| |
| |
| |
James Brockway
Homoseksuele romans
Kan een roman homoseksueel zijn? In zekere zin wel. Vandaar de bewuste keus van de wat naïeve titel die hierboven staat. Eeuwenlang heeft het onderwerp homoseksualiteit een rol in de literatuur gespeeld - o, die Griekse Goden! - maar of er vóór onze tijd romans geschreven werden, die bewust en uitsluitend over deze vorm van seksualiteit gingen en dan nog met een homoseksuele lezerskring voor ogen, lijkt mij tenminste twijfelachtig. Speciaal over deze romans wil ik dit artikel schrijven, en wel in het bijzonder over de romans die sinds enkele jaren door de G.M.P. (The Gay Men's Press) te Londen worden uitgegeven.
The Gay Men's Press heeft zijn oprichting - paradoxaal genoeg - te danken aan de feministische beweging. Zo werd ik in ieder geval ingelicht door Richard Dipple, redacteur en een van de oprichters van deze uitgeverij, die mij toevertrouwde, dat de uitgeverij is opgericht als reactie op de oprichting van een tweetal feministische uitgeverijen, namelijk Virago en The Women's Press. Zuiver literair beschouwd, kan zo'n ontwikkeling storend zijn. Men wil de literatuur liever als een geheel zien en niet in de vorm van verschillende gespecialiseerde richtingen. De naam The Gay Men's Press weerspiegelt een typerende karaktertrek van ons tijdperk: niet louter het bezigen van ‘gay’ voor mannen en een levenswijze die dikwijls allesbehalve ‘vrolijk’ zijn - zie maar de inhoud van enkele van de romans die ik zal bespreken - maar ook de openlijke, bewuste keus van zo'n naam voor een uitgevershuis. Deze houding van uitgevers, ook tegenover de romans, met bijna propagandistische en zeker vooringenomen elementen, komt wellicht tegemoet aan een bepaalde vraag onder homoseksuele lezers, maar die houding leidt tegelijkertijd tot afgrenzing en beperking, zowel wat inhoud als uitzicht betreft, en dit kan zijn literaire bezwaren hebben.
Ik neig tot de mening, dat enkele van deze romans, hoe competent en gevoelig geschreven ook, als literatuur en als romans, onbevredigend lijken.
Om dit te kunnen demonstreren, zal ik een vergelijking trekken tussen een aantal door de GMP uitgegeven romans van dit homoseksuele genre en een aantal andere - ook door de GMP uitgebracht - romans, die, al speelt de homoseksualiteit daarin een grote rol, toch anders en meer bevredigend zijn, als romans èn als literatuur. Het feit dat de voorbeelden in de tweede categorie deel uitmaken van een ‘Classics’-reeks (Gay Modern Classics) en van de hand van meer bekende auteurs zijn, ondermijnt de validiteit van de vergelijking niet. Integendeel, dat feit lijkt mijn argumentering zelfs stevig te ondersteunen.
Het gaat om de volgende romans: Van het eerste genre: Mates van Tom Wakefield (1983); The Milkman's on His Way van David Rees (1982) en The Beat door Simon Payne (1985). En van de Classics: The Leather Boys van Gillian Freeman (1961), The Firewalkers van Francis King (1956) en Eustace Chisholm and the Works van James Purdy (1967). Daarna zal ik op twee bekende romans waarin de homoseksualiteit wordt behandeld, even ingaan nl. Giovanni's Room van James Baldwin (1956) en A Fairly Honourable Defeat van Iris Murdoch (1970), maar dan alleen in verband met, en als commentaar op, de andere besproken romans.
Dat het thema door vele andere auteurs is behandeld - men denke aan John Rechy, Mary Renault, Gore Vidal, D.H. Lawrence, E.M. Forster, en zelfs misschien Dickens - behoeft geen betoog. Hier echter is het niet de bedoeling, om een breed overzicht te geven van ‘de homoseksuele roman’ - in menig opzicht een misleidend etiket - maar om enkele zeer specifiek-homoseksuele romans onder de loep te nemen en enkele conclusies daaruit te trekken.
De roman Mates van Tom Wakefield bestaat uit elf episodes uit het leven van twee partners in een homoseksuele relatie lopend van de ontmoeting in 1954 tijdens militaire dienst tot de nasleep in 1983 van de dood van één van de twee. Als zodanig lijkt de roman veel op een ‘case-history’ waarin verschillende vrij bekende situaties in het samenleven van twee nogal gewone mannen worden geïllustreerd. De ene - Len - krijgt een baan op een kantoor. Hij wordt door de wereld als ‘quiet and somewhat withdrawn’ gezien. Over zichzelf zegt hij, ‘I'm not ambitious’. In de andere partner - Cyril - zit veel meer leven en kleur. Hij is knap en mannelijk van uiterlijk en wordt door velen, waaronder vrouwen, begeerd.
