat het een meer algemene waarde krijgt. Om niet te blijven steken bij het concrete, wil ik twee politieke partijen in het boek stoppen die een coalitie aangaan: de PRP, de Progressief Reaktionaire Partij, en het OA, het Opportunistisch Appèl.
Een van de consequenties van de al genoemde bewustlooswording is de sensualisering van de maatschappij. De utopie van Marcuse, de esthetische of erotische maatschappijstructuur wordt werkelijkheid. De sfeer van het ethische gaat steeds meer over in de sfeer van het esthetische.
Een politicus deugt op grond van esthetische en niet-ethische kwaliteiten. Mijn OA en PRP spelen daar op in. In Amerika zijn ze, zoals vaker, al verder met de verwerkelijking daarvan. Daar geven ze gewoon openlijk toe dat het niet gaat om de prestatie, maar om de presentatie. Wat is de menselijke meerwaarde in zo'n gesensualiseerde maats chappij? Daar gaat dit nieuwe boek over, maar ook De Postperistaltici ging erover. Het is opvallend dat de critici het ethische betoog op gronden proberen te diskwalificeren. Men zei van De Postperistaltici niet dat het aanstootgevend was. Ze zeiden niet dat ze