| |
| |
| |
C.P. den Toom
Jong, joods en Amerikaans
Het oeuvre van Chaim Potok
De joods-Amerikaanse schrijver Chaim Potok (1929) heeft tot nu toe zeven boeken geschreven. Vanaf 1966 zijn met regelmatige tussenpozen zes romans van hem verschenen - respectievelijk The Chosen, The Promise, My Name is Asher Lev, In the Beginning, The Book of Lights en Davita's Harp - en een non-fictie werk getiteld Wanderings, een geschiedenis van de joden. Zijn gehele oeuvre is realistisch, toegankelijk en zeer onderhoudend geschreven.
Behalve in de Verenigde Staten zelf, heeft het werk van Potok de laatste jaren ook in ons land aan bekendheid en populariteit gewonnen. Niet in de laatste plaats is dit te danken aan de verfilming van The Chosen door Jeremy Paul Kagan en Edie en Ely Landau; de film lokte veel publiek naar de bioscopen. Verder zond de IKON enige jaren geleden een interessante documentaire uit over de auteur, waarin zowel op zijn werk als zijn persoonlijk leven werd ingegaan. Ten slotte is een aantal van zijn romans in het Nederlands vertaald.
Chaim Potok groeide op in New York als kind van een orthodox joods immigrantenechtpaar. Zijn ouders - beiden stamden uit oude Chassidische families - keerden aan het begin van deze eeuw de pogroms van Europa de rug toe en vestigden zich in de Verenigde Staten. Omdat vrijwel alle romans van Potok het verhaal vertellen van een jonge joodse jongen en zijn proces van volwassenwording tegen de achtergrond van het twintigste eeuwse Amerika, kunnen we spreken van een sterk autobiografische inslag in zijn werk.
In tegenstelling tot de andere joods-Amerikaanse schrijvers houdt Potok zich nadrukkelijk bezig met een subcultuur, namelijk die van het meer traditionele jodendom. Met name in zijn vroegste romans - nog het meest expliciet in The Chosen - wordt de wereld van de Chassidische joden geschilderd. Deze orthodoxe groep kenmerkt zich in haar leefwijze door een letterlijke interpretatie en een strikte naleving van de wetten van Mozes, waardoor zij voor buitenstaanders vaak als ‘wereldvreemd’ overkomt. De Chassidim zijn huiverig voor iedere aantasting van hun leer en hun rituelen, die zij als heilig beschouwen. Wat hun uiterlijk betreft kan men de mannelijke Chassidische joden gemakkelijk herkennen aan hun rituele haardracht (ongeschoren baard en ongeknipt krullend haar langs de oren) en hun rituele kleding (speciale onderkleding met franjes aan de vier hoeken).
Zelf behoort Potok tot de zogenaamde ‘conservative Jews’. Deze nemen de joodse feestdagen ook in acht en houden zich eveneens aan de wetten van Mozes, maar hanteren hierbij een minder letterlijke interpretatie, vooral wanneer het details van rituelen en uiterlijke zaken betreft. Verder staan zij intellectueel gezien veel meer open voor invloeden van buitenaf. Bij het bestuderen van de joodse geschriften - zoals de Talmoed en de Torah - accepteren zij bijvoorbeeld ook niet-joodse bronnen en commentaren, terwijl ze bovendien niet nalaten moderne wetenschappelijke methoden toe te passen. Ook deze ‘conservative Jews’ spelen in de boeken van Potok een belangrijke rol. Daarentegen krijgen de ‘liberal Jews’ - vrijzinnige joden, die qua leefwijze veel meer zijn geïntegreerd in de Amerikaanse maatschappij - slechts een marginale positie toebedeeld in zijn werk.
In de inleiding van Wanderings schrijft Potok over zijn romans: ‘the novels are about certain kinds of culture conflicts in the present’. Steeds bevinden de figuren in zijn werk zich in het spanningsveld tussen de eeuwenoude tradities en het rijke culturele erfgoed van het joodse geloof aan de ene kant, en de nieuwe verworvenheden van de Amerikaanse cultuur aan de andere kant. Het is tevens het conflict tussen de wens om deel uit te maken van een moderne wereldlijke maatschappij en de wens om toch als minderheidsgroep te blijven bestaan. Potoks orthodoxe joden leven in de Verenigde Staten in de twintigste eeuw, en dat kan hun geloof en hun leefwijze niet onberoerd laten. In de inleiding van Wanderings geeft de schrijver aan dat voor hem zelf - behorend tot die subcultuur - het steeds herzien en hervormen van zijn geloof de vorm aanneemt van het schrijven van romans.
Toch is het niet zo dat het werk van Chaim Potok slechts betrekking heeft op een specifieke bevolkingsgroep op een bepaald moment in de geschiedenis. Hij schrijft hierover in het slothoofdstuk van Wanderings: ‘the American Jew mirrors in microcosm the ongoing tension in western civilization between old loyalties and new ideas.’ Met andere woorden, het dualisme in de belevingswereld van de joodse Amerikaan is kenmerkend voor de gehele westerse beschaving. Zonder deze algemenere strekking zouden de romans van Potok waarschijnlijk nooit de belangstelling hebben genoten van een groot publiek.