Het verhaal laat de lezer hun belevenissen als homoseksuelen zien: het samenkomen, samenwonen, problemen hiermee, hun ontrouw, het tijdelijk uit elkaar gaan, hun vrienden, waaronder beelden uit het leven van een gesloten ‘nichtenkring’ - en ook enkele reiservaringen met de nodige ontmoetingen - reizen naar Parijs, Barcelona, Tanger.
Over dit alles wordt vlot en onderhoudend verteld, en toch blijft de roman het karakter houden van een ‘case-history’, ondanks ogenblikken waarin diepe gevoelens beschreven worden. Misschien krijgt de roman het karakter van een ‘case-history’ door de accentuering van sociaal onrecht. Aan het begin staat een citaat uit een rapport door een ‘working party’ van de anglikaanse kerk, dat als volgt luidt: ‘Such a relationship (dat wil zeggen, een homoseksuele) could not be regarded as the moral
| |
| |
or social equivalent of marriage; it would be bound to have a private and experimental character which marriage cannot and should not have.’ Hierdoor wordt de homoseksuele verhouding - zelfs meer dan een decennium na het verschijnen van het verlichtende Wolfendenrapport over het onderwerp en de herziening van de wetgeving in Engeland - als een relatie gezien, die inferieur is aan het door de kerk zo verheerlijkte en gezegende heteroseksuele huwelijk, en dit verleent aan de roman van Wakefield een alomaanwezige ondertoon van verwijt. Soms voert dit bewustzijn van sociaal onrecht en van ongelijkheid de boventoon. Er komt bijvoorbeeld een situatie uit 1956 voor, waarin een hebberige en jaloerse hospita als revanche een politieonderzoek laat instellen, wat tot een schaamteloze en onsmakelijke inbreuk op de privacy leidt - de toestand van het beddegoed van het mannenpaar wordt door de ‘guardians of the law’ geïnspecteerd. In die dagen werden namelijk alle lichamelijke uitingen van homoseksuele liefde door de wet als crimineel - en daarom strafbaar - beschouwd. Na de dood van Cyril bij een verkeersongeluk wordt zijn partner Len door de broer en schoonzus van de overledene als volkomen rechteloos en zonder status behandeld, zodat hij alleen en zonder enige troost achterblijft. Niet alleen vindt zijn lange ‘huwelijk’ met zijn vriend geen erkenning, maar het wordt zelfs met onbegrip en afschuw, als iets vies en onwaardigs, verworpen. De hetero-homo-confrontatie wordt dermate zwart-wit getekend (hetero's zwart, homo's wit), dat de milde, wat geamuseerde houding van Len aan het eind van de roman niet slechts verrassend lijkt maar te engelachtig om waar te zijn.
Tom Wakefield
Hierbij moet echter worden gezegd, dat vele van de portretten en vignetten van homoseksuelen in de roman verre van sympathiek zijn. Wakefield toont weinig geduld met dikwijls nogal meelijwekkende figuren die van zíjn homoseksuele norm afwijken, en die norm is dan een tweetal mannen die elkaar ‘gevonden’ hebben en in hun levenswijze het heteroseksuele huwelijk willen nabootsen. Zijn houding lijkt daarom op zijn eigen manier geborneerd, zodat zijn soms overbodig ruwe taalgebruik (een overvloed aan schuttingwoorden) eigenlijk maar vernis is.
Als illustratie van het leven en de problemen van de homoseksuele man in de moderne samenleving heeft de roman zijn nut en verdiensten, maar het verhaal zit te diep in het homoproblematiek gebed en blijft daarin steken. Misschien maakt het boek te weinig indruk ook omdat Wakefields figuren te gewoon en alledaags zijn.
Kan dat laatste echter werkelijk zo zijn? De volgende roman sterkt zo'n vermoeden niet. In The Milkman's on His Way van David Rees is de hoofdfiguur Ewan ook een heel gewone en eenvoudige jongen uit een eenvoudig gezin, maar hij vertelt (de roman is in de ik-vorm geschreven) over zijn bewustwording als homoseksueel op zo'n onbevangen, spontane manier, en met zoveel jeugdige energie, dat deze kenmerken de roman tot iets meer dan een ‘case-history’ verheffen. Weliswaar heeft de lezer aldoor het gevoel dat ook deze roman zeer bewust voor een kleine homoseksuele lezerskring is geschreven.
