Een dichter, de dichter, is dus een varken dat spreekt met zijn mond vol. De dichter spreekt vermoedelijk met consumptie, die consumptie is dan de poëzie.
Hoe dan ook, het lemma: dichter (zie ook dichten) is in de Buddingh'-encyclopedie uiteraard vele malen groter (neem bijvoorbeeld alleen al dat Lexicon der poëzie), maar zolang er geen registerdeel is verschenen, blijft het moeilijk elk onderwerp in zijn samenhang te zien. Aan de hand van het hierboven geciteerde voorbeeld kunnen we ons echter wel een beeld vormen van hoe de Buddingh'-encyclopedie werkt. Het is vooral een encyclopedie van verwijzingen. Want wie is Chas Addams? Zoeken we op!
Humor - zie aldaar.
Aldaar treffen we ongetwijfeld de woorden van Remco Campert (zie aldaar): ‘Sinds Buddingh'/ verwachten veel mensen/ van poëzie/ een avondje lachen.’
Inderdaad gold Buddingh' vooral in de jaren zestig als de dichter van de gulle lach. Zijn medewerking aan het televisieprogramma ‘Poets’ vestigde zijn naam als humorist, jaren nadat de blauwbilgorgel ruiterlijk erkende dat zijn vader een porgel was en zijn moeder een porulan (‘Daar komen vreemde kind'ren van. Raban! Raban! Raban!’).
Het meest erotische gedicht dat Buddingh' ooit schreef heet ‘Zeer kleine ode aan de liefste’:
een leeg heinz-blikje liggen:
Niet alleen de humor ligt op straat, ook (mét, of dóór, die Buddingh'iaanse humor) de poëzie. Over straat gesproken: daar gáát die liefste (‘Eight days a week’, verwijzing naar een song van The Beatles - zie aldaar - waarin sprake is van zoveel liefde dat die niet in een zevendaagse week past):
als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat
hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuis instapt:
dan kan ik haar net zo lang nakijken
als wanneer ze halte vogelplein neemt
en zie ik haar bovendien nog een keer
Wie de dagboeknotities leest (er verschenen tot nog toe vier delen, bijna twaalfhonderd bladzijden), ontmoet geen andere Buddingh' dan de Buddingh' die uit de gedichten naar voren komt: een ongecompliceerde man met oog voor detail, every inch a family man, een tevreden roker, een gezellige drinker. In de eerste twee delen, die de jaren 1967-1972 beslaan en die in 1979 door De Bezige Bij werden herdrukt en gezamenlijk in een luxe band (met leeslint!)uitgegeven met toevoeging van een namenregister, komt Stientje meer dan vijftig keer voor, net als zijn zoons. Het namenregister beslaat twintig pagina's. Het is niet moeilijk om erachter te komen wie Kees' vrienden waren. Helaas zijn de delen 3 en 4 nog niet in deze vorm herdrukt - ook hier zou een register van personen veel helderheid verschaffen.
Maar beter zou het zijn als het complete oeuvre van Kees Buddingh' zou worden geïndexeerd: op personen, op onderwerpen. Pas dan zal de samenhang duidelijk zijn, pas dan is de Buddingh'-encyclopedie toegankelijk.
In 1978 verscheen De eerste zestig, autobiografische sonnetten. In het nawoord lezen we:
De hier bijeengebrachte zestig gedichten vormen even zovele onderdelen van een soort autobiografie in sonnetvorm, getiteld Een mens in de tijd, die, naar het zich op dit moment laat aanzien, tussen de driehonderd en vierhonderd gedichten zal omvatten. In deze ‘eerste zestig’ is nog geen poging ondernomen tot thematische opbouw, de verzen zijn, op een enkele uitzondering na, geplaatst in de volgorde waarin ze zijn geschreven. Het is de bedoeling ze per zestig in bundelvorm te publiceren tot de cyclus zal zijn voltooid. Januari 1978.
In 1979 verscheen De tweede zestig. Het nawoord:
De hier bijeengebrachte gedichten vormen, evenals die in De eerste zestig (1978) even zovele onderdelen van een soort autobiografie in sonnetvorm, getiteld Een mens in de tijd, die, naar het zich laat aanzien, tussen de driehonderd en vierhonderd gedichten moet