Een terugkerend thema in zijn werk vormt het zoeken naar een zinvol bestaan in een gebroken wereld. In The Chosen zegt de vader van Rueven Malter het als volgt: ‘... it may be asked what value there is to a human life. There is so much pain in the world... A man must fill his life with meaning, meaning is not automatically given to life.’ Joden weten bij uitstek wat lijden betekent na eeuwen te zijn vervolgd; zij zijn de slachtoffers van pogroms en de holocaust. Herhaaldelijk herinnert Potok de lezer daarom aan deze - ook voor niet-joden - traumatische gebeurtenissen. Toch blijven zijn romanfiguren
| |
| |
naar positieve waarden zoeken. In The Book of Lights leert Gershon Loran de wereld van na de atoombom kennen. Hij ziet pijn en verdriet om zich heen en ervaart het leven na Hiroshima als verscheurd en krankzinnig. Aan het eind van het boek weet Gershon nog niet op welke manier hij hier zelf iets aan kan veranderen, maar hij zoekt verder. Potoks romans blijven zeker niet steken in negativisme.
Wat de vorm betreft, volgt de schrijver vrijwel steeds eenzelfde patroon. Bijna altijd - een uitzondering vormt The Book of Lights - is gekozen voor een verteller in de eerste persoon, zodat de lezer het proces van volwassenwording als het ware ziet door de ogen van het betrokken kind zelf. Op deze manier slaagt Potok erin de leefwereld van een joodse jongere in Amerika authentiek te laten overkomen. Een ander terugkerend formeel aspect is de onderverdeling in drie boekdelen; alleen In the Beginning kent deze niet. De afzonderlijke delen lijken fasen te suggereren in de ontwikkeling van de jongens, maar dit wordt niet echt duidelijk, zodat de vraag blijft of deze onderverdeling functioneel is.
In The Chosen (1966) - Potoks eerste roman - maken we kennis met Danny Saunders, een jonge Chassidische jood. De worsteling met zijn zeer orthodoxe achtergrond en zijn vriendschap met Rueven Malter, een ‘conservative Jew’, staan centraal in dit werk. De vriendschap tussen de jongens ontstaat na een honkbalwedstrijd (een typische Amerikaanse sport) tussen hun scholen, waarbij Danny Rueven ernstig oogletsel toebrengt door hem een bal in zijn gezicht te slaan. Het geheel speelt zich af tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog in New York, in de immigrantenwijk Brooklyn, Rueven is de verteller. Danny is streng opgevoed, wat gebruikelijk is onder de Chassidische joden, die niets moeten hebben van wereldse aangelegenheden. Bovendien blijkt de vader van Danny - die na de Russische Revolutie naar de Verenigde Staten is gekomen - niet zo maar een orthodoxe jood te zijn. Reb Saunders is ‘tzaddik’, dat wil zeggen de leider van de Chassidische sekte waartoe hij behoort. Een ‘tzaddik’ weet zich verantwoordelijk voor het welzijn van zijn volgelingen; aan de andere kant wordt van hen absolute gehoorzaamheid gevraagd. De Chassidim beschouwen de ‘tzaddik’ namelijk als een boodschapper van God, als een brug tussen de mensen en hun God, zoals Danny aan Rueven uitlegt. De sekte legt dan ook al haar vragen en problemen aan hem voor; zijn woord is wet. De vader van Danny is een heilige, een godheid voor zijn eigen groep.
Behalve een zeer dominante vader zit er voor Danny nog een ander belangrijk aspect aan het feit dat zijn vader ‘tzaddik’ is. Dez positie gaat over van vader op zoon. Maar de briljante Danny - hij heeft een fotografisch geheugen - bezit een brede belangstelling en heeft zich ondertussen ontwikkeld door het lezen van literatuur op velerlei gebied. Hierbij bevinden zich natuurlijk ook boeken die door de Chassidim verfoeid worden, bijvoorbeeld de werken van Freud. Al met al kan Danny zijn ogen niet meer sluiten voor de ideeëen die leven buiten de besloten Chassidische gemeenschap. Hij realiseert zich dat hij geen ‘tzaddik’ zou kunnen zijn en hij wil zijn jongere broer Levi het laten overnemen. Pas kort voor het verlaten van Hirsch College kan Danny er met zijn vader - in het bijzijn van Rueven - over praten, maar deze blijkt het dan al te weten. Hoewel het hem veel verdriet kost, accepteert Reb Saunders het; hij hoopt alleen dat Danny het orthodoxe joodse geloof trouw blijft.
Danny heeft tot op dat moment nooit echt met zijn vader kunnen praten. Reb Saunders heeft zijn zoon bewust opgevoed met stilte. Door niet met hem te spreken wilde hij Danny bewust maken van de pijn en het verdriet in de wereld, omdat een ‘tzaddik’ het lijden van zijn volk op zich moet nemen. Hij hanteerde deze oude Chassidische methode om de briljante Danny bij zijn intellectuele avonturen geen ‘verstand zonder ziel’ te laten worden, maar om mensen en hun verdriet te blijven geven. Deze voor beiden pijnlijke opvoeding is uiteindelijk geslaagd; volgens zijn vader heeft hij de ziel van een ‘tzaddik’. Danny gaat psychologie studeren met het doel om later mensen te kunnen genezen.