Omdat de plaats van handeling de afgelegen en niet meer aantrekkelijke zeebadplaats Bude in Cornwall is en ook omdat deze jongen uit een heel simpel milieu afkomstig is - zijn vader is melkboer - voelt hij zich heel geïsoleerd als hij zich van zijn homoseksualiteit bewust wordt. Hij realiseert zich dat door een onbevredigende relatie met een sympathieke vriendin en een alleszins bevredigend contact met een heteroseksuele schoolvriend en makker. Voorzichtig zoekt hij zijn toevlucht - of in ieder geval informatie over zijn toestand - in boeken over het onderwerp uit de plaatselijke bibliotheek. Is zijn geaardheid te genezen? vraagt hij zichzelf in het begin af.
De omgeving van deze jongen is dermate beperkt en geborneerd, dat een toevallige ontmoeting en een seksuele belevenis op het strand met een wat oudere man, een leraar uit Londen, de aanzet moet geven, waardoor hij zijn anders-zijn leert te aanvaarden. De woorden die deze man tegen de jonge verteller zegt, houden het homocredo in van het geëmancipeerde tijdperk. Ze luiden als volgt:
There isn't anything wrong with being gay. When you're sure enough of yourself to realize that it doesn't matter if people know, you'll value the ones who accept it and not give a damn for the others who don't or won't or can't. It's true there can be a lot of problems, a lot more than if you're straight. But that's not so important as being content to be what you are. That's the most difficult thing to learn... to love your- | |
| |
self. Much more difficult for people like you and me because of what society thinks of us...
Zijn ouders reageren ontzet als zij op de hoogte van zijn aard komen. Maar de gewezen vriendin en zijn heteromakkers geven hem de raad: ‘Ga weg!’ en als hij deze raad opvolgt, leert hij in Londen zichzelf te accepteren, bouwt hij een leven op voor zichzelf en eindigt in een menage met een jonge neger. In een tijd van grote werkeloosheid onder jongere mensen aanvaardt hij - gelaten - een baan als... melkboer. Eerder had hij gedacht:
Sexual misery, it began to dawn on me, was one of the most destructive of human conditions; it pervaded every area of activity, sapped the ability to concentrate, the will to do anything other than seek an end to frustration.
Maar zijn conclusies na vele ervaringen luiden anders:
Learning to be happy alone: that's probaly the most difficult thing of all about growing up. Not the problem of ‘I'll survive’ but of finding the strength to be sufficiently fulfilled without the prop of a lover, a wife, or a husband.
Toegegeven: dit is maar een kleine roman over een beperkt thema - de belevenissen van een jonge homoseksueel: de figuren zijn bij uitstek doodgewone mensen, hun leven van weinig belang. Maar het valt niet te ontkennen dat deze roman van David Rees, die, zoals Tom Wakefield vele boeken heeft geschreven, waaronder bekroonde, door zijn bescheidenheid een òngewone aantrekkelijkheid heeft. Als informatiebron over homoseksuele situaties - eerder als psychologisch portret van een naïeve jongeman - heeft de roman ook zijn waarde, maar alweer is het boek geen hoogstaande literatuur, opnieuw door de eenvoud en de beperktheid van stijl en materie.
Als derde voorbeeld van dit genre boeken heb ik The Beat door de Australische schrijver Simon Payne gekozen. Hoewel wij met een roman uit Australië te maken hebben, zijn hier de stijl, manier en taal (de laatste meestal grof) heel Amerikaans. Bij het lezen wordt de lezer zich ervan bewust, dat Payne verschillende types homoseksuele mannen wil portretteren in typerende levenssituaties, wat hij dan doet op een heel open, zelfs ruwe en agressieve wijze. Hierdoor lijkt de roman op progaganda die vooral voor homoseksuelen is geschreven - wat tegenstrijdig lijkt. Het boek wordt een soort homoseksuele exhibitionistische performance.
Hier speelt geweld - zowel in de handeling als in de taal - een hoofdrol. Het verhaal begint met een brute moord in een urinoir, waarover de lezer meer te weten komt in de laatste pagina's van de roman. Het is de moord op een jongeman, die deel uitmaakt van een stel agressieve hetero's, die er een sport van maken, 's nachts op jacht te gaan naar ronddolende homo's, ze aan te vallen en ze soms flink lichamelijke letsel toe te brengen. Dit onder het motto: ‘Dan kunnen ze geen gevaar meer voor onze jonge jongens zijn’.
Zes homoseksuelen vormen een vergeldingsploeg die een van deze onplezierige kerels naar een urinoir lokken, waar ze in het donker dermate gewelddadig en meedogenloos tekeer gaan dat hij dood achterblijft.
