Bzzlletin. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
C. Buddingh'
| |
[pagina 12]
| |
hij het zo ‘verdomd lollig’ vindt. Ik zie de ontwikkeling met spanning tegemoet. Nel doet niet anders dan uitzetartikelen inslaan.
illustratie Fred Geven
Vanmiddag Brouwersdijk, gewapend met ‘De Smalle Mens’, om me ‘in this hour of crisis and dismay’ aan Du Perron's Ons Deel van Europa te sterken. Op de tafel voor het raam gezeten om de Frans Lebretlaan af te kunnen zien, daar ik gisteren een brief aan Stien had gestuurd met het verzoek vanmiddag naar me toe te komen. Du Perron nam me echter zozeer in beslag dat ze voor me stond zonder dat ik haar had zien aankomen. Op Br. gebleven, haar om tegen zessen naar huis gebracht. Vanavond les, daarna de eerste honderd bladzijden van StelloGa naar eindnoot10. gelezen, dat ik al bijna acht jaar in mijn bezit heb, maar nog nooit had beëindigd, en dat me nu bizonder meeviel. Daarna een bladzij of 25 Jenseits von Gut und Böse, voor de vijfde of zesde keer al geloof ik.
Woensdag 1 April. 's morg. Een week lang niets in dit cahier geschreven. Mijn verwachting, dat er van het regelmatige schrijven weinig meer terecht zou komen als ik niet langer iedere dag in Gide's Journal las, is aardig uitgekomen. Maar ik zal toch even de voornaamste feiten der afgelopen zeven dagen memoreren. Zaterdag met Stien naar Den Haag geweest, naar Wim Hussem, om nog eens over het gilde te spreken. Nes kwam ookGa naar eindnoot11.. Ik had Jenseits von Gut und Böse meegenomen, voor de fenomenale paragraaf 25: ‘Hoedt U voor het martelaarschap,’ en welk gedeelte zowel Nes als Wim volkomen onderschreven. Nes vertelde dat hij bijna gezeten had, in verband met het ophalen van de handtekeningen voor het adres dat aan Seyss-Inquart was aangeboden. Wim was voor het standpunt van Boutens: gewoon doorgaan, tenzij je in een persoonlik konflikt komt. Dus kalm verder blijven schrijven, zolang ze je niet willen dwingen een ode op Hitler te dichten, of zo iets. Volgens Nes waren ze in Amsterdam volkomen verblind, en vochten ze er bijna om wie het eerste in de bak mocht. Nes deelde ook mijn opvatting over moed, nl. dat alleen bange mensen moedig kunnen zijn, en vertelde daarover de volgende anekdote: een Engels en Frans soldaat lagen in de Wereldoorlog naast elkaar in een loopgraaf die hevig door de vijandelike artillerie werd beschoten. De Engelsman zag dat de Fransman beefde, en zei: je bent bang hè. Waarop de Fransman antwoordde: mijn waarde, als jij zo bang was als ik, was je al lang weggelopen. Nieuwe schilderijen van Wim gezien, ongelooflik goed, het is werkelik verdomd jammer dat hij er op het ogenblik niet mee voor den dag kan komen. Hij zei zelf ook nog dat hij ze graag allemaal eens bij elkaar in een grote zaal zou willen zien hangen. Bij Wim gegeten, daarna met hem de stad ingegaan. Bij Wyers terechtgekomen, waar je achter glas in de zon kon zitten, ‘wat nog dubbel aardig was door de Hoornik remeniscensie’, maar waar we toch weinig op ons gemak zaten tussen alle ‘kameraden’. Via Nijhoff, waar ik bijna de essays van Montaigne in drie delen kocht - ze waren me al- | |
[pagina 13]
| |
leen wat te duur -, naar Scheveningen. Wim schoof direkt de Berebak in, en Stien en ik wandelden eerst een eind langs de boulevard. Het was zo prettig de zee weer eens te zien. En het strand was nog zo onbesmet, en schoonge-waaid, en er waren nog bijna geen mensen. Hoewel een druk deel, zonnig, met veel kleurige tenten en bruine mensen toch ook z'n charmes heeft. Ook naar de Berebak, waar Wim al achter zijn tweede borrel zat in gezelschap van Guus Kruisberg, Max Nord, Pier de Groot - een beeldhouwer naar bleek - en een gezette dame wier naam ik niet verstond. Meegeborreld tot een uur of half acht, toen ging Max eten, en ik ging met hem mee. Stien had geen honger. Toen we weer in de Berebak terugkwamen stond Stien me al met haar jas aan op te wachten, want het was bij negenen, en om negen uur ging de laatste tram naar het station, waar de laatste trein naar Dordt om half tien vertrok. Op het Gevers Deynootplein natuurlik in het donker in de verkeerde tram gestapt, zodat we om half tien in het Zuiderpark stonden, inplaats van voor de Hollandse Spoor. Toen maar weer terug naar de Berebak, waar Wim en de rest echter juist weg waren. Nog wat rondgezocht, maar ze niet meer gevonden. Toen naar Dordt opgebeld, het kafé van Roubos op de hoek van de Hazenstraat, en gevraagd of ze Stiens ouders wilden vertellen dat ze de trein had gemist en morgen kwam, en vervolgens het huis van Max Nord gaan opzoeken, waar we het nummer niet van wisten. Gelukkig vonden we het al bij het tiende hekje dat we inliepen. Max verbaasd, maar zeer gastvrij. Nog wat zitten praten, over Auden, MacNeice, die Max, toen hij nog in Engeland was, heel goed had gekend, en over Jaques Gans, met wie Max en Rudi van Lier destijds in Parijs dageliks omgingen, zodat ze de hele Methe-geschiedenis, het Franse gedeelte althans, hadden meegemaakt. Voor het eerst met Stien geslapen. Too good to be true. Alleen sliepen Max en Eef in hetzelfde vertrek, zodat we - als we niet alles wat we zeiden of deden overhoord wensten te zien, wat ik zeker niet deed - een beetje stil moesten zijn. Maar dat deed maar zeer weinig afbreuk. De volgende ochtend pas tegen half elf opgestaan, na nog een uurtje zo heerlik half doezelig gevrijd te hebben, en direkt na het ontbijt naar het station gegaan, omdat ik er niet zeker van was, of de kroegbaas de vorige avond de boodschap wel had overgebracht c.q. doen overbrengen, zodat haar ouwelui eventueel nog uit de ongerustheid moesten worden geholpen, en omdat ik naar D.F.C.-L.D.O. wilde. 's Avonds, toen ik Stien, na haar om een uur of een aan de huisdeur te hebben afgeleverd, weer kwam halen voor het Bach-Ellington koncert, dat bij Tonny zou plaatsvinden - hoorde ik gelukkig dat de boodschap inderdaad was doorgegeven, en dat haar moeder het nogal kalm had opgenomen. Maandagochtend kwam Leo M.Ga naar voetnoot12., en heb ik twee ongeveer gelijkluidende brieven getikt, waarin we ons bij de Kultuurkamer meldden. Tonny - die zijn vulpen was verloren - heeft gisteren een brief opgesteld. ConGa naar voetnoot13. kwam ook nog horen, maar ik weet niet wat hij gedaan heeft. Tonny had een volkomen idiote en zichzelf-in-de-malingnemende brief van Max D. ontvangen. Ik wou dat hij mij schreef hoe het onderhoud met Van LooyGa naar voetnoot14. is afgelopen.
(Dit dagboekfragment is bezorgd en van onderstaande aantekeningen voorzien door Ares Koopman.) |
|