Chaim Potok (foto: Thomas Victor)
In schril contrast hiermee staat de opvoeding die Rueven van zijn vader krijgt. David Malter is leraar en schrijft artikelen; hij behoort tot de ‘conservative Jews’. Hij beantwoordt met geduld alle vragen van Rueven, en gaat in het algemeen op een zeer vertrouwelijke manier met zijn zoon om. Hij lijkt het prototype van de zogenaamde ‘gentle Jew’. Malter staat verder veel meer open voor invloeden van buitenaf, wat volgens hem onvermijdelijk
| |
| |
is in Amerika in de twintigste eeuw: ‘America is free. There are no walls here to hold back the Jews’. Zo gebruikt hij bij het bestuderen van de Talmud een wetenschappelijke methode, namelijk het reconstrueren van de oorspronkelijke tekst, iets dat door orthodoxe geleerden zeer beslist wordt afgewezen. Ondanks deze verschillen in achtergrond en opvoeding groeit er tussen Danny en Rueven vanaf het begin een oprechte en hechte vriendschap.
Net als in de latere romans van Potok komt de lezer regelmatig verwijzingen tegen naar de situatie in de wereld. In The Chosen worden na afloop van de Tweede Wereldoorlog de verhalen over de verschrikkingen van de concentratiekampen in Amerika bekend. Ook deze berichten zijn van invloed op de jongens. Ruevens vader geeft aan dat het nu de taak is van de Amerikaanse joden om de verloren gegane joodse cultuur weer op te bouwen. Tevens vindt hij - zoals eerder aangegeven - dat bij al het lijden in de wereld ieder mens moet proberen zijn leven inhoud te geven. Met deze boodschap gaat Rueven zijn toekomst tegemoet.
The Promise (1969) vormt in meerdere opzichten het vervolg op The Chosen. Potoks tweede roman speelt zich af in de jaren vijftig. Het klimaat in Brooklyn is orthodoxer geworden door de komst van een groot aantal Chassidische families die de concentratiekampen hebben overleefd. De school die Rueven bezoekt, wordt strenger doordat er nogal wat Oosteuropese leraren worden aangenomen. Deze conservatieve golf manifesteert zich ook op nationaal niveau; Mc. Carthy met zijn heksenjacht op communisten en de affaire met de Rosenbergs worden in The Promise met nadruk genoemd. Tegen deze veranderde achtergrond blijft de lezer het verhaal van Danny en Rueven volgen, waarbij de laatste weer als verteller fungeert.
Een belangrijk nieuw gezicht in deze roman is Michael Gordon. Rueven leert hem kennen via zijn nicht Rachel Gordon, met wie Rueven regelmatig uitgaat. Michael blijkt de zoon te zijn van Abraham Gordon, professor in de joodse filosofie aan dezelfde school waaraan Ruevens vader lesgeeft. Professor Gordon heeft zijn orthodoxe opvoeding ‘verloochend’ en probeert nu in zijn publikaties een nieuwe theologie op te bouwen als antwoord op de radicale vragen van deze moderne tijd. Streng orthodoxe joden hebben hem geëxcommuniceerd vanwege deze aantasting van de traditionele leer en - volgens hen - het jodendom in het algemeen. Rueven raakt gefascineerd door de vragen die de oprechte Gordon stelt, maar ook hij kan zijn radicale antwoorden niet aanvaarden; dat God in de verbeelding van de mensen zou zijn ontstaan, gaat hem te ver. Het feit dat Michael Gordon psychische problemen kent, heeft alles te maken met de controversiële positie die zijn vader in de joodse wereld inneemt.
Tussen Michael en Rueven ontstaat een band. Rueven is de enige persoon bij wie Michael zich op zijn gemak voelt, en aan wie hij zijn gevoelens toevertrouwt. Dat blijkt duidelijk wanneer ze voor de eerste keer samen gaan zeilen en Michael Rueven vertelt dat hij wolken kan lezen. Voor de anderen, zijn familie incluis, sluit hij zich volkomen af. Tijdens sessies met psychiaters verzet Michael zich tegen behandeling, zodat zijn ouders de hoop op genezing beginnen te verliezen. Via Rueven komen ze dan in contact met zijn vriend Danny, die ondertussen al naam heeft gemaakt met zijn werk in een psychiatrische kliniek. De Chassidische Danny neemt de zoon van de radicale Gordon onder behandeling.
Hier keert het thema ‘stilte’ weer terug. Danny begrijpt dat er een bijzondere methode moet worden toegepast om wezenlijk contact met Michael te krijgen en hem uiteindelijk te kunnen genezen. Na veel studie en overleg met de familie besluit hij een experiment uit te voeren; Michael zal eenzaam worden opgesloten. Danny wil op deze manier Michaels langdurige verzet tegen therapie doorbreken, ervan uitgaande dat hij de stilte niet meer zal kunnen verdragen. Desalniettemin is er pas sprake van een echte doorbraak wanneer Rueven op Michael begint in te praten, met name over zijn eigen problemen op school. Rueven was namelijk in conflict gekomen met Rav Kalman, een strenge orthodoxe leraar, die zijn moderne methoden en zijn contact met de familie Gordon aanvankelijk veroordeelde als zijnde in strijd met ‘true Yiddishkeit’. Uiteindelijk gaf Kalman toch toestemming voor Ruevens ‘micha’ (wijding tot rabbi), omdat hij zijn oprechtheid met betrekking tot het verdedigen van de Torah moest erkennen. Michael reageert; de impasse is doorbroken.