David Rees
Hierna schildert Payne een portret van ieder van de zes homoseksuelen die bij deze moord zijn betrokken. Deze portretten als geheel vormen een document over zes zeer verschillende levens en levenssituaties van mannen van deze aard. Het resultaat is weinig flatteus voor hen. Hoe sympathiek het ook door Payne mag zijn bedoeld, het is een beeld van een heel ruw, ongelukkig, veelal gefrustreerd en mislukt leven. Het onderliggend thema is het protest tegen het onrecht dat homoseksuelen ervaren. De taal, toon, actie, de mensen zelf zijn hier overwegend ruw. Iets dat de naam ‘subtiel’ zou verdienen, is volkomen afwezig. Wel wordt hier en daar inzicht in de psychologie en de persoonlijkheid van types homoseksuelen getoond. Zo wordt, bijvoorbeeld, een beeld gegeven van een oude en eenzaam geworden man, die na de dood van zijn vriend met een verre van aantrekkelijke zuster samenwoont. Zijn toekomst is weinig hoopvol en daarom droomt hij steeds weer van een voor altijd verloren verleden. Daarna volgt een verhaal over een man wiens privéleven geheim blijft maar die op kantoor dagelijks schimpende en beledigende opmerkingen en mopjes over homo's moet aanhoren. Er is ook het verhaal over een travestiet en zijn leven. Dit zijn alle figuren die bij de
| |
| |
moord zijn betrokken en die op de afloop daarvan in verschillende stadia van angst afwachten.
Zo'n roman spruit voort uit een toestand van repressie en vervolging in de (Australische) samenleving, waar velen blijkbaar zo bekrompen en weinig geciviliseerd zijn, dat hun doen en denken tot de ongeciviliseerde en weinig subtiele situaties leiden, die hier zijn beschreven. Het boek is dus een roman over levens in de knel gedreven, een roman van protest. Hier is alweer het bezwaar, dat de nadruk op de homoseksualiteit ligt, zodat heteroseksuele lezers (zouden die wel bestaan) de mening zouden kunnen krijgen, dat homoseksuelen altijd en alleen maar door hun seksuele aard geobsedeerd worden, alsof er weinig of niets anders in hun leven bestaat. Enkele zeer expliciete beschrijvingen van seksuele handelingen, bij voorbeeld in een hoofdstuk over een zekere Robbo, een loslopende homo, doen echter het vermoeden versterken, dat zo'n roman eigenlijk voor seksueel gefrustreerde homoseksuelen is geschreven. Niet-gefrustreerden zouden zich kunnen afvragen, waar dit goed voor is.
De romans uit de Gay Modern Classics-reeks zijn van een ander kaliber, al zou men dit in het geval van de beroemde en indertijd door Sidney Furie verfilmde roman The Leather Boys (1961; GMP 1985) van Gillian Freeman niet direct vermoeden. Dat wil zeggen: ook zij neemt heel eenvoudige jonge kerels, waaronder werklozen, als haar hoofdfiguren, zogenaamde ‘ton-up boys’ - de altijd in zwart leer geklede jongens op hun grote, dure motorfietsen - van de jaren vijftig uit de arbeidersbuurten van London. (Met haar titel schonk Gillian Freeman trouwens een nieuwe uitdrukking aan de Engelse taal.) Men moet echter weten - of in ieder geval niet uit het oog verliezen - dat deze roman op een tijdstip is verschenen dat romans, toneelstukken en films over het leven onder de arbeiders in Groot-Brittannië zeer in trek waren. Het was het tijdperk van romanschrijver Alan Sillitoe en toneelschrijver Arnold Wesker. Freemans keuze van figuren en enscenering was dus in die dagen nieuw en zelfs modieus.
De levensechte voorstelling - realistische arbeidersmilieus, overtuigende volkstypes, situaties, taalgebruik - had in Freemans geval ook iets verrassends en verfrissends, en hierdoor heeft haar roman nog steeds vandaag meer te bieden dan een louter homoseksuele roman. Haar boek is ook geen speciaal voor een homoseksuele lezerskring geschreven ‘case-book’, maar een roman met een knappe plot. De kern van dit verhaal wordt gevormd door een verhouding die groeit tussen twee eenvoudige ‘ton-up boys’, waarvan de ene, Reggie, ongelukkig is getrouwd en de ander, Dick, duidelijk homoseksueel is. De spanning zit in de vraag, of het al dan niet tussen dit tweetal zal lukken. Dat zou blijkbaar wel zijn gebeurd zonder de tussenkomst van de jaloerse jonge vrouw van de ene jongen. Deze interventie leidt na een mislukte poging tot inbraak tot zijn dood. Het tweetal maakt namelijk deel uit van een bende ton-up jongens, die op het pad van de kleine criminaliteit gaan - gewelddadige vergeldingsacties tegen vijanden, diefstal, inbraak in winkels enz., ondernemen. Deze activiteiten vormen een neventhema dat het verhaal meer inhoud verleent. Dit kan ook worden gezegd van een ander sociaal thema, namelijk dat van een zelfstandige, alleenwonende oude oma, bij wie Dick wegens zijn aard kiest in te wonen. Die oude vrouw willen zijn vader en moeder liever in een bejaardehuis hebben - sociale materie dus die rond 1960 in was.
