Gyula Illyés
Gyula Illyés (1902-1983), tijdens zijn leven ook in Nederland bekend als de ‘grand old man’ van de Hongaarse literatuur, werd geboren in het gehucht Rácegrespuszta (Transdanubië). In zijn jonge jaren was Illyés een geestdriftig aanhanger van het communisme en na de ineenstorting van de Radenrepubliek en de daarop volgende rechtse terreur moest hij zelfs voor enkele jaren naar het buitenland uitwijken, waar hij in aanraking kwam met avantgardistische kunstenaars als Tzara, Aragon en Breton. Hieraan dankt hij zijn surrealistische inslag.
In de jaren dertig sloot Illyés zich aan bij de beweging der népi írók (populistische schrijvers). In deze tijd, toen hij tot veel gematigder inzichten kwam, schreef hij zijn ook in het Nederlands vertaalde sociografische meesterwerk Puszták népe (Het volk van mij poesta). Tevens publiceerde hij een schitterende biografie over de dichter Sándor Petöfi.
Van 1937 tot 1940 was Illyés redacteur van het beroemde tijdschrift Nyugat (Het Westen).
De omwenteling die na de Tweede Wereldoorlog in Hongarije werd voltrokken, vervulde Illyés aanvankelijk met hoop, doch al spoedig zou hij zich totaal ontgoocheld terugtrekken uit het openbare leven. In 1950 schreef hij zijn beroemde gedicht Egy mondat a zsarnokságról (Een zin over tirannie), dat pas in 1956, tijdens de opstand, gepubliceerd kon worden. Na de opstand leefde Illyés opnieuw in een zelfgekozen isolement. Pas in de jaren zestig nam hij weer deel aan het literaire leven. Vooral in de laatste jaren van zijn leven was Illyés een gevierd schrijver, die zich met name het lot van de Hongaarse minderheden in de buurlanden van Hongarije aantrok.
Illyés lyriek is elegisch en menslievend, zijn episch werk munt uit door fijnzinnige ironie, beeldende kracht en grote sociale bewogenheid.
H.K.