Het probleem waarmee Michael worstelt is haat. Welke waarde heeft een geloof dat haat veroorzaakt? Allereerst is er de haat van de orthodoxe joden ten opzichte van zijn vader vanwege zijn radicale opvattingen over de joodse godsdienst. Maar bovenal is het de haat bij Michael zelf ten opzichte van zijn vader, die het joodse geloof blijft verdedigen en zelfs blijft liefhebben, ondanks alle haat die het oproept. Het is typerend dat - niettegenstaande hun onoverbrugbare meningsverschillen - Abraham Gordon veel begrip heeft voor de stellingname van Rav Kalman na alles wat de laatste in de Tweede Wereldoorlog in Maidanek heeft meegemaakt. Michael had gehoopt dat Kalman Rueven's ‘micha’ zou weigeren, waardoor ook hij zijn vader zou gaan haten, en zij dit als vrienden gemeenschappelijk zouden hebben. Danny begreep Michaels probleem wel, maar kon het er zonder Ruevens hulp niet uitkrijgen, omdat Michael hem - een Chassidische jood - niet vertrouwde. Vriendschap speelt ook in The Promise een belangrijke katalyserende rol. My Name is Asher Lev (1972) is de derde roman van Chaim Potok. In tegenstelling tot de vorige twee romans eist de ikfiguur hierin wel de hoofdrol voor zich op. Asher Lev, geboren in 1943, vertelt over zijn jeugd en zijn ontwikkeling tot een beroemd kunstenaar. In hoeverre het boek een pseudo-autobiografie is, zoals de titel suggereert, zal hier niet worden besproken. Het grootste deel van het verhaal speelt zich - net als The Promise - af tijdens de jaren vijftig, de periode van de Koude Oorlog. My Name is Asher Lev vormt feitelijk een apologie of verweerschrift. De van oude Chassidische families afstammende Asher moet zich verdedigen voor het feit dat hij zijn leven aan de kunst heeft gewijd en dat doet hij door zijn levensverhaal te vertellen. Regelmatig krijgt As- | |
| |
her namelijk te horen dat (orthodoxe) joden geen kunst maken en dat zijn artistieke gave een
geschenk van de duivel zou zijn. Met name de Rebbe, de ‘tzaddik’, en zijn vader eisen in het begin dat hij zijn tijd niet langer verdoet met tekenen, maar meer aandacht besteedt aan zijn schoolwerk. Aanvankelijk twijfelt ook Asher zelf nog, zeker wanneer men op school vertelt over vervolgingen van Chassidim in Rusland, en zijn vader - die in het geheim naar Oost-Europa reist voor de Rebbe en werkzaam is voor een immigrantenorganisatie - vertelt over het tragische lot van de joden onder Stalin. Kan hij als jood zijn leven niet veel beter besteden door de ‘sitra achra’ (de andere kant, oftewel de vijand) te bestrijden? Toch kiest Asher voor de kunst. Zijn vader zal het nooit kunnen accepteren; de Rebbe, daarentegen, brengt hem in contact met Jacob Kahn, eveneens een joods kunstenaar. Het is de bedoeling dat deze hem gaat begeleiden op een zodanige manier dat Asher zijn geloof niet zal verloochenen. Onder leiding van Kahn wordt hij snel een groot kunstenaar. Natuurlijk moet hij steeds geboden overtreden om dat te bereiken, zoals het tekenen van naaktmodellen en het schilderen van madonna's, maar in zijn hart blijft hij trouw aan het jodendom. Tijdens studiereizen naar Europa - Rome, Florence, Parijs - geeft hij ook boodschappen af van zijn vader aan joodse families.
Aan het eind van de roman realiseert Asher zich dat zijn taak als jood in deze wereld juist op het gebied van de kunst ligt. Hij moet het leed op aarde op zijn eigen manier verbeelden: ‘Paint the anguish of all the world. Let people see the pain. But create your own moulds and your own play of forms for the pain. We must give a balance to the universe.’ Door middel van de schoonheid van zijn kunstwerken kan hij tegenwicht bieden aan de ellende van de wereld. Voor sommigen echter, kan dit uiterst pijnlijk zijn, en daarin schuilt de demonische kant van zijn gave. Asher ondervindt dit wanneer hij - op dat moment is hij reeds een topper op de Amerikaanse kunstmarkt - wordt geconfronteerd met de reactie van zijn ouders op zijn meesterwerken, de hoogst originele ‘Brooklyn Crucifixions’. Zijn vader en moeder herkennen zichzelf in de kruisigingsscènes en zijn zeer geschokt. Ook de Chassidische gemeenschap is verontwaardigd dat Asher als orthodoxe jood een kruisiging heeft geschilderd; de Rebbe vraagt hem te vertrekken.
Zowel in The Chosen als in My Name is Asher Lev kan men spreken van een amerikaniseringsproces. In deze beide romans schildert Potok hoe een jonge Chassidische jood volwassen wordt en zich daarbij elementen eigen maakt uit de westerse cultuur, waardoor hij langzamerhand geen geïsoleerde plaats meer inneemt in de Amerikaanse maatschappij. Asher Lev richt zich op de westerse - deels christelijke - artistieke traditie, vanwege het feit dat de joodse cultuur geen kunst kent, alleen kunstnijverheid. Anders dan Danny Saunders in The Chosen word Asher uiteindelijk wel verstoten uit de gemeenschap van de Chassidim; hij is zijn milieu ontgroeid, zonder het overigens te verwerpen. Het lijkt alsof zijn ‘mythic ancestor’, die in het boek herhaaldelijk aan hem verschijnt, hem hiervoor al had gewaarschuwd. Behalve bovengenoemd amerikaniseringsproces laat My Name is Asher Lev tevens op boeiende wijze zien hoe een jong tekentalent zich ontwikkelt tot een volwassen kunstenaar, en welke ideeën en invloeden hierbij een rol spelen. Veel van Ashers artistieke standpunten zouden die van de auteur Chaim Potok kunnen zijn.