Gillian Freeman
Ook deze roman van Gillian Freeman is niettemin tot een nogal klein terrein beperkt: een tastende eerste homoseksuele liefde onder onontwikkelde mensen, plus een overtuigend realistische weergave van hun sociaal milieu. Sober & and scrupulously documented’, het oordeel over de roman van een dagblad uit die jaren, lijkt juist. Naar het oordeel van de uitgever Anthony Blond die voor deze herdruk een inleiding schreef, is de roman noch pikant noch expliciet pornografisch. Blond noemt het boek ‘timeless’ en inderdaad ‘a classic’. Zeker was de roman een mijlpaal op de weg naar een ongegeneerde en objectief-volwassen behandeling van de homoseksualiteit in de Engelse roman.
Zeer subtiel en niet in het minst aanstootgevend over het thema is een vroege roman The Firewalkers van de produktieve romanschrijver en criticus Francis King. Niettemin, zoals King in een korte, voor deze GMP-herdruk van 1985 geschreven inleiding, vertelt, werd hij in 1956 gedwongen de roman onder een pseudoniem te laten uitgeven en ook bij een andere uitgever (John Murray) dan zijn eigen uitgever (Longmans).
| |
| |
Waarom? In die dagen was King in Griekenland werkzaam bij de British Council, die voor de verspreiding, met regeringsgeld, van de Britse cultuur in het buitenland ijvert, en daar vond men dat King het in zijn roman over ‘murky and, to some people, distasteful aspects of sexuality’ had. Als de roman onder zijn eigen naam zou worden uitgegeven, zo vertelt King in zijn inleiding, dan verwachtte men, dat hij zijn baan bij de British Council zou neerleggen, en daarom heeft hij zich van de pseudoniem Frank Cauldwell bediend. Waarover gaat dan de roman - waarin King, op de oppervlakte tenminste, bezig lijkt te zijn, een beeld van het leven in Griekenland te schilderen? Ik laat de auteur hier liever zelf spreken. In zijn allereerste alinea schrijft hij: This is a story, not about
myself, but about an old Greek and an ugly German who seemed to have nothing in common but their poverty and an unsatisfied craving to be loved. It is also a story about exile: that exile from country or class which people choose in order not to have to pay the debt of conformity which country or class exacts from them...
De oude Griek is een zekere Colonel Theo Grecos ‘vroeger van de Koninklijke Griekse Luchmacht’, een man van dertien ongelukken, die in diplomatieke kringen in Athene verkeert. Grecos heeft verschillende eigenaardige hobbies die hij - maar niemand anders - heel serieus neemt. Dit zijn, onder andere, het ontwerpen van kleding, het componeren - hij heeft een ‘Athens Concerto’ geschreven, waarvan hij tijdens een feest een rampzalige uitvoering geeft - en zijn eigen uitvinding - ‘fantasiometry’, dat wil zeggen, het maken van fantastische portretten van mensen uit stukjes papier, schelpen, knopen, oude ansichtkaarten en dergelijke - een soort bric-à-brac - welk werk hij met de woorden ‘This is my art’ introduceert. Grecos heeft grote ambities op al deze gebieden en denkt dat hij een moment ‘ontdekt’ kan worden, maar in zijn zucht om beroemd te worden lijdt hij nog onvermijdelijk het ene komische fiasco na het andere en eindigt in een staat van totale en aandoenlijke ontgoocheling. Ook op een ander gebied lijdt deze uitstekend getekende figuur een nederlaag, dat wil zeggen, met zijn liefde voor Götz, een ongewoon lelijke jonge Duitser, een zwerver, die hij in zijn huis opneemt maar die op het ene meisje na de andere verzot raakt.
Francis King
Het verhaal in Kings roman bestaat uit een tragi-komisch relaas over deze vriendschap en Grecos' pogingen om als kunstenaar beroemd te worden, maar het boek put zijn kracht uit het magnifieke psychologische portret dat King van Grecos tegen een achtergrond van Griekenland en vele ervaringen in de kunstminnende ‘society’ aldaar, in die jaren, schildert. Dat lezers bezwaren tegen zo'n portret en het verhaal van zo'n onschuldige vriendschap zouden kunnen hebben, lijkt heden ten dage onwaarschijnlijk, maar toch was het zo. Misschien, echter, heeft men bij de British Council aanstoot genomen aan een bijfiguur, een zekere Cecil Provender, een rijke vriend van Grecos, die duidelijk als homoseksueel is getekend, al is dit dan op een wijze die voor onze tijd heel erg discreet lijkt. In ieder geval zijn het deze drie mannen, plus de verteller zelf, die de hoofdrollen spelen in de roman, terwijl de vrouwen, met uitzondering van het Griekse meisje Kiki, dat de onfortuinlijke Götz uiteindelijk weet tot de ‘zijne’ te maken, overwegend karikaturaal als rijke, met kunst dwepende matrones zijn getekend.
Al is deze roman van King een boek over mannen met homoseksuele neigingen, het boek is geen ‘homoseksuele roman’. Er zit veel meer dan homoseksualiteit in en juist daarom lijkt het mij, dat de homoseksualiteit hier juister en op een waardiger wijze wordt voorgesteld. Dat wil zeggen, niet meer als een aparte wereld, een wereld op zichzelf, maar als slechts één aspect van een samenleving. De titel van Kings boek is afkomstig van een ritueel van een godsdienstige sekte in Macedonië, de Anastanarides. Bij hun ritueel ontmoeten de hoofdfiguren in het begin van het verhaal elkaar. Op zijn sterfbed echter zegt Grecos tegen de verteller: ‘You remember the firewalking - the firewalking, Frank? I nodded and said yes. ‘Well, for someone like myself - someone so different - life is like that firewalking. If one has absolute faith in one's rightness and the wrongness of the world - as those firewalkers do - then one can get across without being burned...’ In die passage hoeft men het woord ‘different’ niet slechts als seksueel anders te interpreteren, wat de homoseksualiteit alweer in context brengt - in dit geval als maar één aspect van ‘anders’ zijn.
De laatste roman uit deze GMP-selectie is van de Amerikaanse schrijver James Purdy - de in 1967 in de Verenigde Staten verschenen roman Eustace Chisholm and The Works, in de GMP Classics-reeks in 1984 uitgegeven. Deze roman, zoals de Britse recensent Paul Binding in zijn enthousiast-aanprijzende inleiding schrijft, is de eerste roman van de merkwaardige, Purdy, waarin deze
| |
| |
auteur expliciet over de homoseksualiteit heeft geschreven, en daarom betekende het boek een mijlpaal in zijn romanoeuvre. Maar gaat deze heel bijzondere roman, waarin men een beschrijving aantreft van het leven van enkele eenzame en verloren mensen in het Chicago van de barre crisisjaren in Amerika, werkelijk over de homoseksualiteit? Gaat het boek niet eerder over het tragische van het menselijke bestaan in het algemeen, dat hier door het leven van drie hoofdfiguren wordt uitgebeeld? Door het leven, dat wil zeggen van Eustace Chisholm (Ace), Amos Ratcliffe (Rat) en Daniel Haws?
Ace, die in armoede leeft en die in het begin van de roman door zijn jonge vrouw Carla is verlaten, heeft, om wat inkomen te hebben, een neger-arbeider in huis genomen, met wie hij een homoseksuele relatie heeft. Als de vrouw terugkomt, moet ook zij voor zijn onderhoud zorgen, want Ace is in beslag genomen door het schrijven van een groot en heel lang episch gedicht, een gedicht, dat gezien de heersende armoede, op stukken oude krantenpapier wordt geschreven.
Op bezoek bij Ace komt de jonge, verwaarloosde maar verblindend knappe en betoverende Amos Ratcliffe (knap van hersens maar vooral van uiterlijk) om Ace, merkwaardig en eigenaardig genoeg, lessen in oud-Grieks te geven. Amos, onecht kind van een moeder die hij in zijn geboorteplaats in de provincie heeft achtergelaten (zij noemt zich ‘Cousin Ida’ en schrijft hem eindeloze brieven), is hard, ruw en agressief in zijn manier van doen. Door geldgebrek heeft hij zijn studie moeten beëindigen en hij woont thans op een kale kamer bij de wat oudere Daniel Haws. Haws, vroeger mijnwerker zoals zijn vader voor hem, later militair en thans kamerverhuurder, is een slaapwandelaar en gaat iedere nacht, in droomtoestand, bij de knappe Amos liggen. Een fatale liefde groeit tussen dit tweetal, die echter bij Haws volledig verdrongen wordt. Om aan deze vreemde liefde te ontsnappen - hij is door Eustace voor Haws gewaarschuwd - verlaat Amos zijn kamer en wordt de ‘schandknaap’ van de rijke dégénéré Reuben Masterton, bij wie hij een luxe-leven leidt, een situatie die echter niet kan duren, daar het van het begin af duidelijk is, dat Amos Ratcliffe een verdoemde is, die het overmijdelijk slecht zal afbrengen. (Ziehier een voorbeeld van de tragiek en het noodlot dat in deze roman het centrale thema vormt Amos wordt inderdaad later in het verhaal door een politieagent bij vergissing neergeschoten.)