In the Beginning (1975) - Potoks vierde roman - speelt zich voornamelijk af tegen de achtergrond van de periode voor de Tweede Wereldoorlog. David Lurie groeit op in de jaren twintig en dertig in New York, en maakt zo de ‘crash’ van 1929, de depressie-jaren en de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland mee. Pas in het laatste hoofdstuk breekt de Tweede Wereldoorlog uit. David is een ziekelijke orthodox joodse jongen; hij is de zoon van Max en Ruth Lurie, Poolse immigranten die hun land ontvlucht zijn na afschuwelijke vervolgingen. In the Beginning heeft de opgroeiende David als verteller. Het thema ‘geweld’ staat centraal in de roman. Allereerst is er het geweld van de ‘gojim’ (niet-joden) ten opzichte van de joden, oftewel het anti-semitisme. Dit uit zich niet alleen in pogroms in Polen - waar nog familie van de Luries woont - en in Duitsland onder Hitler. Ook in de Verenigde Staten is er sprake van jodenhaat. In New York slaan straatbendes openlijk joden in elkaar, en Father Coughlin maakt via de radio anti-semitische propaganda. David zelf is het slachtoffer van pesterijen en vernederingen van de kant van zijn katholieke landgenoot Eddie Kulanski en zijn neef. Al vroeg hoopt hij dan ook dat ‘God would make the world clean’.
Maar joden gebruiken eveneens geweld. Davids vader is voorman van de Am Kedoshim Society, een organisatie die in Polen omstreeks de Eerste Wereldoorlog werd opgericht om gewapend verzet te bieden bij jodenvervolgingen. Na de oorlog probeert men de gehele groep naar Amerika te halen om daar een nieuw en veilig bestaan op te bouwen. Max Lurie en enkele anderen arriveren als eersten; zij proberen door het zo goed mogelijk beleggen van hun geld middelen te verkrijgen om de achterblijvers over te laten komen. Hoewel de Am Kedoshim Society de ‘crash’ in eerste instantie niet lijkt te overleven, slaagt zij ten slotte toch in haar opzet. Het militante karakter van de organisatie blijft onveranderd. Wanneer er wordt gesproken over de toekomst van Palestina na de Tweede Wereldoorlog, staat Davids vader een militaire oplossing voor; hij ziet geen heil in onderhandelingen met de Britten. David heeft in toenemende mate moeite met het joodse geweld, hoe verklaarbaar ook.
David kiest een andere weg. Hij wil de vijand bestrijden met woorden: ‘some Jews fight with guns, other Jews fight with words’. Hij is van plan tijdens zijn verdere opleiding - na zijn wijding tot rabbi - de Bijbel te gaan bestuderen en daarbij de opvattingen van sommige niet-joodse commentaren te weerleggen, omdat zij de Torah willen ‘vernietigen’. Bovendien wil hij zijn oren niet sluiten voor wat oprechte ‘gojim’ aan joodse studies hebben toe te voegen; tijdens zijn opleiding zal hij van zowel joodse als christelijke leraren les krijgen. Echter, Davids geloofsgenoten begrijpen het niet en kunnen niet accepteren dat hij niet-joodse werken - en Duitse in het bijzonder - over hun heilige geschriften leest. David stelt
| |
| |
zich open voor invloeden van verschillende culturen en moderne methoden met het doel de Torah en het jodendom in het algemeen te verdedigen. Wanneer hij jaren later het concentratiekamp Belsen bezoekt, weet hij dat hij daarmee in een lange (familie) traditie van Torahlezers staat.
Juist naar de eerste vijf Bijbelboeken - de oorsprong van het joodse geloof - zal David onderzoek gaan verrichten. Hij wil de waarheid leren kennen over het begin van zijn volk; daarmee zal hij tevens zijn eigen leven als volwassene beginnen: ‘making your own beginning’. De titel van de roman benadrukt niet alleen het feit dat In the Beginning de jeugd van de hoofdpersoon optekent, maar ook het idee dat het proces van volwassenwording geen echt einde kent. David heeft een opdracht, dus zijn leven begint pas.
Met Wanderings (1978) heeft Chaim Potok een uitstapje op het terrein van de non-fictie gemaakt. Het is een goed gedocumenteerde en zeer leesbare geschiedenis van het joodse volk vanaf de tijd van Abraham tot heden. De ondertitel geeft reeds aan dat het boek de neerslag vormt van een persoonlijke visie op en een nauwe betrokkenheid bij het onderwerp: ‘Chaim Potok's History of the Jews’. De schrijver behandelt in dit werk de geschiedenis van zijn eigen volk en trekt daarbij ook lijnen naar deze tijd; met name gaat hij in op de taak van de joden in het hedendaagse Amerika. Als Amerikaanse jood en invloedrijk auteur kan Potok niet afzijdig blijven.
Het overgrote deel is gewijd aan daadwerkelijke chronologische geschiedschrijving; het is geschreven in vier boekdelen. Het eerste boek laat de joden zien ten tijde van de oude heidense culturen van Sumerië, Egypte, Kanaän en Babylonië (± 3500-540 v.Chr.). Boek twee behandelt het joodse volk onder de klassieke beschavingen van de Grieken en de Romeinen, en de Palestijnse periode (540 v.Chr.-647 n.Chr.). Het derde boek gaat over het jodendom onder de Islam en het Christendom (647-±1660). Boek vier, ten slotte, beschrijft het leven van de joden tijdens de moderne wereldlijke beschaving (1660-heden). Bij zijn onderzoek voor Wanderings heeft de schrijver gebruik gemaakt van de meest uiteenlopende bronnen en methoden om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de geschiedenis van het joodse volk in haar contact met andere volken en culturen. Hierbij schuwt de moderne wetenschapper Potok - waar nodig - kritiek op zijn eigen volk niet.
Behalve als historisch werk is Wanderings ook zeer interessant als achtergrond voor de romans. Zo keert een aantal elementen uit de joodse geschiedenis terug in Potoks fictie. Om te beginnen betreft dit het thema ‘vervolging en vlucht’. Door de eeuwen heen zijn de joden steeds opnieuw vervolgd, waarna ze telkens verder moesten trekken (vandaar de titel). Ook de joden in de Verenigde Staten, over wie Potok schrijft, zijn Europa ontvlucht vanwege vervolgingen en dit blijft in aanzienlijke mate hun leven in de ‘nieuwe wereld’ bepalen. Ten tweede moet het ‘leraar-leerling’ thema worden genoemd. Bij het joodse volk is kennis omtrent de joodse geschriften altijd rechtstreeks overgedragen, en zo ontstond er een vertrouwensrelatie tussen leraar - vaak een rabbi - en leerling. In vrijwel alle romans neemt deze speciale band een belangrijke plaats in, hoewel het natuurlijk ook een bron van conflict kan vormen, zoals in The Promise. Dit geldt eveneens voor de vader-zoon relatie, die in de sterk patriarchale joodse cultuur tot op zekere hoogte een soortgelijke rol vervult, en die in de meeste romans van Potok naar voren treedt.
Een derde element uit de geschiedenis van de joden is het idee dat de wereld moet worden gereinigd van de zonde - zodat de Messias zal kunnen komen - en dat dit de bijzondere opdracht van God aan het uitverkoren joodse volk is. De belangrijkste personen in de romans zijn daar terdege van doordrongen; ze zien de problemen van de wereld en trachten er op hun eigen wijze iets aan te doen, juist omdat ze joods zijn. Naast de bovengenoemde drie thema's komen in Potoks zes romans ook veel verwijzingen voor naar bijvoorbeeld individuele joodse geleerden en hun denkbeelden, bepaalde groepen joden en de verschillende joodse geschriften. Wanderings heeft daarover lezenswaardige achtergrondinformatie te bieden.
De toekomst van het jodendom, of de relevantie van de geschiedenis voor de joden van nu, komt aan de orde in de inleiding en het laatste deel van het vierde boek van Wanderings. Volgens Potok is zijn volk bezig een derde joodse beschaving te creëren met als kenmerk een sterk bewustzijn van de eigen identiteit. Ondanks Auschwitz gelooft de auteur rotsvast in een toekomst voor zijn volk: ‘Yes, we will continue to be the other, to hold our own view of things. Yes, we are a single people, capable of loving our separate lands as well as Israel... Yes, there will be peace one day. Yes, we will renew our people.’ Deze positieve verwachting geldt voor de joden overal ter wereld, niet alleen voor degenen die in Israël leven. Zo typeert Potok zichzelf niet alleen als jood, maar ook als Amerikaan; het is veelzeggend dat de eerste zin van Wanderings als volgt luidt: ‘I am an American, a Jew.’ Met dit werk maakt de schrijver meteen duidelijk waar hij staat.
The Book of Lights (1981) - Potoks vijfde roman - speelt zich net als The Promise en My Name is Asher Lev af tijdens de jaren vijftig van deze eeuw, maar nu is Korea en niet de Verenigde Staten voor een belangrijk deel plaats van handeling. Aanleiding hiervoor is het feit dat de hoofdpersoon kapelaan wordt in het Amerikaanse leger tegen het einde van de Korea-oorlog. Dit is zonder twijfel een autobiografisch gegeven; Chaim Potok bekleedde dezelfde functie tussen 1955 en 1957. Het meest opvallende aan de roman blijft echter de keuze voor een verteller in de derde persoon in tegenstelling tot de andere romans. Hoewel het zeker geen mislukt experiment mag worden genoemd, blijft het hierbij en zal Potok met Davita's Harp weer terugkeren tot een verteller in de eerste persoon.
In The Book of Lights volgt de lezer Gershon Loran. Hij verliest op jonge leeftijd zijn ouders - bij een vuurgevecht in Palestina - en brengt zijn jeugd door bij zijn oom en tante in New York. Hij krijgt een orthodoxe opvoeding; de scholen die hij bezoekt hebben veel Chassidische leerlingen. Gershon blijkt een briljante student, maar weet
| |
| |
na zijn opleiding niet of hij rabbi wil worden of voor de wetenschappelijke richting zal kiezen. Bovendien weigert zijn vriendin Karen zo vroeg reeds trouwplannen te maken. De mogelijkheid om als aalmoezenier naar Korea te gaan vormt dan ook een welkome afleiding. Hij is verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van de joodse soldaten in het Amerikaanse leger en dat gaat hem wonderwel af. Tijdens zijn verblijf in Korea bezoekt Gershon - met zijn vriend Arthur Leiden - ook de Japanse steden Kyoto en Hiroshima.