Haws, evenzeer een verdoemde, keert na het vertrek van Amos terug in dienst. Terug, in de woorden van de dichter Eustace, naar zijn ‘dark bridegroom’, waar hem - zoals eerder door een waarzegster was voorspeld - een verschrikkelijk eind wacht. Haws sterft officieel ‘as a result of injuries sustained in basic training’, maar in werkelijkheid komt zijn eind als climax van een uitermate vreemde en gewelddadige sado-masochistische relatie met een jaloerse sergeant, die achter het geheim van zijn fixatie op jonge Amis is gekomen en hem vervolgt. Na een uiterste daad van lichamelijke agressie tegens Haws te hebben volbracht, pleegt de sergeant zelfmoord.
Intussen heeft Eustace Chisholm zijn epische gedicht in vlammen laten opgaan: hij besefte, dat zijn levenswerk toch waardeloos was. Tegen zijn vrouw zegt hij, ‘You don't think I'm a poet and I know I'm not.’ De roman eindigt dus met dood en ontgoocheling, maar ook ‘with a kind of ravening love’ tussen Eustace en zijn vrouw. Dat Paul Binding in zijn inleiding een vergelijking trekt met het Jacobeaanse Engelse drama, waarin wreedheid, frustraties en de dood zulke zwarte rollen spelen, is dus niet verbazend, en niettegenstaande een boel realistische details, heeft deze roman van Purdy een sterk symbolisch karakter: door de actie wordt de frustratie, zowel economisch als seksueel, van de crisisjaren in Amerika gesymboliseerd. Purdy's visie is sterk pessimistisch. Maar dat kan hier - vooral wat de seksuele inhoud betreft - zijn oorzaak hebben in het verdringen van de homoseksuele impulsen tijdens dat tijdperk.
Een korte samenvatting van de inhoud kan niet anders dan de indruk achterlaten van een verhaal dat een draak van de eerste orde is. Eigenlijk is het verhaal, als zodanig, dat wel zeker. Daar tegenover staat dat Purdy's schrijven van zo'n hoge gehalte is, dat zijn boek een roman van de eerste orde is geworden. Dit is wel literatuur. Over deze verloren, grotendeels primitieve en ruwe figuren, die zich van een taal bedienen vol uitdrukkingen als ‘shit’, ‘fucking bastard’, ‘cocksucker’, ‘asshole’, kan Purdy schrijven in een statige, soms literair-getinte en gedragen taal, die alles tot het niveau van menselijke tragedie verheft. Wat in zijn roman gebeurt, is dramatisch en vaak gewelddadig op een zelfs overdreven, zelfs onrealistische manier; toch is het tezelfdertijd overtuigend - alles heeft de ‘ring of truth’. Want hierdoor legt Purdy de waarheid bloot over de verborgen drijfveren, de meestal in het ‘nette’ leven in toom gehouden en verdrongen dromen en verlangens, van de mens, in het bijzonder de dromen en verlangens die met liefde en macht te maken hebben. Het is bijna alsof wij bij het lezen in een operatiezaal staan en het opensnijden door de chirurg van de huid - van de bovenlaag, de laag die de waarheid verbergt - gadeslaan, waarbij wat daaronder ligt - de waarheid, hoe afschuwelijk ook - wordt blootgelegd. Het zijn echter de geest en de seksuele waarheid van de betrokken personages, die vrij komen te liggen. Hierin ligt de betekenis van deze grauwe en dikwijls grimmige roman van Purdy, die het rationalisme en het optimisme van de Roosevelt-periode (de jaren dertig) in Amerika verwierp als ‘a simpleminded definition of human nature’.
Bijzonder knap is het samengaan hier van gewone situaties, gewone taal, kleine realistische alledaagse details uit het leven van deze mensen en de hyper-emotionele, tragische en tijdloze elementen van de roman. Purdy's blik is gericht op de donkere kant van het leven, op wat hij ‘the ache of terror in our bones’ noemt. Zijn filosofie wordt uitgedrukt onder andere in de volgende passage:
Eustace Chisholm feit unnaturally depressed. It was Daniel's letters, he decided. No, it was the face of the President and his wife smiling and telling everyone to be cheerful and give up fear. No, it was the feeling of the something we all carry in the marrow of our bones. No cheerfulness, no joy from wine or drugs can fully eradicate the ache of terror that resides in
| |
| |
the marrow of the bones. (...) It's a good thing Dame Nature thought up death after the mistake of inventing life, otherwise we'd all go on forever under some immortal captain or other in timeless slavery.
En waar het de liefde aangaat, luidt die filosofie - in een citaat uit Virgilius in de Engelse vertaling van de zeventiende-eeuwse Engelse dichter John Dryden - als volgt:
I know thee, Love! in deserts thou wert bred,
And at the dugs of savage tigers fed;
Alien of birth, usurper of the plains!