Centraal staat het probleem van de kernbewapening en de verantwoordelijkheid van de joden daarbij. Op twee verschillende momenten blijkt dit het meest duidelijk. Tijdens de diploma-uitreiking op zijn school zijn naast president Truman ook de joodse atoomfysici Albert Einstein, Edward Teller, Enrico Fermi en Charles Leiden - Arthurs vader - aanwezig. De bejaarde Einstein zegt in zijn toespraak dat het vervaardigen en inzetten van de atoombom - onder andere met medewerking van hem en de andere joodse geleerden - misschien gerechtvaardigd was, maar dat het de mensheid in moreel opzicht voor altijd heeft getekend. Het middel om deze fout enigzins recht te zetten is het bedrijven van liefdadigheid, bijvoorbeeld het steunen van het onderwijs. Gershon, die in dit kader een prijs krijgt, beseft welke ingrijpende betekenis kernwapens voor de wereld hebben.
Later treedt met name de kwestie van de joodse medeverantwoordelijkheid op de voorgrond. Gedurende hun verblijf in Korea bezoeken Gershon en Arthur herhaaldelijk Japan. Arthur heeft enorm veel moeite met het feit dat zijn vader bij de ontwikkeling van de atoombom was betrokken en dit drijft hem bijna tot waanzin. Hij bezoekt Hiroshima om de resultaten van de vernietiging te bekijken en boete te doen. Ook Gershon komt onder de indruk van de puinhopen van de stad die het symbool is geworden van een gebroken wereld. Samen zeggen de vrienden het ‘kaddish’, het traditionele joodse gebed voor het herdenken van de doden, als bevestiging van het bestaan van God in de duisternis van het bestaan. Natuurlijk is kernbewapening geen specifiek joodse aangelegenheid, maar - zoals Arthurs vader zegt - ‘no one is on more familiar terms with the heart of the insanity in the universe than is the Jew’. Na de eeuwenlange vervolgingen en de holocaust heeft het probleem voor hen een extra dimensie.
De jood Gershon Loran zoekt verder naar een eigen weg om het lijden van de wereld te verzachten. Na Korea besluit hij voorlopig de Kabbalah, het geschrift van de mystieke richting van het joodse geloof, te gaan bestuderen bij professor Keter in Tel Aviv. De kabbalistiek heeft hem altijd erg aangesproken vanwege de belangrijke rol voor de religieuze verbeelding; zelf had Gershon ook regelmatig visioenen. Het wereldbeeld is evenzeer het zijne: een puzzel in vele stukjes of een raadsel dat moet worden opgelost. Bij zijn zoeken naar betekenis zal het ‘licht’ hem moeten leiden. Steeds in zijn leven wordt Gershon geconfronteerd met licht, of het nu het licht van sterren in een heldere nacht, het terugkeren van het woord licht in kabbalistische geschriften, of het ‘dodelijke licht’ van de atoombom betreft. Daarom ook staat de roman van begin tot eind bol van beelden van licht, en vormt de ‘book of lights’ een treffende omschrijving van dit werk.
Davita's Harp (1985) is Chaim Potoks meest recente en tot nu toe meest opmerkelijke roman. Voor de eerste keer heeft de schrijver namelijk gekozen voor een vrouwelijke verteller - in de persoon van Davita Chandal - met alle mogelijkheden van dien. Bovendien komt zij niet uit een orthodox joods gezin, zoals de jongens in de voorgaande romans. Dit lijkt een interessante ontwikkeling in het werk van Potok aan te duiden.
Davita's Harp speelt zich voornamelijk af in de jaren dertig met op de achtergrond de Spaanse Burgeroorlog. Davita groeit op in New York als kind van actief communistische ouders, Michael en Channah Chandal. Haar vader komt uit een christelijke familie en haar moeder is van joodse afkomst, maar ze wordt niet religieus opgevoed. Thuis vinden vaak bijeenkomsten plaats van de communistische partij, waar klachten over worden ingediend, zodat het gezin nogal eens moet verhuizen. Haar vader gaat als journalist naar Spanje om de Burgeroorlog te verslaan en komt om bij het bombardement op Guernica. Later hertrouwt de moeder van Davita met Ezra Dinn, een weduwnaar en orthodoxe jood, van wie ze een dochter krijgt. Ze heeft haar werkzaamheden voor de communisten dan reeds lang gestaakt.
Het proces van volwassenwording houdt bij Davita juist in dat ze zich steeds meer voor het joodse geloof gaat interesseren. Eerst is die belangstelling nog intuïtief, wanneer ze voelt dat bidden haar zorgen verlicht, of wanneer ze bij hun joodse buren in aanraking komt met hun manier van leven. Daarna, als Davita op een joodse school (‘yeshiva’) zit, gaat ze veel bewuster op zoek naar haar wortels door het bestuderen van joodse geschriften. Een figuur die haar in het bijzonder aanspreekt is de geleerde Akiva (±50-132 n.Chr.), die streed voor gerechtigheid voor arme mensen. Davita voelt zich ondertussen niet meer zo direct betrokken bij de gebeurtenissen in Spanje als vroeger, alhoewel ze flauwvalt bij het zien van de ‘Guernica’ van Picasso. Haar gevoel voor sociale rechtvaardigheid heeft ze behouden.
In Davita's Harp komt nog een ander aspect van het thema rechtvaardigheid aan de orde. Potok onderwerpt met deze roman - die hij heeft opgedragen aan zijn moeder en schoonmoeder - de positie van de vrouw in de (patriarchale) joodse gemeenschap aan een nader onderzoek. Wanneer Davita joodse diensten in de synagoge gaat bijwonen, zegt ze het ‘kaddish’ voor haar overleden vader. Traditioneel wordt dit gebed alleen door mannen uitgesproken - hoewel het voor vrouwen niet expliciet verboden is - en ze baart daarom nogal opzien. Later neemt haar moeder dit ritueel van haar over, wat de orthodoxe gemeenschap dwingt in een gebedsruimte een provisorische scheidingswand aan te brengen, omdat mannen en vrouwen nu eenmaal gescheiden dienen te worden. Hierover zegt Davita: ‘walls are laws to some people, and laws are walls to others.’ Soms sluiten de joodse wetten vrouwen uit.
Davita zelf ervaart op pijnlijke wijze wat het betekent om vrouw te zijn in de joodse cultuur. Naar aanleiding van haar uitstekende studieprestaties krijgt ze twee prij- | |
| |
zen bij de diploma-uitreiking, maar de Akiva Award voor de beste student wordt haar ten onrechte onthouden. Iedereen weet dat ze deze prijs heeft verdiend en haar klasgenoot Rueven Malter - die hier een zeer korte rentree maakt - weigert deze dan ook resoluut. Men zegt dat de ‘yeshiva’ een slechte naam zou krijgen, als algemeen bekend zou worden dat een meisje de beste van de school is. Deze onrechtvaardige behandeling zal van grote invloed zijn op het verdere leven van Davita; ze zal een openbare ‘high school’ bezoeken uit onvrede met het joodse onderwijs. Toch keert ze de joodse wereld niet de rug toe: ‘Be discontented with the world. But be respectful at the same time.’ Respect en ontevredenheid met betrekking tot het onrecht in het leven zullen haar toekomst bepalen.
Potok lijkt in Davita's Harp eveneens een pleidooi te houden voor de verbeelding. Davita krijgt tijdens haar jeugd veel verhalen te horen, onder andere sprookjes en verhalen over de Amerikaanse pioniersvrouwen, die diepe indruk op haar maken. Verder leert zij de verbeeldingswereld kennen van de joodse schrijver en huisvriend Jakob Daw, die zijn ervaringen uit het verleden met pogroms in mysterieuze, sprookjesachtige vertellingen omzet. Zelf ontdekt Davita de waarde van de verbeelding bij het bestuderen van de joodse geschriften. Het lukt haar tegenstrijdigheden in teksten en commentaren op te lossen met behulp van haar verbeelding. Bovendien gebruikt ze literatuur bij het maken van haar door anderen hoog gewaardeerde werkstukken, zoals 1919 van John Dos-Passos, wat overigens niet door alle leraren op de juiste waarde wordt geschat. Aan het eind van het boek lezen we hoe Davita haar nieuwe zusje Rachel een verhaal begint te vertellen om zo de verbeeldling levend te houden. Al met al kan worden geconstateerd dat het werk van de joods-Amerikaanse auteur Chaim Potok zich na Wanderings in een interessante richting heeft bewogen. De laatste twee romans, The Book of Lights en Davita's Harp, kunnen niet in de laatste plaats minder voorspelbaar worden genoemd door een afwijkende ‘point of view’. Een ander kenmerk - van met name zijn meest recente boek - dat in dit opzicht van positieve betekenis is, betreft de ruimere aandacht voor de ideeën en levenswijze van niet-orthodoxe Amerikaanse joden. De ontwikkeling maakt dat de lezer met spanning uitziet naar de volgende roman van Potok.
Een kritische kanttekening moet worden geplaatst bij de keuze van de hoofdpersonen in de romans. Potok heeft steeds de ‘novel of education’ als model genomen; het proces van volwassenwording staat centraal, en een groot deel van elke roman speelt zich af op school. Hier blijken de joodse jongens en het joodse meisje vrijwel zonder uitzondering briljante leerlingen te zijn. Het valt te begrijpen dat Potok - die een doctorsgraad in de filosofie heeft - de scènes op de scholen benut om verschillende joodse ideeën te etaleren en tegen elkaar uit te spelen, maar het wordt op den duur eentonig om slechts te lezen over de jeugd van veelbelovende joden. Ze zijn jong, joods en Amerikaans; toch kunnen het niet allemaal ‘winners’ zijn.
Chaim Potok is behalve een vooraanstaand persoon in de joodse gemeenschap in de Verenigde Staten, ook een gerespecteerd romanschrijver. Met zijn zes realistische romans en zijn boeiende geschiedenis van het joodse volk weet hij terecht een breder publiek te interesseren voor de leefwijze en het culturele erfgoed van zijn volk. Ook actuele en meer algemene problemen krijgen hun plaats in zijn werk. Chaim Potok mag dan misschien niet zo'n sensationele joods-Amerikaanse schrijver zijn, vakmanschap en oprechtheid kunnen hem in ieder geval niet worden ontzegd.
|
|