Dit zijn de favoriete regels van de non-dichter Eustace Chisholm.
Hoe armoedig, kaal, hoe ruw, tenslotte, het leven van Purdy's hoofdfiguren ook mag zijn, dit is geen veroordeling van hun homoseksualiteit, die de auteur als onvermijdelijk aanvaardt. Hetzelfde had hen kunnen overkomen, voelt men, waren ze heteroseksuelen geweest. Eustace Chisholm is immers een getrouwde man en Haws heeft een andere personage in de roman, de kunstenares Maureen, zwanger gemaakt; hij vecht ook tot het laatste toe tegen zijn gevoelens voor Amos Ratcliffe. Het tragische van hun situatie ligt in de economische omstandigheden en in het feit, dat zij in een land en een tijdperk leven, waarin de homoseksualiteit niet wordt aanvaard. Daarom is Purdy's roman een boek over homoseksuele verhoudingen zonder een ‘homoseksuele roman’ te zijn. In alle zes romans, met uitzondering van The Milkman's on his Way, zijn homoseksuelen overwegend als ongelukkige, grotendeels gefrustreerde mensen, met grote problemen, geportretteerd. Hun problemen vinden hun oorsprong in de onderdrukking door de samenleving, het niet aanvaarden door de buitenwereld van hun ‘anders’ zijn, wat in bijna alle gevallen tot een tragische afloop leidt. De tragische afloop in vele romans over de homoseksualiteit lijkt mij een grotendeels onbewuste weerspiegeling van de afkeuring door de meerderheid van deze seksuele voorkeur. Zo'n afloop wordt het onvermijdelijke en logische resultaat van het verschijnsel die als een zonde bestraft moet worden, het liefst met de dood.
In een van de bekendste homoseksuele romans van na de oorlog, namelijk Giovanni's Room van James Baldwin (1956) zit de tragische afloop van het begin af in het verhaal ingebouwd: de lezer weet van tevoren dat de homoseksuele kelner Giovanni ten dode is opgeschreven - hij zal onder de guillotine sterven. Pas tegen het eind van de roman leert men waarom: wegens moord. Maar deze moord wordt gepleegd als Giovanni in een staat van ontreddering is, omdat hij door zijn bi-seksuele minnaar in de steek is gelaten. Het is moeilijk om Giovanni's neergang niet te zien als de onontkoombare straf voor zijn seksuele aard. Zo'n afloop strookt met een vrij algemeen aanvaarde maar romantische mening, dat de homoseksualiteit zondig - of op z'n minst een ziekte is, die onmogelijk tot een gelukkige leven leiden kan.
James Purdy
Ook wordt de conditie dikwijls met armoede en karige levensomstandigheden geassocieerd. Maar zelden komt het voor, dat een homoseksuele relatie in de literatuur aanvaard en behandeld wordt op dezelfde wijze als een heteroseksuele relatie. Hoe dit niettemin mogelijk is, ziet men - en het komt als een verademing - in de roman van Iris Murdoch A Fairly Honourable Defeat (1970). In deze roman wordt de verhouding en het samenwonen van Axel met de jongere en eenvoudiger Simon behandeld op dezelfde wijze - en in dezelfde toon - als de andere - heteroseksuele - verhoudingen in de roman. In andere woorden: als maar één van de verschillende manieren waarop de liefde zich uit. Bovendien wordt deze relatie niet door de auteur uitgekozen voor een speciale - tragische - behandeling. De relatie wordt gezien - zoals de homoseksualiteit in wezen is - als maar één deel van een groter geheel. Tijdens een gesprek tussen man en vrouw aan het begin van de roman wordt de relatie tussen Axel en Simon besproken op dezelfde wijze als al de andere relaties en als de vrouw de mening uit: ‘All queers do like trouble. I've never met one who didn't!’ wordt deze uitlating onmiddellijk door haar man gecorrigeerd met: ‘Any sentence beginning with “All queers” is pretty sure to be false.’ Op de mening ‘These queer friendships are so unstable’ komt de riposte:
That's simply because they run more hazards of an external social kind. Heterosexual relations would be just as unstable if it were not the institution of marriage and the procreation of children. But if people suit each other why shouldn't they stay together?
Op deze basis wordt de homoseksuele relatie met een grotere mate van evenwichtigheid behandeld en daardoor uit de overspannen sfeer gehaald waarin ze veelal - vooral als een probleem met tragische ondertonen en afloop - in de andere besproken romans wordt voorgesteld. Waarschijnlijk komt het verschil neer op het hogere peil van beschaving, waardoor in deze roman van Iris Murdoch het onderwerp eindelijk op een volwassen manier wordt benaderd.
|
|